Inleiding

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 2010
10.1007/BF03096123
Inleiding

Els Van Daele

: 3  2012



Tegen alle geplogenheden in wil ik deze inleiding beginnen met een waarderend woord voor de mensen die zich tijdens de afgelopen jaren de uitdaging en de moeite getroost hebben om een boek te lezen over psychotherapie en meer nog, om daar vervolgens een kritische en pittige recensie over te schrijven bestemd voor de lezers van dit tijdschrift. Boekbesprekingen helpen de lezer om niet voor de hand liggende maar mogelijk interessante en goed geschreven boeken te selecteren. Het is mij in ieder geval al meer dan eens gebeurd dat ik, aangespoord door het lezen van een bespreking in dit tijdschrift, het boek niet alleen kocht maar ook de tijd nam om het te lezen. Ik hou er een tevreden gevoel aan over.

Naast een therapeutische opleiding, praktijk en supervisie vind ik overigens dat het lezen van romans, poëzie en vakliteratuur een aangename manier is om meer te leren, zowel over de gewone als over de ongewone aspecten van menselijke problemen. Ik lees meestal met een potlood in mijn hand en onderstreep bepaalde zinnen of woorden die mij op een of andere manier opvallen. In feite oefen ik al lezend een gesprek met de auteur, met één van de personages in het boek of met mezelf. In psychotherapie gaat het immers niet alleen over de relatie van de therapeut met de cliënt maar zeker ook over de relatie van de therapeut met zichzelf. Al lezend leer ik mijn aandacht niet alleen te concentreren op het probleem of op schijnbaar belangrijke of juist onbelangrijke aspecten, maar moet ik mijn perspectief ook regelmatig verbreden om het overzicht te houden en het geheel te begrijpen. Ik leef me in, leer omgaan met toevallige en onheilspellende gebeurtenissen en ervaar verschillende soorten intense emoties. Ik kan, ongehinderd door enige censuur, ongewone vragen stellen en al dan niet plezierige opmerkingen maken bij het doen en laten van de personages. Ik denk dat Grunberg (2007, p. 342) gelijk heeft als hij schrijft: ‘Je hoort vaak dat de schrijver iets van zich af moet schrijven, maar als Proust gelijk heeft dat de lezer zichzelf leest (en ik geloof dat Proust daarin gelijk heeft), dan is het de lezer die iets van zich af moet schrijven, van zich af moet lezen. De verhouding tussen lezer en schrijver kan worden vergeleken met die tussen patiënt en therapeut. De lezer is ziek en moet genezen.’

Voor u ligt een nieuw nummer van het Tijdschrift voor Psychotherapie met drie bijdragen over psychotherapie waarin het belang van emoties en van de relatie tussen therapeut en cliënt op verschillende manieren aan de orde gesteld wordt. Emoties kunnen een onvoorspelbare en wanordelijke invloed hebben op het dagelijkse en professionele leven van cliënten en hulpverleners. Ik kan me therapie trouwens niet voorstellen zonder op een bepaalde manier emotioneel te zijn. Emoties maken de cliënt maar ook de therapeut bijzonder kwetsbaar en alert maar zonder een zeker gehalte aan emoties zou psychotherapie een schrale bezigheid zijn.

In de twee hoofdartikelen kunt u lezen hoe emoties van de therapeut en van de cliënt niet louter irrationele en impulsieve krachten zijn maar integendeel waardevolle richtingaanwijzers, die het therapeutische denken, voelen en handelen kunnen begeleiden naar de doelen die voor de cliënt van wezenlijk belang zijn.

Er staat veel op het spel wanneer therapeuten hun eigen belevingen en relationele behoeften, die zich ongetwijfeld tijdens een therapie ontwikkelen, onder de loep durven nemen. Dogan en Stinckens beschrijven hoe een therapeute haar cliënte ongeschonden doorheen een mijnenveld van emoties loodst. Het dynamiet onder deze emoties gaf aanleiding tot verschillende alliantiemoeilijkheden, maar de volgehouden exploratie en doorwerking van deze moeilijkheden had een ontmijnend effect.

Vervolgens leest u een verslag van Boekholt, Van Broeckhuysen en Bloemsaat over een bescheiden maar waardevol empirisch onderzoek, waarin getoetst werd of en hoe bewustwording van de eigen gevoelsreacties van de therapeut de door de cliënt ervaren werkalliantie beïnvloedt. Het is opvallend dat een gunstig effect op de beleving van de werkalliantie al optreedt louter en alleen door het invullen van het meetinstrument door de therapeut.

Forum opent met een ‘manifest’ van een paar vooraanstaande Nederlandse psychotherapeuten die pleiten voor een comeback van de ‘brede psychotherapie’ (het woord ‘integratieve psychotherapie’ wordt zorgvuldig vermeden). U kunt uw adhesie met deze boodschap betuigen op de website van de ‘beweging’ (die, als de term politiek niet zo beladen was, natuurlijk Trots Op Psychotherapie zou moeten heten – zie Van Lawick, 2009): http://www.manifestpsychotherapie.nl/

Veeninga en Hafkenscheid doen vervolgens twee voorstellen om de supervisor en de supervisant te helpen om op een meer gestructureerde manier zicht te krijgen op de gevoeligheden die de supervisant bij zichzelf ontmoet in het therapeutische werk met bepaalde cliënten. Het is opmerkelijk en moedig dat de auteurs stellen dat niet alleen de supervisant moet gestimuleerd worden om kwetsbaar supervisiemateriaal in te brengen maar dat het net zo belangrijk is dat de supervisor zijn eigen kwetsbaarheden en onvolmaaktheden aan de supervisant durft te tonen. Deze visie stemt tot nadenken omdat de supervisierelatie, zoals de therapeutische relatie, een professionele maar ook kwetsbare relatie is waarin supervisor en supervisant hun persoonlijke en professionele grenzen zullen moeten aangeven. Ik hoop dat er een vervolg op dit artikel komt met meer aandacht voor en reflectie over wanneer, waar, waarom en hoe het waardevol is dat de supervisor zijn private en professionele kwetsbaarheden in de supervisorrelatie inbrengt.

Ook in Forum én nieuw: een column, deze eerste keer van onze overijverige eindredacteur. De rubriek heet voorlopig ‘Ceterum censeo...’. Deze titel is niet bedoeld om reclame te maken voor koffie met een psychotherapeutisch smaakje. Ceterum censeo is bedoeld voor een rubriek waar straffe koffie geschonken wordt. De uitspraak van de Romeinse magistraat Cato, Ceterum censeo Carthaginem delendam esse, betekent ‘Overigens ben ik van mening dat Carthago verwoest moet worden’, met welke woorden hij te pas en te onpas iedere redevoering afsloot. De redactie staat er borg voor dat er niet tot zulke ingrijpende acties zal worden opgeroepen. Zij hoopt dat vele psychotherapeuten deze schrijfruimte zullen benutten om hun gewaardeerde meningen over psychotherapie te ventileren.


Literatuur

Grunberg, A. (2007). Omdat ik u begeer. Brieven 2001-2007. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar.
 
Lawick, J. van (2009). Trots Op Psychotherapie! Lezing op de Dag van de Psychotherapie 2008. Tijdschrift voor Psychotherapie, 35, 53-57.
 
Naar boven