T.I. Oei en M.S. Groenhuijsen (red.) (2006). Capita selecta van de forensische psychiatrie anno 2006. Deventer: Kluwer. 804 pp., € 49,50

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 2007
10.1007/BF03062267

Gelezen

T.I. Oei en M.S. Groenhuijsen (red.) (2006). Capita selecta van de forensische psychiatrie anno 2006. Deventer: Kluwer. 804 pp., € 49,50

Maryke GeerdinkContact Information Pascal Wolters

(1) 

Samenvatting  Sinds 1997 wordt onder auspiciën van de vakgroep Strafrechtwetenschappen van de universiteit van Tilburg iedere drie jaar een bundel uitgegeven over de forensische psychiatrie en aanverwante aandachtsgebieden. Dit is de vierde bundel in deze reeks en het telt veertig artikelen.
maryke geerdink en pascal wolters, beiden gz-psycholoog, zijn werkzaam bij respectievelijk De Waag Amsterdam en De Waag Haarlem.

Sinds 1997 wordt onder auspiciën van de vakgroep Strafrechtwetenschappen van de universiteit van Tilburg iedere drie jaar een bundel uitgegeven over de forensische psychiatrie en aanverwante aandachtsgebieden. Dit is de vierde bundel in deze reeks en het telt veertig artikelen. Deze zijn ondergebracht in negen hoofdstukken van elk drie tot zes artikelen: I – Forensische psychiatrie en existentie; II – Agressie, risicotaxatie en wetenschap; III – Verslavingspsychiatrie, TBS en gedragskunde; IV – Forensische jeugdpsychiatrie; V – Forensische rapportage; VI – Strafrechtelijke maatregelen en behandeling; VII – Behandelen/beveiligen, Justitie en VWS; VIII – Antisociale persoonlijkheidsstoornis, socio-/psychopathie en forensische gedragskunde; en IX – Actuele en toekomstige leermomenten in de forensische psychiatrie. De thema’s zijn gevarieerd: diagnostiek, behandeling, beleid, onderzoek en filosofische bespiegelingen. Een aantal onderwerpen – waaronder de forensische jeugdpsychiatrie, verslaving, de antisociale persoonlijkheidsstoornis en forensische rapportage – komt in deze uitgave uitgebreider aan bod. Naast de beschrijving van de stand van zaken en recente ontwikkelingen in de forensische psychiatrie is er veel ruimte voor artikelen van meer beschouwende aard. De redactie richt zich met dit boek tot ‘de gemiddelde academische burger’ (p. v): gedragsdeskundigen, juristen, beleidsmakers bij de overheid, politici, studenten en de media. Kortom: een ambitieus project.

De kwaliteit van een bundel is afhankelijk van de kwaliteit van de afzonderlijke artikelen. De redactie is erin geslaagd een aantal bekende mensen een bijdrage te laten leveren. De meeste artikelen zijn inhoudelijk sterk en helder geschreven. In het kader van een recensie is het natuurlijk onmogelijk om op alle artikelen in te gaan. Wij staan stil bij een beperkt aantal artikelen dat ons als behandelaars in het forensische veld aanspreekt.

Noorlander hekelt het ontbreken van een visie op de behandeling van (chronische) verslavingsproblematiek binnen de tbs-klinieken. Zij bepleit meer aandacht voor verslavingsproblematiek als zelfstandige risicofactor. Op dit moment wordt verslaving nog te vaak gezien als een gevolg van andere problematiek. Mulder, Bullens en Van Marle beschrijven hun onderzoek onder jongeren met een PIJ-maatregel (PIJ = plaatsing in een jeugdinrichting). De resultaten bevestigen dat middelengebruik het delictgedrag van deze populatie beïnvloedt en daarmee een belangrijke risicofactor vormt. Philipse laat zien hoe het gebruik van risicotaxatie-instrumenten in de huidige klinische praktijk de kans op een goede voorspelling vergroot. Daarnaast wijst hij op de beperkingen van de bestaande onderzoeksinstrumenten. Brouwers en Oei proberen, op basis van biologische, cognitieve en sociaal-psychologische factoren die bij het ontstaan en optreden van impulsief gewelddadig gedrag een rol spelen, te komen tot een aparte diagnose ‘agressiestoornis’. Zij beschrijven hierbij expliciet impulsief gedrag als apart fenomeen. Op dit moment wordt agressie vooral gezien als symptoom van een stoornis. Van Beek bespreekt de behandelmogelijkheden voor pedoseksuelen vanuit het What works-principe en pleit ervoor één specifieke (evidence-based) behandeling te kiezen. Hij heeft geen voorkeur voor een specifiek referentiekader, maar waarschuwt voor een eclectische benadering met het effect van een ‘schot hagel’ (p. 552). In veel instellingen zou men bang zijn dat één theoretisch kader te beperkend is.

De titel ‘Capita selecta’ van de bundel laat zien dat Oei en Groenhuijsen geen volledig of representatief overzicht van de huidige stand van zaken in de forensische psychiatrie nastreven. Desondanks missen wij enkele thema’s in de verzameling. Voor een bundel die zich niet alleen richt op deskundigen, maar ook op overheid en media is het geheel inhoudelijk uit balans. Veel aandacht wordt besteed aan verslavingsproblematiek, aan de antisociale persoonlijkheidsstoornis en aan behandelingen in klinische settings. De belangrijke rol van de forensisch-psychiatrische poliklinieken, de behandeling van zedendelinquenten en de opkomst van systeemgerichte benaderingen in de behandeling van jeugdigen blijven daarentegen onderbelicht. Bovendien ontbreken enkele belangrijke thema’s waar nog weinig over wordt gepubliceerd, maar die wel steeds meer aandacht vragen in de verschillende behandelsettings en media. We denken hierbij aan de behandeling van vrouwen in de forensische psychiatrie en de behandeling van daders van kindermishandeling en huiselijk geweld. Artikelen met een psychodynamische inslag krijgen verrassend genoeg relatief veel ruimte, ondanks het feit dat juist deze benadering in het werkveld terrein verliest aan meer evidence-based benaderingen, zoals (cognitieve) gedragstherapie en verschillende vormen van systeemtherapie.

De leesbaarheid van een boek met veel verschillende onderwerpen en een brede doelgroep vereist een goede opbouw. Het zou de leesbaarheid ten goede zijn gekomen als de hoofdstukken inhoudelijk beter waren afgebakend. Nu worden artikelen met uiteenlopende thema’s aan elkaar gekoppeld in hoofdstukken met geforceerd aandoende titels; de onderwerpen liggen te ver uit elkaar en vormen onvoldoende een samenhangend geheel. Een goede indeling gaat bij voorkeur vergezeld van een heldere inleiding die de lezer helpt de artikelen te vinden die hem aanspreken. In het voorwoord schrijft de redactie: ‘Het geheel is niet goed te ondervangen onder één naam of heeft niet het vooruitzicht of de bedoeling een uitputtende analyse van een bepaald onderwerp voor te schotelen’ (p. v). Deze moeilijk leesbare of zeg maar gerust: kreupele zin, waarvan er meer voorkomen in de inleiding, laat naar onze mening zien dat de redactie onvoldoende moeite heeft gedaan een representatief beeld van de forensische psychotherapie anno 2006 te geven. Het is jammer dat zij van mening is dat dit ook niet goed mogelijk is. Het gevolg is dat zij er niet in is geslaagd om van de bundel een goedlopend geheel te maken. Het tweede hoofdstuk, ‘Agressie, risicotaxatie en wetenschap’ bestaat bijvoorbeeld uit één artikel over impulsief gewelddadig gedrag, drie artikelen over diagnostiek en risicotaxatie, en één artikel over medicatie tegen agressie. Het derde hoofdstuk, ‘Verslavingspsychiatrie, tbs en gedragskunde’, gaat weliswaar alleen over verslaving, maar de artikelen verschillen sterk naar aard en inhoud: één artikel gaat over de rol van verslavingsreclassering en is vooral beschouwend, één beschrijvend artikel gaat over de behandeling van verslaving binnen de tbs en één onderzoeksartikel heeft verslavingsproblematiek bij jeugdigen tot onderwerp.

Aanmerkingen kunnen ook gemaakt worden op de structuur van hoofdstukken. De volgorde van de artikelen is niet altijd even gelukkig gekozen. Dingemans verwijst bijvoorbeeld aan het begin van zijn artikel ‘Diagnostiek en predictie in de forensische psychiatrie’ naar het proefschrift van Philipse, waaruit zou blijken dat deze somber gestemd is over de voorspellende waarde van de huidige risicotaxatiemethoden. Dingemans concludeert dat ‘een systematisch en wetenschappelijk opgebouwd systeem voor diagnostiek van forensische patiënten relatief afwezig is en dat men zich momenteel te veel beperkt tot risicotaxaties om zinvolle verbanden op het spoor te komen’ (p. 112). Hij stelt een alternatief model voor om te komen tot theoriegestuurde diagnostiek en voorspelling. Het volgende artikel is van Philipse zelf. Op basis van eigen en ander onderzoek schetst hij op heldere wijze de mogelijkheden, onmogelijkheden en kwaliteit van de huidige risicotaxatiemethoden. Het had volgens ons voor de hand gelegen om deze artikelen om te draaien. Dan zou de lezer van het artikel van Dingemans al kunnen weten dat het pessimisme van Philipse over de voorspellende waarde van de huidige risicotaxatiemethoden, in tegenstelling tot wat de eerstgenoemde auteur suggereert, inmiddels meevalt.

Samengevat vinden wij het boek enigszins versnipperd, waardoor de lezer niet wordt uitgenodigd het van kaft tot kaft te lezen. De inleiding en de titels van de hoofdstukken helpen de lezer onvoldoende bij een goede keuze van voor hem relevante artikelen. Het geheel blijft naar onze mening te breed opgezet om een specifieke doelgroep binnen de forensische psychiatrie aan te spreken. Desondanks is de bundel dankzij verschillende goede artikelen een aardige aanwinst.

Naar boven