Tweede Gezondheidszorgpsychologendag. Utrecht, 23 juni 2006

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 2007
10.1007/BF03062291

Gehoord

Tweede Gezondheidszorgpsychologendag. Utrecht, 23 juni 2006

Hester van DijkContact Information Frank Blaauw

(1) 

Samenvatting  Op de tweede gz-psychologendag werden in de ochtend onderwerpen die op de eerste dag in juni 2005 naar voren waren gekomen uitgewerkt of nader toegelicht. De grote zaal in de Jaarbeurs was met 150 deelnemers voor twee derde gevuld. Opvallend aanwezig was een jonge groep mensen, vermoedelijk gz-psychologen in opleiding. Daarnaast bleken er veel vrijgevestigde psychologen te zijn gekomen.
hester van dijk, gz-psycholoog in opleiding, is werkzaam in het Centrum voor persoonlijkheids problematiek (CPP)van PsyQ te Den Haag.
frank blaauw is stagiair psychologie bij hetzelfde centrum.

Op de tweede gz-psychologendag werden in de ochtend onderwerpen die op de eerste dag in juni 2005 naar voren waren gekomen uitgewerkt of nader toegelicht. De grote zaal in de Jaarbeurs was met 150 deelnemers voor twee derde gevuld. Opvallend aanwezig was een jonge groep mensen, vermoedelijk gz-psychologen in opleiding. Daarnaast bleken er veel vrijgevestigde psychologen te zijn gekomen. Het middagprogramma, onder voorzitterschap van Wim de Waal, hoofd Netwerk humanitaire zaken commando landstrijdkrachten CIMIC te Apeldoorn, was gevuld met workshops over EMDR, mindfulness en neurofeedback. De workshops werden gegeven door ervaren therapeuten en gaven een duidelijk beeld van deze verschillende technieken, die we verder bekend veronderstellen.

De ochtend, met als voorzitter Jan Derksen, hoogleraar aan de Vrije Universiteit van Brussel, werd ingevuld door sprekers die het beroep van de gz-psycholoog vanuit verschillende invalshoeken belichtten. Cees van der Staak, leerstoelhouder klinische psychologie Radboud Universiteit Nijmegen, sprak over de positionering van de gz-psycholoog. Lange tijd heeft deze beroepsgroep na de erkenning van de titel gz-psycholoog volgens de wet BIG geen positie ingenomen. Op het congres van vorig jaar werd om die reden een platform voor gz- en klinisch psychologen opgezet, dat er begin dit jaar voor heeft gezorgd dat het specialisme klinisch psycholoog nu BIG-geregistreerd is. Van der Staak gaf aan de hand van zes door hem geformuleerde stellingen zijn visie op het traject van de gz-psycholoog. Naar zijn mening moet iedere psycholoog, pedagoog of geestelijk gezondheidsdeskundige die zelfstandig in de GGZ werkzaam is BIG-geregistreerd zijn als gz-psycholoog en/of als psychotherapeut. Niet-geregistreerden werken in de gezondheidszorg onder verantwoordelijkheid van een BIG-geregistreerde collega (stelling 1). Daarbij behoudt het totale initiële en postinitiële opleidingstraject van de gz-psycholoog een duur van zes jaar, ook bij de introductie van een tweejarig mastertraject in de universitaire opleiding (stelling 2). Naast de algemene gz-opleiding komt er een mogelijkheid tot functiedifferentiatie. Dit is nodig omdat de gz-opleiding een te algemeen karakter heeft en er in de opleiding te weinig aandacht wordt besteed aan specifieke doelgroepen. Deze opleiding in functiedifferentiaties zal één jaar duren. De kwaliteit en specificiteit van de functiedifferentiaties van de gz-psycholoog worden het best gewaarborgd door de opleiding vorm te geven als een postinitiële masteropleiding (stelling 3). Psychologen, pedagogen en geestelijk-gezondheidskundigen die geregistreerd worden als psychotherapeut dienen bij voorkeur tevens geregistreerd te worden als gz-psycholoog. De optimale opleidingsroute is dat de opleiding tot psychotherapeut voorafgegaan wordt door de opleiding tot gz-psycholoog (stelling 4). In de praktijk blijkt dat de combinatie van de scholing van gz-psycholoog en psychotherapeut psychologen optimaal toerust voor de beroepsuitoefening in de GGZ.

Vooralsnog worden niet meer dan twee specialismen van de gz-psycholoog onderscheiden, de specialismen klinisch psycholoog en klinisch neuropsycholoog. Beider specialistische competentie is de complexe interactie tussen hersenen en gedrag. De klinisch psycholoog kiest daarbij meer het gedrag als aangrijpingspunt en de klinisch neuropsycholoog is meer gericht op het functioneren van de hersenen (stelling 5). Naast cliëntencontact houden deze twee specialismen zich ook bezig met onderzoek. Om te waarborgen dat de onderzoekscompetenties hun academische state of the art-karakter behouden, moet de specialistische opleiding een researchdeel krijgen, in samenwerking met de onderzoeksafdeling van een praktijkinstelling en een universitair onderzoeksinstituut (stelling 6). Verder blijkt dat een gz-psycholoog zich in vier jaar kan specialiseren tot klinisch psycholoog. In de toekomst is het ook mogelijk om binnen vier jaar te specialiseren tot (klinisch) neuropsycholoog. Dit specialisme is nog niet BIG-geregistreerd.

Tot slot vraagt Van der Staak zich af wat de rol van de beroepsverenigingen moet zijn in de positionering van de gz-psycholoog. De toon van zijn betoog getuigt van betrokkenheid met de beroepsgroep. Verder is zijn verhaal duidelijk en helder en biedt het een mooi overzicht van de opleidingsroute van de psycholoog.

Na Van der Staak besprak Miriam Cloïn-Brouwers, voorzitter van het bestuur van de sector Gezondheidszorg van het NIP, de activiteiten van het NIP sinds de eerste landelijke gz-psychologendag. Op de eerste gz-psychologendag, waar veel kritiek op het NIP te horen was, rees de vraag of de vele gz-psychologen die lid zijn van het NIP hun belangen wel door dit instituut vertegenwoordigd zien. Het NIP reageerde hierop met de toezegging dat zij zich extra zou gaan inzetten voor de positionering van de gz-psycholoog. Het motto ‘Samen verder voorwaarts’ komt voort uit deze extra inzet. Cloïn merkte op dat het nut en de noodzaak van de positionering van de gz- en de klinisch psychologen helder zijn. Het ‘merk’ gz- en klinisch psychologen is sterk, het is bekend en tevens breed ondersteund. Helaas is er vooraf onvoldoende afstemming geweest over de positionering van deze twee disciplines. Het NIP heeft te weinig geïnvesteerd in de positionering ervan en wil nu actiever de positie van de gz- en klinisch psychologen op de ‘markt’ ondersteunen. Er is inmiddels een lobbyist en een nieuw hoofd communicatie aangesteld. Een doel is om de leden bewuster te maken van het belang van de BIG-registraties gz- en klinisch psycholoog. Een ander voornemen is om te onderzoeken of het mogelijk is dat gemakkelijker beide registraties behaald kunnen worden. Het merk gz-psycholoog zou een ijkpunt moeten worden in de GGZ en dat zou wettelijk vastgelegd moeten worden. Het streven is verder om ook op Europees niveau deze beroepsgroep te registeren in EuroPsy. Cloïn concludeert: ‘We zij er nog niet maar we zijn aardig op weg.’ Tot slot verwoordt zij nog drie ambities van het NIP: een trotse en zelfbewuste beroepsgroep, zonder stammenstrijd en een herkenbare doelgroep. Vervolgens zou gz-psycholoog een hoogwaardig basisberoep moeten zijn met een brede expertise.

Hierop volgde discussie over deze twee voordrachten tussen de zaal en een forum waar naast beide sprekers aan deelnemen: Erik van der Put, vrijgevestigd klinisch psycholoog, Wim de Waal, Co Klaver, klinisch psycholoog bij Spatie Apeldoorn, en Ted Raedts, voorzitter Nederlandse vereniging pedagogen en onderwijsdeskundigen (NVO). Opvallend was dat men zich opnieuw kritisch uitliet over het NIP als belangenvereniging voor de positionering en belangenbehartiging van de gz-psycholoog. Raedts bracht naar voren dat het NVO zijn eigen registraties moet behouden. Klaver was er niet van overtuigd dat het NIP de juiste instelling is om de belangen van de gz-psycholoog te behartigen. Hij vindt het nodig dat de gz-psychologen wakker worden geschud. Hun belangen worden niet goed behartigd en zij zitten al veel te lang in een passieve positie vast. De Waal ging onder andere in op het voorstel van Van der Staak en was de mening toegedaan dat een éénjarige opleiding als gz-psycholoog na een tweejarige masteropleiding te weinig is. Vooral Van der Put had een uitgesproken mening over het NIP: ‘De bestuurders van het NIP zitten in de voortdenderende trein van Hoogervorst.’ Hij stelde voor om vanwege de traagheid van het NIP een nieuwe (tijdelijke) vereniging voor gz-psychologen op te richten. Van der Staak gaf aan dat er te weinig gz-psychologen worden opgeleid: nu zijn dat er 84 per jaar. Hierdoor is het veld te beperkt; gz-psychologen zouden in alle sectoren moeten worden opgeleid, zodat het speelveld, en daarmee ook hun invloed, groter wordt. De BIG-registratie is belangrijk en geeft erkenning. Hij was van mening dat één eenduidige registratie wenselijk is. Nu kent het NVO nog zijn eigen registratiesysteem. Overleg tussen het NVO en de sector Jeugd van het NIP is dan ook belangrijk.

De discussie was rommelig en de betogen leken niet altijd op elkaar aan te sluiten. De zaal was (mogelijk mede hierdoor) wat afwachtend en onbewogen. Dit was jammer omdat de onderwerpen voor de beroepsgroep van groot belang zijn. Na een korte pauze leidde Hans Schutz het middagprogramma in met een voordracht namens de ‘NIP taskforce voorschrijfrecht psychofarmaca’. Hij stelt dat deze werkgroep, waar onder andere Derksen deel van uitmaakt, de mogelijkheid van realisering onderzoekt en voorstander is van het idee dat klinisch en gz-psychologen psychofarmaca mogen voorschrijven. In dit kader is er een enquête afgenomen onder gz-psychologen om te onderzoeken wat zij hiervan denken. Rianne Jannink, student psychologie aan de Universiteit van Nijmegen, presenteerde de uitslag van deze enquête: de respons was laag, slechts 9%. Uit de enquête valt af te leiden dat gz-psychologen menen dat ze pas in de praktijk, maar niet in de opleiding, voldoende kennis opdoen over psychofarmaca. In hun werk geven ze regelmatig adviezen over psychofarmaca, in het bijzonder over antidepressiva en tranquillizers. Over andere psychofarmaca wordt minder gesproken in het dagelijkse werk van de gz-psycholoog. Tot slot wordt ervaren dat de door de huisarts voorgeschreven psychofarmaca niet altijd aansluiten bij de problematiek en de behandeling van patiënten.

Ron F. Levant, in 2005 voorzitter van de American Psychological Association (APA), sprak over het voorschrijfrecht van psychologen in de VS, maar zijn enthousiaste betoog omvatte meer dan enkel dit onderwerp. Hij begon met het uiteenzetten van zijn doelstellingen in het jaar dat hij APA-voorzitter was. Volgens hem zou psychologie meer een household-begrip moeten worden, dat hij als volgt toelichtte. Helaas is het onder de bevolking nog steeds een taboe om naar een therapeut te gaan. Als je psychische hulp nodig hebt, ben je goed gek. Maar niemand is gevrijwaard van psychische problemen in zijn leven. Die kunnen gaan over bijvoorbeeld het disfunctioneren in gezin, werk, relatie, te veel stress et cetera. Om tijdig psychische problemen te signaleren en zo nodig te behandelen presenteerde hij het idee om mensen ieder jaar een psychological check-up te geven. Levant benadrukte de maatschappelijke verantwoordelijkheid van psychologen: opgeleid in de gedragswetenschappen en voorzien van kennis over intra- en interpersoonlijke processen en de invloed daarvan op het menselijk functioneren hebben psychologen bij uitstek de kennis om zich te mengen in maatschappelijke problemen en vraagstukken. Tot nu toe zijn psychologen hierbij te weinig betrokken. Als voorbeeld noemt Levant de behoefte aan psychische hulp na de tsunami in Azië of de orkaan Catherina. Verder stelde hij dat in de VS het gezondheidssysteem niet optimaal is: de regels voor vergoeding voor lichamelijke en geestelijke zorg liggen te ver uit elkaar. Er is een grote scheiding van geldstromen. Zijn aanbeveling is om gezondheid te gaan benaderen vanuit het biopsychosociale model om zo ook meer geld te kunnen genereren voor de geestelijke gezondheidszorg.

Vervolgens kwam hij op het onderwerp uit van deze middag: het voorschrijfrecht. In twee staten in de VS mogen psychologen psychofarmaca voorschrijven. De psychologen die dit mogen doen, hebben een speciale postdoctorale opleiding gevolgd waarin ze kennis opdeden van psychofarmaca, bijwerkingen van medicatie en de gevolgen van combinaties van bepaalde medicijnen. Een reden om psychologen psychofarmaca voor te laten schrijven is dat zij door hun uitgebreide opleiding en therapie-ervaringen met de patiënt beter kunnen afwegen dan artsen of medicatie noodzakelijk is. Artsen worden te weinig opgeleid in diagnosestelling en weten onvoldoende welke mogelijkheden therapeutische gesprekken bieden. Helaas moest Levant zijn lezing versneld afronden vanwege de programmering van de dag. Jammer, want zijn betoog was helder en bevatte werkbare stellingen, gedragen door een daadkrachtige organisatie.

Het congres ademde de sfeer van veel goede bedoelingen en van gemotiveerde mensen die een belang hebben en openstaan voor het sterker maken van de beroepsgroep gz-psychologen. Het zou mooi zijn als dit ook vruchten afwerpt in de praktijk. Meer overeenstemming tussen de verschillende partijen lijkt daarin belangrijk. Duidelijk werd dat het specialisme klinisch en gz-psycholoog nog in de beginfase verkeert van een hopelijk sterk groeiend en breed gedragen specialisme.

Naar boven