Recentelijk werd voor de tweede keer in het kader van het Curriculum Persoonlijkheidsstoornissen een studiedag georganiseerd over het thema ‘Leegte: een leemte gevuld’. Volgens dagvoorzitter Van Meekeren (psychiater te Den Haag) is er over dit thema in de studie- en handboeken weinig te vinden. Dit is opvallend, daar de term leegte in de dagelijkse praktijk vaak wordt gebruikt. In de psychoanalytische literatuur wordt leegte in verband gebracht met het niet verinnerlijken van de objectrelaties (de zorggevers) of wordt naar de term verveling verwezen in verband met narcisme. Op Google komen, aldus Van Meekeren, positieve boeddhistische visies op leegte naar voren, als ultieme manier van zijn, bijvoorbeeld via een lofdicht op leegte.
In deze uitgave van het Tijdschrift voor Psychotherapie worden twee bijdragen aan deze studiedagen gepubliceerd, mede onder gastredacteurschap van Gerrit Glas. Eerder verscheen al een casuïstiekbespreking door Dorien Philipszoon, die aan de hand van twee vignetten twee verschillende klinische uitingsvormen van leegte illustreerde (2008, 34, nummer 2).
Het eerste artikel in dit nummer is geschreven door Gerrit Glas en gaat in op de vele betekenissen die de term ‘leegte’ kent. Volgens Glas kan leegte beschouwd worden als het ontbreken van een vermogen (als een negatief symptoom dus, alexithymie), als een gebrekkig vermogen dat ook als gebrekkig wordt ervaren (anhedonie, affectvervlakking), als uitdrukking van innerlijke (psycho)dynamiek (afweermechanismen, bijvoorbeeld loochening) of als uitdrukking van existentiële problematiek (‘en soi’, zinloosheid). Moeten we tegen leegte aankijken als een meerlagig fenomeen met vitale, psychische, sociale en spirituele aspecten – ongeveer zoals de filosoof Max Scheler tegen gevoelens aankeek?
Bram Sizoo, Ewoud de Jong en Gerrit Glas behandelen in het tweede artikel de vraag of leegte ook kan bestaan zonder dat de persoon zelf er last van heeft, dus zonder (subjectief) negatieve connotatie. Het begrip leegte wordt hierbij in verband gebracht met de structuur van de autistische ervaring.
Tijdens de eerste studiedag in 2007 stelde wijlen Wim Trijsburg voor om op grond van onderzoek leegte te zien als resultaat van massale loochening. De leegte – bij de borderlinepatiënt – is dan helemaal niet leeg, maar een sealing off van chaotische en ook destructieve tendensen. In dit geval zou de borderlinepatiënt helemaal niet kunnen reflecteren op zijn ‘leegte’, alleen de therapeut zou de patiënt zo kunnen noemen. We staan dan voor de vraag of leegte wel zo’n ‘negatief’ symptoom is wanneer de patiënt zelf kan aangeven dat hij zich leeg voelt. Men zou zelfs kunnen verdedigen dat als leegte kan worden ervaren, er van een hoger niveau van ontwikkeling van de persoonlijkheid sprake is. Daarom dient men bij patiënten die zeggen zich leeg te voelen door te vragen. Bedoelt de patiënt verveling, anhedonie, et cetera? We komen hier in het vaarwater van de oude discussie over conflict of defect.
Men kan leegte ook bezien als een tijdsfenomeen, zoals Ad Verbrugge (filosoof, hoofddocent VU, Amsterdam) in zijn cultuurhistorische verhandeling tijdens de studiedag in 2007 deed. Verbrugge startte zijn betoog toen door een onderscheid te maken tussen het begrip leegte in een zielscontext en als cultureel fenomeen. Binnen een zielscontext duidt hij leegte als een zich ‘niet aangetrokken, aangesproken voelen, de afwezigheid van verbondenheid’. Hierin noemde hij onder andere Heidegger en Aristoteles. De eerste verbond leegte met stemming en de grondstemming van deze tijd is verveling. De tweede zag leegte als tegendeel van verveling en ongeluk: het bedrijven van deugd (bijvoorbeeld verdraagzaamheid, rechtvaardigheid) wat een liefdeservaring, van genot, geeft en de mens gelukkig maakt. Primair gaat het dan om genoegen in het eigen handelen, flow.
De tweede invalshoek gaat uit van de vraag of leegte deels ook tijdgebonden is. Maakt onze gehaaste en materiële tijd ons in feite ‘leeg’? Voor-moderne gemeenschapsverbanden lijken verlaten te zijn. De nadruk op het subject in ons tijdsgewricht heeft onder meer vereenzaming ten gevolg. Ook de liefde komt zo in het gedrang; mensen vinden niet langer vervulling in zichzelf in dat wat ze niet zijn, namelijk de ander. In dat licht noemde Verbrugge de i-pod als symbool van deze solipsistische tijd. De moderne mens is door prikkels van buiten in zichzelf gekeerd, een introverte extraversie. Er is sprake van pathologie in onze cultuur ten gevolge van het individualisme en de daarmee verbonden consumptiemaatschappij, een leegte die niet altijd gevoeld wordt maar zich wel laat zien in gedrag: afhankelijkheid van prikkels van buiten. Mensen hebben geen genoegen meer in eigen handelen, in zelf dingen uitdragen, en krijgen het idee dat het niet meer de moeite waard is om zich ergens aan over te geven. Dit leidt tot de veruiterlijking in het werk: niet vinden wat je genoegen schenkt, maar gericht zijn op het verwerven van macht, aanzien en geld. Depressie, ten slotte, geeft uiting aan een gevoel van wezenloosheid, onbelangrijkheid en ontheemdheid. In die zin stelde Verbrugge zich de vraag of de mensen die zich depressief voelen, misschien niet juist heel gezond zijn.
Alles bijeen lijkt de term ‘leegte’ dus een heel pluriforme betekenis te hebben. Al deze betekenissen vragen om verdere reflectie, juist ook in een tijd waarin reductionistische visies als DBC’s hoogtij vieren.