Bram Enning (2009). De oorlog van Bastiaans. Amsterdam: Augustus. 348 pp., € 18,95

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 2009
10.1007/BF03080506

Gelezen

Bram Enning (2009). De oorlog van Bastiaans. Amsterdam: Augustus. 348 pp., € 18,95

Jaap MeijerContact Information

(1) 

Samenvatting  
In 1973 besloot ik als 3e-jaars assistent psychiatrie voor het eerst van mijn leven het voorjaarscongres van de vereniging voor psychiatrie te bezoeken. In de hal van het congrescentrum keek ik om me heen. Zo zien psychiaters er dus uit, dacht ik, toch wat gewoner dan ik me had voorgesteld. Verder kon ik zo gauw geen gemeenschappelijke noemer vinden.
jaap meijer, psychiater, is werkzaam in het Sinai-centrum te Amersfoort.

In 1973 besloot ik als 3e-jaars assistent psychiatrie voor het eerst van mijn leven het voorjaarscongres van de vereniging voor psychiatrie te bezoeken. In de hal van het congrescentrum keek ik om me heen. Zo zien psychiaters er dus uit, dacht ik, toch wat gewoner dan ik me had voorgesteld. Verder kon ik zo gauw geen gemeenschappelijke noemer vinden.

De buitendeur ging open en binnen stapte een grote, wat lobbesachtige man die om zich heen keek of hij die dag nog veel te doen had en snel mijn kant op kwam, druk groetend en handen schuddend. Zijn gezicht kwam me bekend voor. Een politicus? Iemand van de televisie? Tot mijn verbazing stapte hij ook op mij af en reikte me de hand. ‘Collega,’ zei hij en hij was al weer voorbij.

‘Kén jij Bastiaans?,’ vroegen enkele leeftijdgenoten me later, niet zonder ontzag. Nee, hem kennen deed ik dus niet, maar ik kende wel zijn haast legendarische reputatie als grote deskundige in zaken van oorlog, als kenner van het kz-syndroom, als ontdekker van wat de methode-Bastiaans (LSD!) werd genoemd en ook als onvermoeibare pleitbezorger van de opvatting dat iedere overlevende van onderdrukking of verzet ernstig beschadigd was. Hij droeg uit dat wie dat niet erkende er weinig van begreep en zijn patiënten tekort deed.

Die reputatie kende ik voornamelijk via de krant en tv. Want noch tijdens colleges noch later tijdens mijn specialisatie tot psychiater heb ik ooit een van mijn docenten een wetenschappelijk verhaal over de oorlog, haar gevolgen of de opinies van Bastiaans horen houden.

Ongewoon aan Bastiaans en ongebruikelijk voor een medicus in die tijd was dát hij regelmatig in de media verscheen. Hij was behalve een bekende psychiater ook een bekende Nederlander geworden. In interviews nam hij, en dat was eveneens opmerkelijk, bepaald niet de bescheidenheid over eigen prestaties in acht die mij werd aangeleerd als passend bij het nobele beroep van medicus. Daarnaast schroomde hij niet collega‘s die het niet met hem eens waren of die kritische vragen stelden publiekelijk van laakbare tekortkomingen te beschuldigen. Zo herinner ik me van later dat hij een collega die hem na een lezing een kritische vraag stelde, toevoegde: ‘Die vraag bewijst dat u er helemaal niets van begrijpt.’

Kortom, een spraakmakende en omstreden figuur, iemand die sterke gevoelens opriep. Bovendien een hoofdrolspeler in een zaak, de verwerking van de gevolgen van de oorlog, die ons Nederlanders jarenlang in heftige beroering heeft gebracht.

Bram Enning, psycholoog en onderzoeker aan het NIOD, heeft nu een promotieonderzoek gewijd aan deze Bastiaans: aan de persoon en aan het fenomeen. Het boek is aangenaam breed van opzet, want het heeft kenmerken van een biografie, van geschiedschrijving, van een sociologische en politicologische studie en van een zedenschets.

De auteur meldt in zijn voorwoord dat hij vooral geïntrigeerd was geraakt door de vraag: hoe heeft Bastiaans zo’n succes kunnen hebben? ‘Ondanks het feit dat zijn therapeutische methode onbewezen en zelfs potentieel gevaarlijk werd geacht door zijn collega’s. En dat zijn omgang met patiënten vragen opriep van medisch-ethische aard.’ (pp. 12)

Succes heeft Bastiaans, zo beschrijft Enning, in ruime mate gekend. Zijn proefschrift over de psychosomatische gevolgen van onderdrukking en verzet gold lange tijd als het Nederlandse standaardwerk over de gevolgen van oorlog voor verzetsstrijders. Hij groeide uit tot de grote expert in de samenhang tussen oorlogservaringen en latere (psychische) problemen, waarvoor midden jaren ’60 de term kz-syndroom in zwang kwam. Zijn behandelmethode, of beter, de behandeling die hij zelf bood in de dépendance van de Jelgersma-kliniek, raakte gaandeweg algemeen bekend als zo ongeveer het enige en laatste redmiddel om het leed te verlichten van wat men inmiddels oorlogsgetroffenen ging noemen. Ondanks aanzwellende kritiek uit vakkringen.

Na de beroering die ontstond in 1972 rond de door de regering voorgenomen vrijlating van de ‘Drie van Breda’ en vooral nadat de documentaire ‘Begrijpt u nu waarom ik huil?’ op de televisie was vertoond, kon zijn reputatie als kenner en ook pleitbezorger voor slachtoffers niet meer stuk. Althans niet bij het grote publiek, niet bij de organisaties van oorlogsgetroffenen en niet bij zijn patiënten. Het oordeel van Bastiaans over de mogelijke psychische schade die vrijlating van de drie de oorlogsgetroffenen zou kunnen toebrengen bleek doorslaggevend bij de uiteindelijke beslissing van het kabinet. Nog in 1985 gaf zijn naderend emeritaat aanleiding tot veel publiciteit en werden er vragen in de Tweede Kamer gesteld over hoe het nu verder moest met zijn unieke werk.

Enning onderwerpt de fundamenten van dat succes een voor een aan een kritisch onderzoek:
 
Het proefschrift waarmee Bastiaans naam maakte;
 
De opgang en (het gebrek aan) wetenschappelijke onderbouwing van het kz-syndroom;
 
De methode-Bastiaans en (het gebrek aan) verantwoording daarvan;
 
Zijn publieke optreden;
 
Ten slotte de fanatieke aanhang die hij zich had verworven en die bij elke vorm van kritiek op hem onmiddellijk in het geweer kwam.

Enning plaatst dat alles zorgvuldig in een tijd waarin een kanteling optrad in hoe wij Nederlanders over ons gedrag in de oorlog en onze bejegening van oorlogsgetroffenen dachten. Dit levert fascinerende lectuur op. Ik las het boek in een dag uit. In de eerste plaats natuurlijk omdat het altijd spannend is als een bekende persoonlijkheid met al zijn zwakke en verwerpelijke eigenschappen te kijk wordt gezet. Verder omdat het over een nog zo recent verleden gaat en daardoor talloze herinneringen oproept en soms pijnlijke bespiegelingen over de scherpte van je eigen oordeel in die tijd.

Het boek gaat over roem en de eroderende invloed daarvan op zelfkritiek en zelfs realiteitstoetsing. Het gaat, en dat zullen vele psychotherapeuten herkennen, over de verleiding je in gedrag en uitspraken aan te passen aan de verwachtingen van je bewonderaars, om die bewondering niet te verspelen. Het gaat over de aantrekkingskracht van de macht en over ons verlangen veel te betekenen en misschien wel onmisbaar te zijn. Maar het gaat daarnaast ook over onze houding tegenover slachtoffers en over de tijds- en contextafhankelijkheid van onze causale verklaringen. Hoe verschillend bijvoorbeeld dacht men toen en wij nu over potentieel traumatiserende factoren.

Naast de confrontatie met mogelijk eigen feilen scherpt het boek ook ons perspectief op de afgelopen decennia en op onze houding tegenover goed en kwaad.

Geen kritiek? Natuurlijk is kritiek altijd mogelijk. Niet op de schrijfstijl overigens, het boek is vlot en zeer leesbaar geschreven. Niet op de degelijkheid van onderzoek, de auteur baseert zijn betoog op een respectabel aantal schriftelijke bronnen aangevuld met een dertigtal interviews met betrokkenen. Maar graag had ik wat meer vernomen over hoe de auteur tot de keuze van de uitgangspunten van zijn onderzoek is gekomen, welke hypotheses hij heeft ontwikkeld, bijgesteld en eventueel verworpen. Nu bevat het hoofdstuk ‘Vraagstelling en benadering’ (pp. 12-13) meer antwoorden dan vragen, waarmee de indruk wordt gewekt dat dit hoofdstuk aan het eind in plaats van aan het begin van het onderzoek is geschreven.

Nochtans, een aanrader.

Naar boven