S. Colijn, H. Snijders, M. Thunnissen, S. Bögels & W. Trijsburg (red.). Leerboek psychotherapie. Utrecht: de Tijdstroom. 992 pp., € 79,–

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn, Stafleu van Loghum 2011
10.1007/s12485-011-0022-5

GELEZEN

S. Colijn, H. Snijders, M. Thunnissen, S. Bögels & W. Trijsburg (red.). Leerboek psychotherapie. Utrecht: de Tijdstroom. 992 pp., € 79,–

Germain Lietaer1

(1) 

: 30  2012


emeritus professor van de K.U. Leuven

Binnen de tendens naar integratie in de psychotherapie verscheen in het Nederlands taalgebied vroeger reeds het losbladig ‘Handboek integratieve psychotherapie’ (Trijsburg, Colijn, Collumbien & Lietaer, 1998–2005) en het ‘Leerboek integratieve psychotherapie’ (Colijn, Snijders & Trijsburg, 2003). Het ‘Leerboek psychotherapie’ dat nu ter recensie voorligt, kan gezien worden als een vervolg daarop. Het gaat om een dikke kanjer van 992 bladzijden, bestaande uit 76 (deel)hoofdstukken, waaraan 71 auteurs – allen experts in hun eigen domein – hebben meegewerkt.

De grote verdienste van dit leerboek ligt naar mijn mening in het feit dat het omeen gerijpte synthese gaat van het vroegere werk. Het boek biedt een genuanceerde integratieve visie op de body of knowledge van de nu ongeveer honderd jaar bestaande westerse psychotherapietraditie alsook een evenwichtig kader waarbinnen de verworvenheden uit de vier grote therapeutische paradigma’s (psychoanalytisch-psychodynamisch, cliëntgericht-experiëntieel, cognitief-gedragstherapeutisch en systemisch) een plaats krijgen. Het is vooral in hoofdstuk 1 en 3 dat de redacteuren hun visie en benadering uit de doeken doen. Ziehier – in een notendop – enkele centrale aspecten.

In hun generalistische opvatting van psychotherapiemaken de redacteuren geen of/ of-maar en/en-keuzes, hetgeen zij plastisch omschrijven als the best of both worlds:
 
Psychotherapie is kunde én kunst;
 
Psychotherapie betreft zowel inhoud en methode als relationeel proces;
 
Psychotherapie drijft op universele én specifieke therapiefactoren;
 
Psychotherapie is klachtgericht én persoonsgericht;
 
Psychotherapie is programmatisch/ protocollair én open-exploratief;
 
In het therapiebedrijf is economische waarde relevant, maar tegelijkertijd de waardigheid van de patiënt als mens.
Verder ordenen zij de veelheid aan kennis en kunde niet op basis van de therapeutische scholenmaar op basis van zeven cruciale componenten van het psychisch functioneren, die aangrijpingspunten kunnen zijn voor psychotherapeutisch interveniëren. Deze componenten zijn:
 
De ontwikkelingscomponent: samenspel tussen biologische rijping en omgevingsinvloeden;
 
De neurobiologische component: de wisselwerking tussen biologisch-genetische blauwdruk en de omgeving;
 
De affectieve component: typen emoties en emotieregulatie;
 
De cognitieve component: geheugen, werkschema’s, cognitieve schema’s, basisassumpties;
 
De interpersoonlijke component: het zelf en de objectrelaties; verbondenheid en autonomie;
 
De gedragscomponent: stimulus en respons, functieanalyse;
 
De systemische component: structuren, interacties, fasen en generaties.

Het gaat hierbij dus om een thematische opbouw, die schooloverstijgend en nieuw is. Maar de inhoud stamt uit de verschillende therapeutische tradities en is grotendeels vertrouwd. De redacteuren beklemtonen dat deze componenten onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, dat het in feite gaat om een raderwerk waarin verandering in de ene component onontkoombaar ook verandering in de andere componenten teweegbrengt. Deze verstrengeling van componenten komt tot uiting in wat door het ganse boek heen wordt geformuleerd als de kern doelstelling van psychotherapie: het beïnvloeden van rigide, disfunctionele vooronderstellingen over zichzelf en anderen in de richting vanmeer flexibiliteit zodat de persoon adaptief kan reageren als de situatie het vereist. Dit kernproces van verandering wordt in de verschillende oriëntaties weliswaar anders benoemd – het herstructureren van werkschema’s, zelfobjectrepresentaties, interne werkmodellen, emotioneel-cognitieve schema’s, basale assumpties, life script enzovoort – maar de overlapping is groot en steeds wordt de vervlochtenheid beklemtoond van emotie, cognitie en gedrag. De hier geschetste theoretische peilers van hun integratief-generalistische visie laten de redacteuren toe de bijdragen uit de verschillende tradities op een harmonieuze wijze te ordenen en verbinden, met veel aandacht voor de gemeenschappelijke factoren en voor de complementariteit (in plaats van onverenigbaarheid) van specifieke factoren.

Het boek bestaat uit drie delen – Theorie, Praktijk en Professie – waarvan het praktijkgedeelte ongeveer tweederde van het aantal pagina’s inneemt.

Deel 1 Theorie bestaat uit drie subdelen. In het eerste subdeel – Normaal en verstoord psychisch functioneren – wordt in vogelvlucht de stand van zaken weergegeven in de verschillende vakgebieden die ideeën leveren over het psychisch functioneren van mensen, geordend op basis van de zeven hierboven vermelde componenten; steeds wordt hierbij aandacht besteed aan het onderscheid tussen normaal en verstoord psychisch functioneren.

In het tweede subdeel komen de ‘Fundamenten van de psychotherapie’ aan bod, factoren die in elke vorm van therapie belangrijk zijn: de attitude van de therapeut, de veranderingsprocessen bij de patiënt, de universele therapiefactoren, de therapeutische relatie en de werkalliantie, en de sociale context van therapie.

In het derde subdeel ligt de focus op de theorie van veranderingen, het intentioneel beïnvloeden van psychische veranderingsprocessen; hierbij worden de thema’s uit subdeel 1 weer opgepakt (met uitzondering van de ontwikkelingspsychologie en de neuropsychologie).

Deel 2 Praktijk bestaat uit vier subdelen:

Subdeel 1. Diagnostiek en taxatie: het professionele oordeel over de patiënt (intrapersoonlijk, gedragsmatig, interpersoonlijk en systemisch) en diens behandelingsproces.

Subdeel 2. Interventies in de praktijk: het voeren van een psychotherapeutisch gesprek en van een therapeutisch groepsgesprek, het hanteren van de therapeutische relatie; affectieve, cognitieve en gedragsregulatie; omgang van de therapeutmet zichzelf, overdracht en tegenoverdracht.

Subdeel 3. Richtlijnbehandelingen, in het bijzonder de behandelvormen die in de Nederlandsemultidisciplinaire richtlijnen zijn opgenomen voor stemmings-, angst- en persoonlijkheidsproblematiek. Hierbij aansluitend worden ook enkele ‘veelbelovende’ behandelvormen besproken en wordt het subdeel afgeslotenmet een reflectie op de integratiemogelijkheden van de verschillende richtlijnbehandelingen en een hoofdstuk over het afwijken van de richtlijnen wanneer de protocollaire richtlijnbehandelingen geen oplossing bieden.

Subdeel 4. Psychotherapie bij specifieke doelgroepen, met name: kinderen en jeugdigen, (echt)paren, ouderen, ‘cultureel anderen’ en verstandelijk gehandicapten.

Deel 3. Professie behelst hoofdstukken over de geschiedenis van de psychotherapie, juridische en ethische aspecten van de beroepsuitoefening, de opleiding tot psychotherapeut, psychotherapiesupervisie en leertherapie.

Het zou onbegonnen werk zijn de verschillende subdelen van het leerboek –met hun vele (deel)hoofdstukken – afzonderlijk te bespreken. Ik beperkme tot een aantal bedenkingen vanmeer algemene aard:
 
De didactiek van het leerboek is degelijk verzorgd. De 76 bijdragen zijn bondig en helder geschreven, meestal (zij het niet altijd) met voldoende aandacht voor casuïstiek, met korte besprekingen van onderzoeksoverzichten, met kruisverwijzingen naar andere hoofdstukken in het boek, met aanbevolen literatuur voor verdere verdieping, en waar zinvol met praktijkoefeningen en opdrachten.
 
Ook al bestrijkt het boek op vrij uitputtende wijze het ganse domein van de psychotherapie, toch heeft de redactiemisschien enkele steken laten vallen. Zo zou een hoofdstukje over de existentiële dimensie van psychotherapie inmijn ogen niet misstaan hebben. Eenmaal wordt daar wel naar verwezen (p. 791), maar het onderwerp had toch iets meer aandacht verdiend. Hetzelfde geldt voor de benaderingen van het actiegerichte en nonverbale type (zoals psychodrama, lichaamsgerichte procedures, creatieve therapie enzovoort); zeker binnen de residentiële sector worden deze methoden dikwijls gebruikt als bijkomende invalshoeken van therapeutisch interveniëren. In een boek over psychotherapieintegratie was ook een hoofdstuk over integratie van onderzoeksmethoden op zijn plaats geweest. Nu overwegen toch de bevindingen uit het RCT outcomeonderzoek. Een meer pluralistische visie – met, naast de randomized clinical trial, de open clinical trial, het process-outcomeonderzoek, het meervoudig case design en het intensief onderzoek van specifieke deelprocessen (Lietaer, 1993) – zou het integratieve karakter van het leerboek nog versterkt hebben en een evenwichtiger licht geworpen hebben op de effectiviteit van heel wat bonafide therapievormen.
 
In het leerboek worden de richtlijnbehandelingen beschreven die in de Nederlandsemultidisciplinaire richtlijnen zijn opgenomen. Dit is een realistische politiek-professionele keuze en het siert de redactie dat zij hierbij de nodige kritische zin en genuanceerdheid aan de dag heeft gelegd, in het bijzonder in de hoofdstukken ‘Richtlijnen en protocollen, kracht en beperkingen’ en ‘Psychotherapie als de richtlijnen geen oplossing bieden’. Hierdoor wordt ermeer openheid geschapen voor de persoonsgerichte therapievormen, is het niet als ‘eerste-stapskeuzes’ dan toch als ‘vervolgalternatieven’. Maar misschien hadmen zich in dit verband ook wat breder kunnen laten inspireren door wat de APA (divisie 12) aangeeft als empirisch ondersteunde therapievormen. Zo worden de emotion-focused therapie voor depressie en voor partnerrelatietherapie in dit leerboek onder de ‘veelbelovende’ behandelvormen gerangschikt, terwijl ze door de APA een trapje hoger als empirically supported worden gecategoriseerd (Elliott & Freire, 2010; Sexton, Alexander & Mease, 2004) –maar misschien zijn deze oprispingen gekleurd door de hechtingsgeschiedenis van de recensent?
 
Dit lijvige leerboek is natuurlijk niet bedoeld omin één ruk uitgelezen te worden. Wij raden de lezer aan zich eerst vast te bijten in hoofdstuk 1 en 3: deze hoofdstukken bieden hem/haar een helder inzicht in de visie van de redactie en de daaruit voortvloeiende structuur van het boek. Verder kan de lezer hoofdstukken ‘plukken’ al naar gelang de interesse en de noden van hetmoment. Het boek verschaft een goudmijn aan informatie. Dit sluit echter niet uit – het kon ook niet anders – dat sommige hoofdstukken (vooral in het praktijkgedeelte) zeer bondig zijn en om verdere concretisatie vragen. De auteurs verwijzen dan ook geregeld naar literatuur waarin de procedures en behandelvormen uitgebreider beschreven worden.
 
Tot slot: de redactie is volgensmij volop geslaagd in haar opzet ‘de onmisbare kennis over psychotherapie samen te vatten en te ordenen.’Het boek is een magnum opus, een soort ‘Dikke van Dale van de psychotherapie’ voor de Lage Landen. Het is bijzonder welkom binnen de groeiende tendens naar integratieve vormen van psychotherapie en integratief-gekleurde opleidingsprogramma’s. Zoals al een kleine tien jaar geleden bleek uit een enquête in Nederland en Vlaanderen (Lietaer, Van Broeck, Dekeyser, Stroobants & Trijsburg, 2005; Trijsburg, Lietaer, Dekeyser & Colijn, 2005) is een meerderheid van therapeuten uit de vier hoofdoriëntaties ervan overtuigd dat ‘op termijn meer integratieve behandelingsvormen de overhand zullen krijgen, terwijl de afzonderlijke scholen daarbij een rol op de achtergrond zullen spelen.’Het boek is echter niet enkel welkom voor integratief georiënteerde therapeuten. Ook voor monomethodisch georiënteerde therapeuten biedt het een grondlaag van noodzakelijke achtergrondkennis, waaruit eventueel ingrediënten geselecteerd kunnen worden ter partiële assimilatie in de eigen manier van werken.

germain lietaer is emeritus professor van de K.U. Leuven, met als onderzoeksdomeinen: cliëntgerichtexperiëntiële psychotherapie en procesonderzoek in individuele en groepspsychotherapie.


Literatuur

Colijn, S., Snijders, J.A., & Trijsburg, R.W. (red.). (2003). Leerboek integratieve psychotherapie. Utrecht: De Tijdstroom.
 
Elliott, R., & Freire, E. (2010). The effectiveness of person-centered and experiential psychotherapies: A review of the meta-analyses. In M. Cooper, J.C. Watson, & D. Hölldampf (Eds), Person-centered and experiential therapies work. A review of the research on counseling, psychotherapy and related practices (pp. 1–15). Ross-on-Wye, UK: PCCS Books.
 
Lietaer, G. (2003). De empirische ondersteuning van experiëntieel-humanistische psychotherapieën: Stand van zaken en taken voor de toekomst. Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie, 4, 4–25.
 
Lietaer, G., Van Broeck, N., Dekeyser, M., Stroobants, R., & Trijsburg, W. (2005). Profiel van de therapeut in België. Deel 2. Werkstijl, visies en attitudes ten aanzien van inhoudelijke aspecten van het beroep. Tijdschrift Klinische Psychologie, 35, 30–49.
 
Sexton, T.L., Alexander, J.F., & Mease, A.L. (2004). Levels of evidence for themodels and mechanisms of therapeutic change in family and couple therapy. In M.J. Lambert (Ed.), Bergin and Garfield’s Handbook of psychotherapy and personality change (pp. 590–646). New York:Wiley.
 
Trijsburg, R.W., Colijn, S., Collumbien, E.C.A., & Lietaer, G. (red.) (1998–2005), Handboek integratieve psychotherapie. Utrecht: De Tijdstroom.
 
Trijsburg, R.W., Lietaer, G., Dekeyser, M., & Colijn, S. (2005). Psychotherapie-integratie in Nederland en Vlaanderen: bevindingen uit een enquêteonderzoek. In R.W. Trijsburg, S. Colijn, E.C.A. Collumbien, & G. Lietaer (red.), Handboek integratieve psychotherapie (I 1.1, pp. 1–25). Utrecht: De Tijdstroom.
 
Naar boven