‘Narratieve therapie in de praktijk’ is de Nederlandse vertaling van ‘Maps of narrative practice’ (White, 2007), het laatste boek dat Michael White schreef voor zijn overlijden in 2008. White kan beschouwd worden als vader en bezieler van de narratieve therapie. Een belangrijk uitgangspunt van deze systemische therapievorm is dat mensen vanuit een vernauwd perspectief naar de wereld en zichzelf kijken en hierdoor niet uit de problemen raken. White zelf omschrijft de narratieve therapie als ‘een wereldbeeld, een epistemologie, een filosofie, een persoonlijk engagement, een vorm van politiek, van ethiek, van praktijk, van leven, …’ (White, 1995; Hillewaere & Van Hennik, 2008, p. 129) en hiermee kan meteen zijn mentaliteit geïllustreerd worden. Op de achterflap van de oorspronkelijke uitgave (White, 2007) worden de adjectieven wonderful, exciting, practical, inspiring, accessible, clear, welcoming, detailed, thoughtful, fascinating en amazing uit de pen van andere systeemtherapeutische coryfeeën als Jill Freedman en Karl Tomm getoverd. Mijn nieuwsgierigheid is gewekt.
Het boek is vooral een inleiding voor hulpverleners die geïnteresseerd zijn in hoe er in de therapeutische praktijk volgens de narratieve methode kan gewerkt worden. White gebruikt graag de metafoor van ‘kaarten’ (maps) voor deze methode en ziet het boek als een soort landkaart met daarop aanwijzingen om de probleemgebieden van de cliënt te kunnen verkennen. De therapeut moet volgens White de houding hebben van een soort onderzoeksjournalist. Door de cliënt specifieke vragen te stellen kan de cliënt – in antwoord op de vragen van de therapeut – een ander perspectief op het probleem krijgen en er hierdoor ook uit raken. White wil met deze landkaartenmetafoor therapeutische processen overzichtelijker maken. Maar, waarschuwt hij, deze mag niet als een elektronisch klinkende GPS-stem op een dwingende toon door het hoofd van de therapeut gaan galmen.
De uitgangspunten van de narratieve therapie zijn gebaseerd op theorieën van postmoderne filosofen zoals Foucault en Derrida. White vertaalt deze uitgangspunten naar de concrete hulpverleningspraktijk door in elk hoofdstuk letterlijk uitgeschreven transcripten van zijn eigen therapeutische praktijk toe te voegen. Bovendien wordt telkens de analyse van deze narratieve gesprekken weergegeven in heldere schema’s. Hierdoor krijg je ook een duidelijk beeld van de therapeutische stijl van White.
1 |
Externaliserende gesprekken;
|
2 |
Reautoriserende gesprekken;
|
3 |
Re-memberinggesprekken;
|
4 |
Definitionele ceremonies;
|
5 |
Gesprekken die unieke resultaten naar boven halen;
|
6 |
Scaffoldinggesprekken.
|
Deze methoden worden gerepresenteerd als afzonderlijke entiteiten, maar White geeft aan dat ze in de praktijk onmiskenbaar in elkaar overlopen. Narratieve gesprekken verlopen immers niet volgens een ordelijke kookboekstijl. Het meest in het oog springende gesprek lijkt de definitionele ceremonie. In een soort ceremoniële therapeutische sessie kunnen cliënten hun probleemverhaal vertellen aan buitenstaanders die door de therapeut zijn uitgenodigd. Deze buitenstaander-getuigen, zoals White ze noemt, kunnen collega-therapeuten zijn maar evengoed vrienden van de therapeut. Door deze buitenstaanders het verhaal van de cliënt te laten hervertellen, krijgt deze eventueel een geheel nieuw perspectief op zijn probleem. De cliënt kan dan zijn probleemverhaal anders gaan structureren.
Narratieve therapie is echter het bekendst geworden omwille van het externaliserende gesprek. Dit heeft de bedoeling de problemen van mensen te objectiveren en zo los te koppelen van de identiteit van de persoon. Vaak zijn mensen ervan overtuigd dat hun problemen onlosmakelijk verbonden zijn met hun eigen identiteit. Samen met de therapeut kan de cliënt zorgvuldig een metafoor kiezen voor het probleem om het zo buiten de persoon te plaatsen. Met behulp van deze metafoor kunnen mensen op een emotioneel veilige manier hun verhouding tot het probleem in hun leven onderzoeken en herzien. In het boek wordt het voorbeeld gegeven van cliënt Jeffrey met ADHD. De metafoor voor de ADHD was een soort monster. Door deze ADHD los te koppelen van zijn persoon kon Jeffrey begrijpen welke plaats de ADHD innam in zijn leven en wat de gevolgen ervan waren. Jeffrey slaagde er ook in de ADHD minder invloed op zijn leven te laten hebben.
White eindigt zijn boek met de metafoor ‘aan de finish komen’. Na het lezen van dit boek krijg ik echter het gevoel aan de startlijn te staan van wat een mooie reis kan worden in het narratieve landschap. Met deze kaarten lijken therapeuten met een veilig en geruststellend gevoel de wijde en uiterst boeiende wereld van de narratieve therapie te kunnen ontdekken. En tegelijk creëert Michael White toch dat sublieme gevoel van spanning dat je hebt aan het begin van elke reis.