A safe society. IAFMHS-conferentie. Amsterdam, 13-16 juni 2006

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 2007
10.1007/BF03062268

Gehoord

A safe society. IAFMHS-conferentie. Amsterdam, 13-16 juni 2006

Jacqueline DasContact Information

(1) 

Samenvatting  Het zesde jaarlijkse congres van de International association of forensic mental health services had als thema: ‘A safe society: Effective assessment, prevention and treatment in forensic mental health’.
jacqueline das, psycholoog, is als gedragswetenschapper verbonden aan jongerenhuis Harreveld.

Het zesde jaarlijkse congres van de International association of forensic mental health services had als thema: ‘A safe society: Effective assessment, prevention and treatment in forensic mental health’. Naast steeds terugkerende onderwerpen als risicotaxatie en forensic assessment lag in deze editie de nadruk op thema’s als huiselijk geweld, jeugdrecht, preventie van antisociaal gedrag en delinquentie, en behandelmogelijkheden. Het precongresprogramma op 13 juni bestond uit vier workshops: over het gebruik van de Historical clinical risk management-risicotaxatieschaal, de behandeling van psychopathische delictplegers, management van agressief gedrag op een verpleegafdeling en ten slotte risicomonitoring gedurende een behandeling. De sfeer was goed en dankzij het kleine aantal deelnemers (gemiddeld zo’n veertien per workshop) had men de tijd om zich in de onderwerpen te verdiepen. In de workshop over psychopathie werd aandacht besteed aan een experimentele behandelmethode die in Groot-Brittannië ontwikkeld wordt voor personen met dangerous and severe personality disorder. Dat men wil investeren in de behandeling van deze doelgroep is uniek te noemen, want in Nederland lijken deze mensen steeds vaker op een forensische longstayafdeling geplaatst te worden.

Het eigenlijke congres werd geopend met een plenaire lezing door Kirk Heilbrun (Drexel University, VS). Zijn presentatie was een gedegen uiteenzetting over het belang van nauwkeurige risicotaxatie. Hij wees op het belang van richtlijnen voor het hanteerbaar maken van risico en het communiceren over risico. Op de tweede dag van het congres werd de hoofdlezing verzorgd door Elizabeth Fabiano (T3 Associates, Canada). Deze flamboyante spreekster betoogde dat de effectiviteit van behandelprogramma’s in een forensische setting niet alleen afhangt van de inhoud van het programma maar in even sterke mate van de wijze waarop het programma gebracht wordt (delivery). Omdat een gebrek aan motivatie om te veranderen kenmerkend is voor de doelgroepen in forensische settings presenteerde zij een raamwerk voor de behandeling en begeleiding van delinquenten dat vergroting van de motivatie door bewustwording van het problematische karakter van het gedrag centraal stelt.

De plenaire lezing van Corine de Ruiter (Universiteit Maastricht en Trimbos-instituut) op de derde dag van het congres verdient ook een vermelding. Juist op het moment dat het publiek dacht dat haar presentatie slechts een samenvatting van onderzoek naar risicotaxatie en forensic assessment zou worden, begon De Ruiter aan haar wake-up call. Zij sprak de toehoorders aan op hun verantwoordelijkheid om wetenschappelijke kennis toe te passen in de forensische (klinische) praktijk. Aan de hand van recente voorbeelden beschreef ze onder andere welke bijdrage de forensisch geschoolde gedragsdeskundige kan leveren wanneer de politie een mogelijke dader verhoort. Wanneer deze kennis wordt veronachtzaamd, kunnen verkeerde verhoortechnieken bijvoorbeeld bij een psychotische verdachte leiden tot ethisch onverantwoorde situaties en onbetrouwbare gegevens. In het ergste geval zou dit kunnen betekenen dat een verdachte het delict bekent terwijl hij dit niet gepleegd heeft. Ook betoogde De Ruiter dat de bewezen effectiviteit van behandelprogramma’s zoals Functional family therapy (FFT) noopt tot toepassing van deze programma’s als alternatief voor de intramurale behandeling van een grote groep jeugdige delinquenten. Hiermee kan onder andere onderlinge negatieve beïnvloeding (de zogenaamde peer deviancy training) voorkomen worden en wordt het recidiverisico teruggedrongen. De laatste keynote spreker, Marion Forgatch (Oregon social learning center, VS), had de pech dat haar presentatie gepland stond als laatste onderdeel van het congres op vrijdagmiddag. Ondanks het grote belang van haar onderwerp was de opkomst matig. Zij besprak de preventie van antisociaal en agressief gedrag op volwassen leeftijd door intensieve gedragstherapeutische training van ouders van jonge kinderen met gedragsproblemen: het zogenaamde Parent management training Oregon (PMTO-)model.

Naast de plenaire lezingen hadden ook de presentaties in de parallelsessies een hoog niveau. De wetenschappelijke commissie van dit congres bleek een gelukkige hand te hebben gehad bij de selectie van presentaties en de samenstelling van de parallelsessies. Zowel onderzoekers als clinici en beleidsmakers kwamen voldoende aan hun trekken. De meeste voordrachten hielden de klassieke indeling van een onderzoekspresentatie aan: achtergrond, onderzoeksvraag, methode, resultaten en discussie. Maar er waren ook creatieve uitzonderingen, waaronder de klinisch georiënteerde presentatie van Weenink en Van der Wolf (beiden werkzaam in de Van der Hoeven-kliniek). Zij legden aan de hand van een casus van een mannelijke tbs’er het belang uit van dynamische risicofactoren in het opstellen en evalueren van een behandelplan. Een ander voorbeeld was een presentatie die zich richtte op de eigenschappen en mogelijke toepassingen van een statistisch model. Dit zogenaamde Rasch-model kan van nut zijn als men wil bepalen welke items van een instrument het meest kenmerkend zijn voor de te meten trek. Op basis hiervan kan men bijvoorbeeld in het geval van een psychopathiemeting bepaalde items zwaarder laten wegen dan andere items om tot een diagnose te komen.

Zowel de inhoud als het niveau van de parallelsessies nodigde uit tot vragen of verdiepende discussies, maar helaas was hiervoor in het programma geen plaats ingeruimd. Deze tekortkoming werd overigens deels gecompenseerd doordat de pauzes en goedverzorgde lunches ruim de gelegenheid boden om verder te praten. Omdat alle zalen in De Meervaart uitkomen op een sfeervolle hal was het gemakkelijk om bijvoorbeeld een spreker te vinden en te benaderen voor een vraag of een gesprek. Het congresbanket bleek zeer goed georganiseerd en bood onder het genot van een heerlijk diner in het West-Indisch Huis ruimschoots de gelegenheid voor het ontmoeten van collega’s uit binnen- en buitenland.

Een ander punt van kritiek is dat parallelsessies soms tegelijkertijd hetzelfde onderwerp behandelden, zodat de geïnteresseerde congresganger moest kiezen – dit terwijl er ruimte was in het programma om de parallelsessies ná elkaar te houden. Verder bleek dat de organisatie van het congres onvoldoende geanticipeerd had op de grote opkomst bij de introductie van de Comprehensive assessment of psychopathic personality pathology (CAPP) door Cooke (Glasgow Caledonian University, Schotland), Hart (Simon Fraser University, Canada) en Logan (Risk Management Authority, Schotland). De grote interesse voor dit nieuwe instrument valt te verklaren uit het feit dat de CAPP in tegenstelling tot de veelgebruikte Psychopathy checklist-revised (PCL-R) de kernsymptomen van psychopathie benadrukt in plaats van sociaal deviant gedrag. Zo is er een uitbreiding van het aantal items om de beperkte emotionele diepgang van de psychopaat te meten en wordt meer aandacht besteed aan relationele onthechting. Een ander belangrijk voordeel van de CAPP is dat het instrument het mogelijk maakt de stabiliteit van de stoornis te meten.

Een laatste kritiekpunt was de zeer beperkte aandacht voor onderzoek bij kinderen (behalve de lezing van Forgatch). De volgende editie van dit congres zou onderzoekers kunnen uitnodigen om hun bevindingen te delen over bijvoorbeeld kenmerken van kinderen die delinquent gedrag vertonen (zoals kille en onemotionele trekken als voorloper van psychopathie) en over effectieve behandelprogramma’s.

Ernstige incidenten in de tbs-sector en de justitiële jeugdsector wijzen uit dat er binnen deze Nederlandse systemen nog veel voor verbetering vatbaar is. Het feit dat deze editie van het IAFMHS-congres in Nederland georganiseerd werd en de aanzienlijke bijdrage van Nederlandse onderzoekers in de parallelsessies wijzen uit dat er in Nederland een toenemend besef is van het belang van de integratie van wetenschappelijke ontwikkelingen in de forensisch-psychiatrische praktijk. Dit congres heeft bijgedragen tot een groeiend bewustzijn van de eigen verantwoordelijkheid van clinici en wetenschappers in dit proces en kan daarom als zeer geslaagd beschouwd worden.

Naar boven