Ruim 100 deelnemers verzamelden zich in een mooi oud universiteitsgebouw in Antwerpen voor een workshop georganiseerd door het Lorentzhuis (Haarlem) en Feelings & Context (Antwerpen-Berchem), in de hoop zich te laten inspireren door Michael White, de systeemtherapeut uit Adelaide, Australië. Van hem wordt wel gezegd wordt dat hij, na de Milanese school, de belangrijkste nieuwe ontwikkeling in de systeemtherapie in gang heeft gezet. Het was een workshop zoals een workshop moet zijn: veel overdracht van gedachten en methodiek, veelvuldige illustratie met videomateriaal van eigen therapieën en consulten, discussie met de zaal en een goede sfeer. White noemt zijn benadering van psychische problematiek ‘narratieve therapie’ en hij baseert zich daarbij op de volgende aannamen: mensen geven uitdrukking aan hun levenservaringen door interpretaties van die ervaringen in verhalen; door deze interpretatieve handelingen geven mensen betekenis aan hun ervaringen; betekenis en ervaring worden op die manier onafscheidelijk. Door gebeurtenissen in een bepaalde verhaallijn te plaatsen via volgorde, tijdsverloop en plot ontstaan bekende en vertrouwde verhaallijnen, die bij cliënten vaak een tragisch verloop hebben.
In therapie nodigt White cliënten uit om van een ‘dun’ een ‘dik’ verhaal te maken en van een ‘arme’ een ‘rijke’ interpretatie. Op die manier kunnen cliënten de beschrijving van hun identiteit uitbreiden, bijvoorbeeld van iemand die altijd mislukt naar iemand die ook geslaagde initiatieven neemt. White doet dit door op zoek te gaan naar het onverwachte, het bijzondere, unieke, kortom naar die betekenissen die afwijken van het bekende en normale. Hij gaat ervan uit dat ieder mens een enorm reservoir van doorleefde ervaringen tot zijn beschikking heeft, dat aangeboord kan worden om van een dun een dik verhaal te maken. Een andere manier om dit te zeggen is dat mensen niet gekend worden door een enkelvoudig verhaal maar door meerdere verhalen. Therapie stimuleert mensen meervoudige verhalen te vertellen door betekenis te geven aan ervaringen in hun leven die verwaarloosd, ondergesneeuwd, vergeten of ‘zonder tekst’ zijn. Van belang is dat de therapeut géén nieuwe betekenissen geeft en dat de cliënt hierbij dus zelf de auteur blijft. Het gaat er niet om dat de therapeut een positieve connotatie aanbrengt bij ervaringen van de cliënt, maar dat de cliënt dat zelf gaat doen met behulp van de specifieke vraagstelling van de therapeut. Wanneer iemand spreekt over wanhoop veronderstelt dit tegelijkertijd een verhaal over hoop. White gaat niet in op de wanhoop (spreekt deze ook niet tegen), maar is geïnteresseerd in het verhaal over hoop, de ontwikkeling van de hoop in iemands leven. White doet dit zeer methodisch. Hij geeft aan hoe hij zijn gesprek met de cliënt(en) opbouwt, vormgeeft en regisseert: weg van het oude vertrouwde (probleemverhaal) naar ‘hetgeen gekend kan worden’. De nadruk ligt niet op vermindering van klachten of symptomen maar op het vergroten van het besef van personal agency: het vermogen richting te geven aan het eigen leven. Interessant in dit verband is dat een recent grootschalig onderzoek naar geluksbeleving weer aan het licht bracht dat geluk vooral verbonden is met de ervaring vat te hebben op het eigen leven. Voor de therapeut ligt de nadruk op het verwerven van gespreks- en luistervaardigheden en niet op het ontwikkelen van theorieën of hypothesen over betekenis van gedrag. White veegt de vloer aan met theorieën over psychopathologie. Hij begrijpt de aantrekkingskracht van psychodiagnostiek wel omdat psychodiagnostici hun mening steeds weer bevestigd zien door hun waarneming zo te ordenen dat deze past in de psychopathologische kaders. White ziet psychopathologische interpretaties echter als ‘dunne’ en ‘problematische’ interpretaties van menselijke ervaringen. Hij kiest bewust voor een niet-theoretische uitgangspositie en benadrukt de tijdelijkheid van theorieën. Hij illustreert dit door erop te wijzen hoe lang begrippen als ‘relatiedynamieken’ of ‘kluwengezinnen’ of ‘borderlinepatiënten’ bestaan; al deze categorieën bestaan sinds ze een naam hebben. Lange tijd bestonden er homoseksuele patiënten, maar die waren in één klap allemaal genezen toen ze uit de DSM weggeschreven werden.
De ideeën die mensen zelf hebben over hun levens vormen de leidraad, niet de ideeën of theorieën die therapeuten daarover koesteren! Dit veronderstelt bij de therapeut een bijzondere interesse voor de cliënt. Het gaat daarbij niet om professionele belangstelling, maar om een geëngageerde interesse. White kiest hierbij wel voor een methodische aanpak via een strakke regie, gespreksstructuur en -discipline. Opvallend aan de aanpak van White is dat hij geen dialoog aangaat. Hij gelooft niet dat een dialoog helpend is. In zijn therapieën is er ruimte voor de cliënt om verhalen over zichzelf te vertellen. De therapeut is betrokken luisteraar, toehoorder en getuige. Hij (of zij) vertelt het verhaal van de cliënt opnieuw zoals hij het heeft begrepen. Hij fungeert als ‘klankbord’ en geeft geen ‘weerwoord’, waardoor de cliënt naar zichzelf gaat luisteren en in alle rust kan reflecteren. Langzaam brengt de therapeut de cliënt van een ‘landschap van actie’ naar een ‘landschap van bewustzijn’ door in het gesprek ‘een steiger’ aan te leggen: the scaffolding of therapeutic conversations. Via de steiger komt de cliënt van the known and the familiar naar the possible to know about your life. Dit proces verloopt via welomschreven stappen en begint bij de karakterisering van het beleefde probleem. Daarna vraagt de therapeut naar de effecten van het probleem op het leven en de relaties van de cliënt. Vervolgens wordt er stilgestaan bij de emoties die ditprobleem oproept. Hierna buigt de therapeut het gesprek in de richting van waarden en intenties: wat zeggen die emoties en belevingen over waar je waarde aan hecht in het leven, wat je waardevol vindt en over welke richting je aan je leven zou willen geven? Vervolgens vraagt de therapeut door over de waardevolle elementen in het verhaal en over de intenties: ‘Hoe wist je dat je dat wilde bereiken? Waarom is het belangrijk voor je? Wie heeft je dat geleerd? Onder welke omstandigheden was dat?’ Het gaat bij deze vragen om specifieke en bijzondere gebeurtenissen, niet om algemeenheden. Deze Waarom-vragen activeren de mentale activiteit en zetten aan tot ‘intentioneel begrijpen’, tot het (her)ontdekken van een richting, een levensdoel. Hierbij wordt een nieuwe verhaallijn in tijd ontwikkeld. Schijnbaar losstaande gebeurtenissen in de geschiedenis van de cliënt, die in verband staan met een nieuwe beschrijving van zijn identiteit, worden met elkaar verbonden. White nodigt cliënten uit hierbij te putten uit externe, medemenselijke bronnen; dus niet uit algemeenheden als ‘het komt uit mezelf, het is mijn veerkracht, het is iets menselijks, het is gegeven, iets biologisch’, maar ‘ik herinner me dat die en die persoon daarbij een rol hebben gespeeld, dat zij mij ertoe inspireerden’. Vervolgens vraagt hij naar de betekenis die de cliënt heeft voor die anderen; deze betekenis draagt bij aan de zin van het leven van de cliënt.
White illustreerde zijn aanpak met overtuigende en ontroerende videofragmenten, bijvoorbeeld van de chronische anorexiapatiënte die elke therapeut tot wanhoop dreef en die maar in zichzelf bleef snijden als onderdeel van een lang reinigingsritueel wanneer zij had gegeten. Zij had een lange geschiedenis van misbruik en mishandeling en was zich gaan isoleren. Haar therapeut vraagt White om een consult omdat hij vreest voor haar leven. De cliënte op de band is een duidelijk zichtbaar een anorexiapatiënte, die naar beneden kijkt en zeer zacht spreekt. White gaat niet in op haar symptomen, haar gruwelijke verleden en haar hopeloosheid. Hij laat haar wel vertellen over haar reinigingsritueel, over hoe ellendig ze zich dan voelt en dat ze haar therapeut heeft gebeld. Vervolgens vraagt hij naar wat haar ertoe bracht om naar een ander ‘te reiken’, wat maakte dat ze hulp zocht bij een ander mens in plaats van zich te isoleren met haar ellendige gevoel en ervaringen. Zij begint voorzichtig te vertellen over haar vertrouwen in haar huidige therapeut, omdat hij echt in haar geïnteresseerd is. White vraagt haar hoe ze kan herkennen dat iemand echt in haar is geïnteresseerd en wanneer ze voor het eerst voelde dat iemand echt in haar geïnteresseerd was. De cliënte vertelt dan over haar eerste dokter, X, die echt naar haar luisterde en haar geloofde. White vraagt door over haar geschiedenis met vertrouwen, de geschiedenis die het mogelijk maakte dat ze nu contact zocht en zich niet isoleerde. Vervolgens vraagt hij wat zij denkt dat het voor dokter X zou betekenen wanneer hij zou horen dat hij van cruciale betekenis is geweest voor haar leven en dat hij haar heeft geholpen authentieke zorg te kunnen herkennen. Op de video zie je haar duidelijk meer rechtop gaan zitten en helderder gaan kijken. Ook spreekt ze luider wanneer ze onder woorden brengt dat hij dat waarschijnlijk wel heel fijn zou vinden. Zo brengt hij haar van een hopeloos en dun verhaal over chronische anorexia, reinigingsrituelen, snijden en suïcidaliteit naar een rijker verhaal van patiënte, waarin zij authentieke interesse en zorg kan herkennen, naar anderen kan ‘reiken’ en betekenis kan hebben voor anderen.
Andere voorbeelden op video laten zien dat dit niet een gelukkige toevalstreffer is. Ook laten zijn voorbeelden zien dat White veelal werkt met zware en complexe problematiek, zowel bij kinderen en adolescenten als bij volwassenen: delinquentie; geweldproblematiek; seksueel misbruik; suïcidaliteit en depressies. Vaak maakt White gebruik van ‘getuigen’ (outsider witnesses). Deze getuigen zijn toehoorders wanneer hij de cliënt interviewt. Een getuige kan iemand zijn uit het leven van de cliënt, een collega uit het team van de therapeut maar ook een vriend of familie van de therapeut. Ook betrekt White op deze manier (ex-)cliënten bij gesprekken. Vervolgens interviewt hij de getuigen en vraagt hun wat zij ervoeren bij het verhaal van de cliënt. Wat raakte hen in het bijzonder, welke woorden, welke frase, en waarmee is dat verbonden in hun eigen leven? Bij dit interview is juist de cliënt getuige en dit nodigt uit tot mentale activiteit en het openen van vergeten verhaallijnen.
Het interviewen van deze getuigen verloopt net als het interviewen van cliënten volgens een strak protocol. Er wordt gevraagd naar het bijzondere: ‘Wat viel je in het bijzonder op, welke woorden, welk gebaar?’ Vervolgens vraagt hij naar de beelden die dat bij de getuige opriep en wat die beelden zouden kunnen zeggen over wat deze cliënt waardevol vindt in het leven. De volgende serie vragen van de therapeut nodigt de getuige uit te vertellen over wat dit bij hem deed ‘resoneren’: welke eigen ervaringen, verbonden met deze levenswaarde, hangen hiermee samen? Vervolgens kan het gesprek in de richting gaan van een ‘catharsis’ in de klassieke betekenis van het woord: de gemeenschappelijke publieksreactie, die door theater wordt opgeroepen en die mensen in beweging brengt, naar een nieuw bewustzijn en een andere positie in het leven. Een duidelijk voorbeeld is een videofragment waarin White eerst een depressieve vrouw interviewt die tijdens het interview de betekenis beschrijft die zij als klein meisje had voor haar eenzame buren. Ze wil nog steeds iets betekenen door anderen warmte en aandacht te geven. Vervolgens interviewt White de getuige die verbinding maakt met deze levenswaarde via eigen voorbeelden, waarna zij alle drie een cathartische ervaring delen en de tranen laten lopen. De cliënte kan vervolgens goed onder woorden brengen dat zij zichzelf opeens anders ziet dan voor het gesprek.
In zijn therapie met kinderen gebruikt White vaak knuffels als getuigen, en ook als cotherapeut. Via de knuffel kan het kind zichzelf zien, horen en anders beleven. In een prachtige video-illustratie van een mishandeld meisje met encopresis wordt het meisje de therapeut van de beer en kan zij via de beer zichzelf weer anders gaan beleven.
In de discussie was er de gebruikelijke kritiek op het postmodernisme dat zou leiden tot nihilisme en betekenisloosheid. White gaf als antwoord dat het postmoderne denken niet uitkomt op anything goes maar op nothing goes without questioning. White is een goede performer. Hij was helder en overtuigend in de overdracht van zijn ideeën, lardeerde zijn uiteenzettingen met veel grappen en voorbeelden, en wist blijvend te boeien. Ook maakte hij indruk met zijn kaarten: zijn voorbeelden kon hij schijnbaar moeiteloos op het white board (!) illustreren met routekaarten van het gesprek waarop de verschillende stappen werden beschreven.
In de trein terug vroegen we ons af of we dit vakmanschap zouden kunnen toepassen in de praktijk. Nu, enkele weken later, blijken veel Lorentzhuis-collega's die in Antwerpen aanwezig waren daadwerkelijk veel elementen toe te passen en enthousiast te zijn over het effect van de workshop. Dit is als een goede wijn die in de nasmaak nog beter wordt.