M. de Neef & P. Cuijpers (2007). Fobieën. Amsterdam: Boom. 216 pp., € 22,50

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 2008
10.1007/BF03078438

Gelezen

M. de Neef & P. Cuijpers (2007). Fobieën. Amsterdam: Boom. 216 pp., € 22,50

Jacques OomenContact Information

(1) 

Samenvatting  
‘Fobieën’ is een uitgave van Boom-Teleac/NOT en is verschenen naar aanleiding van de tv-serie ‘Angst de baas? Doe-het-zelf!’ die in het najaar van 2007 door Teleac werd uitgezonden. Het is het vijfde deel in de reeks Boom Hulpboek die in april 2005 van start ging. In de zelfhulphandleiding leren patiënten om vroeg in te grijpen bij fobische klachten. Het is als zodanig te gebruiken los van de Teleac-cursus.
jacques oomen, klinisch psycholoog/psychotherapeut, is voorzitter van de sectie angststoornissen van de VGCt en heeft een eigen praktijk voor training en opleiding in de cognitieve gedragstherapie. Voorheen was hij werkzaam als hoofd van een specialistische kliniek voor de behandeling van ernstige angststoornissen bij de GGZ Noord- en Midden-Limburg te Venray.

‘Fobieën’ is een uitgave van Boom-Teleac/NOT en is verschenen naar aanleiding van de tv-serie ‘Angst de baas? Doe-het-zelf!’ die in het najaar van 2007 door Teleac werd uitgezonden. Het is het vijfde deel in de reeks Boom Hulpboek die in april 2005 van start ging. In de zelfhulphandleiding leren patiënten om vroeg in te grijpen bij fobische klachten. Het is als zodanig te gebruiken los van de Teleac-cursus.

Het boek behandelt in zes hoofdstukken een gedetailleerd uitgewerkt programma van acht weken waarin de lezer wordt uitgenodigd stap voor stap zijn fobie te lijf te gaan middels geleidelijke blootstelling aan tot dan toe vermeden angstwekkende situaties. Als voorbeelden daarbij fungeren door het hele boek drie gefingeerde fobici die de drie belangrijkste fobiedomeinen vertegenwoordigen: agorafobie, sociale fobie en specifieke fobie. Zij worden ten voorbeeld gesteld, waarbij alle valkuilen aan bod komen, van een aanvankelijk gebrek aan motivatie en veiligheidsgedrag tot het te hard van stapel lopen of het blijven vermijden als men eenmaal aan het programma begonnen is. De lezer krijgt veel informatie over het hoe en waarom van de verschillende fases in het programma. Hoofdstuk 1 begint met uitleg over angst en complicerende factoren zoals depressie, gebruik van alcohol en/of drugs en gebrek aan motivatie. Aan het einde van dit hoofdstuk is een aantal vragenlijsten en kenmerken opgenomen aan de hand waarvan de lezer zelf kan bepalen of het verantwoord is om met het programma aan de slag te gaan, een vorm van ‘zelfdiagnostiek’ die zorgvuldig van opzet is en telkens aangeeft wanneer men het beste de huisarts of professionele hulp kan inschakelen. Betreffende pagina’s zijn in een afwijkende kleur gedrukt, een procédé dat herhaald wordt aan het einde van elk hoofdstuk.

De lezer wordt letterlijk bij de hand genomen en stelt naar aanleiding van het beschrevene in hoofdstuk 2 zijn doelen, brengt zijn veiligheidsgedrag in kaart, stelt een angsthiërarchie op, beslist of hij een vertrouwenspersoon zal inschakelen en zo ja, waarvoor dan wel (voorwaar geen overbodige luxe als je alleen je angst te lijf wil gaan), maakt een weekplanning en houdt zijn vorderingen bij. Dit alles via concreet weergegeven lijsten, waarop hij kan invullen of afvinken.

In de hoofdstukken 3 en 4 zijn veel tips te vinden om door te zetten en wordt de lezer duidelijk gemaakt dat een en ander niet zonder vallen en opstaan kan verlopen. Er worden ‘stok achter de deur lijsten’ en ‘smoezenlijsten’ aangeleverd. Hoe om te gaan met terugval wordt in hoofdstuk 5 besproken.

Het hart van het zelfhulpprogramma bestaat uit exposure. In hoofdstuk 6 echter worden een zestal aanvullende technieken, hulpmiddelen geheten, opgevoerd die de lezer aanvullend of tussendoor kan toepassen. Het zijn: taakconcentratietraining (bij sociale fobie en agorafobie), ontspanningstraining (idem: een CD met ontspanningsoefeningen is bijgevoegd), omgaan met negatieve gedachten (cognitieve therapie, bij alle drie), imaginaire exposure (als de moeilijke situaties zich in werkelijkheid weinig voordoen), omgaan met andere mensen (sociale vaardigheidstraining bij sociale fobie) en behandeling met medicijnen (als exposure te moeilijk blijkt en/of niet het gewenste resultaat heeft en bij aanwezigheid van depressieve klachten). Ten slotte bevat het boek lijsten met nuttige boeken, adressen en websites, een verklarende woordenlijst van moeilijke begrippen en een register.

Het geheel is een zeer handzaam, prettig uitgegeven en uiterst leesbaar boek dat zich qua methode richt op de Multidisciplinaire Richtlijn Angststoornissen waaraan ook herhaaldelijk wordt gerefereerd. Vandaar dat exposure centraal staat en andere technieken of behandelmethoden die in onderzoek gebleken effectief zijn, als hulpmiddel worden opgevoerd. Het doel van deze hulpmiddelen is steeds ‘om de kans te vergroten dat u de exposure tot een goed einde brengt’. Als zodanig vormt het een goed overzicht van het totaal aan methoden en technieken dat ons bij de behandeling van fobieën heden ten dage ten dienste staat. De auteurs slagen erin deze methoden kort en bondig in een voor ieder begrijpelijke taal neer te zetten. Je zou wat dit betreft in de verleiding komen het je cursisten te laten lezen voordat ze zich storten op ingewikkelder literatuur, om er zeker van te zijn dat ze de essentie begrijpen. Het didactisch gehalte van het boek is dan ook hoog: een sterk staaltje van pycho-educatie.

Toch spreekt uit het boek ook veel begrip en empathie voor de lezer die de klus aangaat om zonder professionele hulp zijn angst de baas te worden. Hij wordt stap voor stap bij de hand genomen en steeds aangemoedigd door te gaan. De aan het einde van elk hoofdstuk uitgewerkte vragen- en checklijsten zijn daarbij uitermate behulpzaam. Zij beslaan bijna eenderde gedeelte van het boek (62 pagina’s) In dezen is ook de aandacht voor het inschakelen van een vertrouwenspersoon en het uitwerken van diens taken en activiteiten een vondst. De lijst met wensen ten aanzien van het functioneren van deze vertrouwenspersoon en de adviezen die aan hem gericht zijn, kunnen wij ook als professionals ter harte nemen bij de behandeling van onze fobici: wat kunt u doen en wat kunt u beter niet doen? Anders gesteld: dit boek is een aanrader voor eenieder die fobici in behandeling heeft en kan uitstekend gebruikt worden door de patiënt als ondersteuning bij een reguliere behandeling.

De bijgeleverde ontspannings-CD vergt nogal wat aangezichtsacrobatiek bij de eerste twee (van de vier) oefeningen, zeker voor een beginner die niet vertrouwd is met de techniek van ontspanningsoefeningen. Bovendien laten onaangekondigde stiltes de luisteraar aanvankelijk in onzekerheid over het verdere verloop. Dit had beter gekund.

Alles bijeen een aanrader. Het blijft natuurlijk een zelfhulpboek waarbij het de vraag is of de gebruiker de gevraagde zelfdiscipline (blijvend) kan opbrengen. Doet hij dat – het inschakelen van een vertrouwenspersoon kan hier enige waarborg bieden – dan is een dergelijk nauwkeurig uitgewerkt programma een sleutel tot succes, zo heeft ons inmiddels onderzoek naar het effect van zelfhulpprogramma’s geleerd. Een gemiddelde effectgrootte van 0.84 is indrukwekkend en verschilt niet van die van kortdurende andere behandeling. In dit verband zij verwezen naar een gedegen review van Den Boer, Wiersma & Van den Bosch (2004) en een commentaar hierop van Cuijpers (2006).


Literatuur

P.C.A.M. den Boer, D. Wiersma & R.J. van den Bosch (2004). Why is self-help neglected in the treatment of emotional disorders?: A meta-analysis. Psychol. Med., 34, 959-971.
 
P. Cuijpers (2006). Is zelfhulp effectief bij ernstige depressie of angststoornissen? MGv, 61 (3), 248-250.
 
Naar boven