‘Groepsgedragtherapie bij agressie’ is een uitgave in de reeks Psychotherapie in Praktijk. De boeken uit die reeks kennen alle een zelfde opbouw. Na een inleidend hoofdstuk waarin het thema van het betreffende boek en een kort theoretisch kader geïntroduceerd wordt, demonstreren de auteurs aan de hand van gevalsbeschrijvingen hoe een behandeling concreet verloopt. De gevalsbeschrijvingen bestaan uit weergaven van dialogen tussen behandelaar en cliënt, vergezeld door de overwegingen en verantwoordingen van de therapeut. De boeken sluiten af met een hoofdstuk over valkuilen en een hoofdstuk over de visie van zowel behandelaren als cliënten.
In acht hoofdstukken beschrijft ‘Groepsgedragtherapie bij agressie’ volgens dit stramien een behandelprogramma van GGZ-Westelijk Noord Brabant voor mannen met agressie-regulatieproblemen. Het eerste hoofdstuk stelt de doelgroep – plegers van zowel huiselijk als algemeen geweld – aan de lezer voor en schetst de filosofie en methodiek van waaruit behandeld wordt. De auteurs onderscheiden vier verschillende typen agressieve mannen. Allereerst maken zij onderscheid tussen daders van relationeel geweld en daders die zowel binnen als buiten hun relatie geweld gebruiken. Binnen de eerste groep onderscheiden ze het geremde en het narcistische type en binnen de tweede groep het emotioneel labiele en het psychopathische type, waarbij het overigens onduidelijk blijft waarom zij juist tot deze typologie komen en of er ook alternatieve typologieën bestaan. Alle beschreven cliënten worden in één groep behandeld waarbinnen zij een delictketen en een terugvalpreventieplan opstellen. Daarnaast wordt veel belang gehecht aan partner-relatiegesprekken.
In de volgende hoofdstukken wordt per type agressor ingegaan op de wijze waarop hij wordt aangemeld, wordt gemotiveerd voor behandeling en hoe zijn specifieke behandeling er in de groep uitziet. Dit gebeurt aan de hand van gevalsbeschrijvingen. Er wordt veel gebruik gemaakt van gespreksfragmenten. De auteurs bespreken telkens per vier of vijf sessies waar de accenten in die fase liggen en op welke wijze de cliënt zich in die periode ontwikkelt. Hierbij beschrijven ze welke afwegingen zij maken tijdens de behandeling en maken ze inzichtelijk waarom zij voor bepaalde interventies kiezen of van het protocol afwijken.
Deze typespecifieke gevalsbeschrijvingen worden gevolgd door een hoofdstuk over de verschillende thema’s die in elke groep aan de orde komen; onder andere communicatie- en probleemoplossende vaardigheden, ontspanningsoefeningen en cognitieve (en gedrags)interventies. Na een hoofdstuk met valkuilen en tips besluiten de auteurs met hun eigen ervaringen en die van hun cliënten. In de bijlagen vindt men een registratieformulier met een agressieketen, een lijst met mogelijke ontlokkers (risicosituaties) en een beschrijving van de time-outprocedure.
‘Groepsgedragtherapie bij agressie’ is een leesbaar en toegankelijk boek. Het inleidende hoofdstuk geeft voldoende informatie en theoretisch kader om de rest van het boek goed te kunnen lezen. Het terugvalpreventie-model en de delictketen worden kort en duidelijk uitgelegd. De auteurs gebruiken en beschrijven daarnaast interventies waarvan aangetoond is dat ze effectief zijn. Hun inzet om door afname van vragenlijsten de behandelresultaten ook daadwerkelijk te objectiveren is lovenswaardig.
Recente theorievorming blijft helaas enigszins onderbelicht. Nieuwe modellen (onder andere risk-need, good-lives) leiden binnen de forensische psychiatrie tot een verschuivende focus. Behandeling richt zich steeds meer op – voor het individu gespecificeerde – criminogene factoren en de intensiteit van de behandeling wordt steeds meer afgestemd op het ingeschatte risico op recidive. Daarnaast is er steeds meer aandacht voor motivationele aspecten die ook na de behandeling een rol blijven spelen om recidive op de lange termijn te voorkomen. Deze ontwikkelingen komen in het eerste hoofdstuk onvoldoende aan de orde.
Het doel van dit boek is echter ook niet om een volledig en actueel overzicht te geven van de theorievorming in de forensische psychiatrie, maar om de lezer een beeld te geven van de dagelijkse praktijk. In deze opzet slagen de auteurs uitstekend. De vele dialogen en voorbeelden geven de lezer een levendig beeld van het verloop van de behandeling en de keuzes waar de behandelaar voor komt te staan. Naast interventies is daarbij ruimschoots aandacht voor de opbouw van een therapeutische relatie. Zeker voor behandelaren die beginnen met een forensische populatie – of overwegen deze stap te maken – is deze uitgave een goede eerste kennismaking.