‘The anxious brain’ is een boek vol details over neuro-anatomie, neurotransmitters, symptomatologie en therapeutische interventies bij de paniekstoornis, de gegeneraliseerde angststoornis en de sociale angststoornis. De auteurs zijn pretentieus: ‘In dit boek beschrijven we de praktische implicaties van recent onderzoek voor psychotherapie bij angststoornissen. We beschrijven hersenstructuren en -functies in eenvoudige termen zodat mensen beter begrijpen waarom ze angstig zijn en hoe psychotherapie hun hersenen kan veranderen. Deze kennis is belangrijk om therapie voor angstige mensen effectiever te maken. […] Ons doel is om in dit boek neurobiologisch onderzoek en psychotherapeutische behandeling te integreren’ (pp. xi-xii). Jammer genoeg lukt dat maar gedeeltelijk.
In het eerste hoofdstuk starten de auteurs met een gedetailleerd overzicht van de neuro-anatomie, functies per hersenstructuur, de cerebrale netwerken en de ontregeling hierin bij angststoornissen. In hoofdstuk twee bespreken zij de werking van zenuwcellen en neurotransmitters. Beide hoofdstukken bevatten veel relevante informatie die voor de neurologisch minder geschoolde professional goed toegankelijk is. De overige hoofdstukken zijn gewijd aan de paniekstoornis, de gegeneraliseerde angststoornis en de sociale angststoornis. Per angststoornis volgen drie hoofdstukken. Een eerste hoofdstuk gaat in op de neuro-anatomie, de mogelijke oorzaken en de symptomen op fysiologisch, cognitief en gedragsmatig niveau. Dan volgt een hoofdstuk met een gevarieerde verzameling behandelstrategieën die geordend zijn op dezelfde drie niveaus. Een laatste hoofdstuk behandelt neurotransmitters en medicijnen voor de betreffende angststoornis.
De specifieke angstsymptomen worden verklaard door alle mogelijke afwijkingen in de betrokken hersenstructuren en neurotransmitters uitgebreid te schetsen. Hierbij worden opnieuw in heldere taal veel neuroanatomische systemen beschreven. De auteurs benadrukken dat de psychiatrische symptomen ontstaan door een complexe interactie tussen neurobiologie en levenservaring. Genetische predispositie en de blijvende veranderingen die (vroeg kinderlijke) traumatisering kan veroorzaken in de betrokken hersenstructuren en -functies worden uitgebreid genoemd. Ook de rol van hormonen, epilepsie of gewoon een ‘neuro-chemische kortsluiting’ komen aan bod. De auteurs illustreren deze opsomming met casusbeschrijvingen zoals ‘door een ACG (anteriore gyrus cingulatus) die neigt tot rumineren, liep Sheila vast in ongerustheid die zij vroeger uit haar gedachten zette door zich op haar projecten te concentreren’ (p. 128). Hiermee lijken de auteurs een precieze neurologische verklaring te geven die bij nadere beschouwing toch enige twijfels oproept. Volgens ons is op patiëntenniveau (zonder scans et cetera) nog niet precies vast te stellen welk cerebraal systeem ontregeld is. Ook wordt vergeten dat nog steeds niet bekend is waarom aanleg en omstandigheden bij de ene persoon tot klachten leiden en bij de andere niet.
De auteurs stellen dat kennis over de neuroanatomische systemen noodzakelijk is om patiënten te motiveren voor therapie. Zij illustreren dit als volgt: ‘Hoe werkt CGT? Cognitieve gedragstherapie benut de executieve functies van de prefrontale cortex – analyseren, gerichte actie, besluitvorming – om ruminerend gepieker te veranderen op een neurochemisch niveau. De prefrontale cortex is het doelwit van CGT. Behandeling leert patiënten met een gegeneraliseerde angststoornis om hun gedachten bewust te richten en om zich te concentreren op gedachtenvervanging. Hoe verandert dit de hersenen? Bewuste gedachten en concentratie zijn prefrontale activiteiten die invloed uitoefenen op het functioneren van de subcorticale hersenen, de ACG, waar ruminatie optreedt. Als iemand welbewust een gedachte verandert, dan domineert de prefrontale cortex over de ACG’ (p. 159). Ook deze passage biedt een ogenschijnlijk neurologisch exacte verklaring voor de werkzaamheid van een psychotherapeutische interventie. Toch illustreert deze tekst onze teleurstelling. Het wordt gepresenteerd als een volledig verklaringsmodel, maar bij nadere beschouwing zie je dat het hoe en waarom ontbreekt. De hiaten in de huidige kennis worden volledig buiten beschouwing gelaten. Daarnaast vinden wij hier het taalgebruik niet echt eenvoudig.
In de behandelhoofdstukken geven de auteurs een overzicht van de afzonderlijke ziektebeelden. Zij doen dit met grote compassie. Zij beschrijven invoelbaar hoe iemand met een angststoornis denkt en voelt, en hoe dit zijn hele leven ontwricht en een grote lijdensdruk veroorzaakt. Ook gaan zij uitgebreid in op cognitieve en gedragstherapeutische interventies. Er komt een breed scala aan onderwerpen aan bod, van het uitsluiten van somatische oorzaken, psycho-educatie, voedingsadviezen, leefstijladviezen, lichaamsbeweging tot het verbeteren van de slaap. De auteurs gaan heen en weer tussen beschrijvingen op micro- en macroniveau. Er worden direct toepasbare (patiënten)instructies gegeven voor een groot aantal ontspanningstechnieken zoals buikademhaling, progressieve spierontspanning, strekoefeningen en cued relaxation. Soms geven zij aan welke hersendelen geactiveerd worden bij de klacht en de interventies. Daartussen staan algemene beschrijvingen en verwijzingen voor therapeutische interventies van zeer divers allooi zoals: mindfullness, EMDR, acupressuur, imaginatie van licht en energie (p. 140) en energietherapieën (p. 215). Er is aparte aandacht voor de symptomen en behandeling op de kinderleeftijd. Jammer genoeg verzuimen de auteurs aan te geven welke interventies evidence based zijn en welke niet. De keuze van interventies wijkt af van de Nederlandse richtlijn voor de behandeling van angststoornissen.
De medicatiehoofdstukken beginnen met een beschrijving van alle mogelijk betrokken neurotransmitters. Vervolgens worden tabellen gegeven met een kolom voor de verstoorde neurotransmitter, de symptomen en de medicatie. Daarbij wordt gesteld dat verschillende symptomen met verschillende typen medicatie behandeld moeten worden. De beschrijving is een uitvoerige opsomming van alle beschikbare psychofarmaca. Er is opnieuw geen indeling naar wetenschappelijke evidentie en de volgorde wijkt af van de Nederlandse richtlijn voor de behandeling van angststoornissen. Aardig is de beschrijving van een lage startdosis, de uiteindelijke dosis, bijwerkingen en afbouw van de verschillende medicijnen. In elk hoofdstuk wordt uiteindelijk wel beschreven dat de behandeling in het algemeen start met een SSRI, maar dit wordt onvoldoende benadrukt. Wij denken dat deze beschrijving verwarring kan veroorzaken tussen de lezers en geconsulteerde artsen. Dezelfde informatie is overzichtelijker te vinden op www.hulpgids.nl of www.GGZrichtlijnen.nl .
Het zal duidelijk zijn dat het boek bij ons ambivalentie oproept. Het is een grotendeels vlot geschreven, optimistisch en typisch Amerikaans boek met een grote hoeveelheid gegevens. Het is zonder meer toe te juichen dat de auteurs trachten om met neurologische kennis psychotherapeutische interventies te onderbouwen en wellicht te verbeteren. Jammer genoeg lukt ze dat maar gedeeltelijk. Het afwisselend gedetailleerd en globaal beschrijven van vele therapeutische interventies en het ontbreken van een evidence based toelichting over deze interventies is storend. De informatie over neuro-anatomie en neurotransmitters is verreweg het interessantste wat het boek te bieden heeft.