M. Arendsen Hein (2004). Psychodrama en transactionele analyse. Inzicht door (trans)actie. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. 208 pp., €27,50

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 2005
10.1007/BF03062167

Gelezen

M. Arendsen Hein (2004). Psychodrama en transactionele analyse. Inzicht door (trans)actie. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. 208 pp., €27,50

Frits van HestContact Information

(1) 

Samenvatting  
Dit boek is het tweede deel in de serie ‘Groepspraktijk’ van uitgeverij Bohn Stafleu Van Loghum. In feite bestaat het boek uit drie verschillende delen. In de hoofdstukken I tot en met IV worden theorie en methode van het psychodrama en van de transactionele analyse beschreven. Hoofdstukken V tot en met X bevatten informatie over specifieke gebieden, technieken, problemen en domeinen van het psychodrama. Het laatste hoofdstuk gaat over psychodrama in het bedrijfsleven.
f.p.e. van hest, klinisch psycholoog/psychotherapeut, is werkzaam bij kenniscentrum Phoenix, De Gelderse Roos, Wolfheze.

Dit boek is het tweede deel in de serie ‘Groepspraktijk’ van uitgeverij Bohn Stafleu Van Loghum. In feite bestaat het boek uit drie verschillende delen. In de hoofdstukken I tot en met IV worden theorie en methode van het psychodrama en van de transactionele analyse beschreven. Hoofdstukken V tot en met X bevatten informatie over specifieke gebieden, technieken, problemen en domeinen van het psychodrama. Het laatste hoofdstuk gaat over psychodrama in het bedrijfsleven.

Psychodrama is een verbazingwekkend krachtige vorm van psychotherapie die al honderd jaar op bijna dezelfde wijze wordt uitgevoerd als Jacob L. Moreno het heeft ontworpen. Wat dat betreft, is de opmerking van Berne (1976) terecht dat alle tot nu toe bekende actiegerichte technieken door Moreno in diens psychodrama zijn uitgeprobeerd, zodat het moeilijk is om in dit opzicht nog met een origineel idee te komen.

In hoofdstuk I bespreekt Arendsen Hein de ontstaansgeschiedenis van het psychodrama. De voor het psychodrama zo typerende dubbelrol van de director, protagonist en antagonist, worden goed uitgelegd. Hoofdstuk II gaat over de opbouw en de structuur van de psychodramasessies. De schrijfster doet dit aan de hand van een casus. In haar tekst volgt ze haar protagonist op de voet. De verbinding van verbeelding, beleving en actie, die tot de essentie van het psychodrama behoort, wordt levendig voor het voetlicht gebracht. De lezer ziet het psychodrama als het ware fysiek voor zich ontrollen. De auteur is voor haar lezers even zorgzaam als voor haar cliënten. Dat blijkt uit de aanbevelingen, waarschuwingen voor valkuilen en uit de vele oefeningen die verspreid door het hele boek staan. In hoofdstuk III worden belangrijke begrippen uit de transactionele analyse verklaard: het levensscript, de basisposities, de verschillende egotoestanden, transacties, miskennen en spelletjes. Ook begrippen als ‘racketgevoelens’ (gevoelens die andere, meer kwetsbare gevoelens overdekken) en ‘strokes’ (een technische term voor elke vorm van aandacht, hetzij positief, hetzij negatief) worden verklaard. Aan de hand van voorbeeldpsychodrama’s legt de auteur uit hoe ze als director interventies kan plegen door haar kennis van concepten uit de transactionele analyse. De vijf egotoestanden uit de transactionele analyse ‘Zorgende Ouder, Kritische Ouder, Volwassene, Aangepast Kind en Vrij Kind’ kunnen ruimtelijk worden uitgebeeld door het gebruik van vijf stoelen en helpen de cliënt bewust te worden van de invloed die deze egotoestanden hebben op zijn of haar functioneren. Hoewel Arendsen Hein over het algemeen nuchter over psychodrama schrijft, blijft de werking van tele blijkbaar ook voor haar mysterieus. Dit begrip komt ongeveer overeen met intuïtie of met wat Jung synchroniciteit noemt. Naast tele is surplus reality een van de krachtigste mechanismen in het psychodrama. Deze term kan het best vertaald worden als ‘een overschot aan werkelijkheid’. Daardoor ‘kan alles’ in psychodrama en kunnen de protagonist en de groepsleden een kale therapieruimte ervaren als een reële huiskamer uit de vorige eeuw, waarin een kind van vier speelt.

In hoofdstuk IV bespreekt de auteur het contract tussen director en protagonist. Contract verwijst hier naar de gezamenlijke verantwoordelijkheid van cliënt en therapeut om het doel van de cliënt te bereiken. Het is een van de methodieken die laat zien dat Arendsen Hein het psychodrama op een vernieuwende wijze gebruikt. In de jaren ’60 werd het psychodrama veel vrijblijvender ingezet, waardoor de grens tussen therapie en entertainment soms overschreden dreigde te worden. Hoofdstuk V verheldert de overwegingen van de director om tot keuzen te komen bij de begeleiding van de protagonist. Toch hadden deze overwegingen iets meer gebaseerd mogen zijn op de transactionele theorie, in de trant van: ‘Kees handelt hier naar zijn moeder vanuit zijn Zorgende Kind, dus probeer ik zijn Vrije Kind te versterken.’ In de hoofdstukken VI tot en met X wordt uitleg gegeven over de werking van rollen, de techniek van het dubbelen, de vijf- en zesstoelentechniek en over ‘terzijdes’. De lezer treft hier een rijkdom aan voorbeelden en oplossingen aan. De voorbeelden zijn relevant voor de praktijk; de oplossingen soms briljant in hun eenvoud. Hieruit blijkt hoeveel ervaring er met het psychodrama in de loop der jaren is opgebouwd en ook hoezeer de auteur gespeend is van theatrale effecten. Psychodrama is voor haar geen show die het ego van de therapeut streelt. Regelmatig demystificeert ze ideologische opvattingen die als feiten worden gepresenteerd, bijvoorbeeld dat een goed opgewarmde groep altijd een protagonist kiest die het focale conflict van de groep vertegenwoordigt. De praktijk leert anders. Hetzelfde geldt voor het begrip ‘catharsis’. Voor de psychodramaturg en voor zijn cliënten kan het verleidelijk zijn om het succes van psychodrama af te meten aan de emotionele ontladingen of de cathartische effecten. De auteur constateert nuchter dat dit een misvatting is. Veranderen gebeurt volgens haar tegelijkertijd op het niveau van denken, voelen en doen. Deze opvatting lijkt in de buurt te komen van de cognitieve gedragstherapie, met als verschil dat psychodrama de actie als aangrijpingspunt heeft en de cognitieve therapie het denken.

In hoofdstuk X geeft de auteur een prima beschrijving van het begrip weerstand. Ze maakt duidelijk welke vormen weerstand in het psychodrama kan aannemen en hoe de psychotherapeut daarmee kan omgaan. Zoals Moreno gebruikt Arendsen Hein het psychodrama ook buiten de therapeutische situatie. Hoofdstuk XI gaat over psychodrama in het bedrijfsleven, maar past daardoor niet goed in een boek over psychotherapie. De kennismaking is te kort, een inleidende verantwoording en verdere uitwerking worden gemist.

De auteur streeft in haar boek twee doelen na: verheldering van de praktijk van het psychodrama en een theoretische onderbouwing. In haar eerste opzet is ze zeker geslaagd. Ze toont zich een meester in het gebruik van klare taal en ze legt begrippen en werkwijzen op een bondige en consistente manier uit. De tekst is nergens saai en altijd plezierig om te lezen. Het boek is geschikt voor psychotherapeuten, studenten, geïnteresseerde leken en cliënten uit de doelgroep. De geringe theorievorming en onderzoek zijn de achillespees van het psychodrama. Die kunnen nadelig zijn voor het psychodrama in deze door evidence based handelen gekenmerkte tijd. Het boek lijkt dus precies op tijd te komen.

Maar is de auteur geslaagd in haar opzet om de praktijk van het psychodrama theoretisch te onderbouwen? Ze geeft een aanzet. Sterke punten zijn dat ze de begrippen uit het psychodrama en de transactionele analyse systematisch op een rij zet en kort definieert en dat ze zich aan de feiten houdt en geen ideologische standpunten inneemt. Een uitgebreid en consequent register maakt het mogelijk om het boek als naslagwerk te gebruiken. De keuze van de auteur om de therapeutische actie in het psychodrama vooral aan te sturen vanuit de transactionele analyse lijkt meer het resultaat van toevallige ontwikkelingen in de instelling waar ze werkte. Nergens toont ze aan dat er tussen het theoretische model van de transactionele analyse en de uitvoering van psychodrama een dwingend verband bestaat. Behalve concepten uit de transactionele analyse gebruikt de auteur concepten uit de objectrelatietheorie en de existentialistische optiek. Het zou interessant zijn om op een rij te zetten waarin de theoretische concepten van de aangehaalde modellen van de transactionele analyse, de objectrelatietheorie en de existentialistische zienswijze van elkaar verschillen en met elkaar overeenkomen. In dit boek komt de auteur daar niet aan toe. Ze bespreekt wel de impliciete theorievorming van Moreno zelf: zijn uitleg van relaties als een encounter van een of meer individuen in het hier en nu, zijn aandacht voor groeimogelijkheden door spelen, risico’s durven nemen en zijn rollentheorie. Hij koppelde theorie aan actie en dat is alleen al een waardevol concept in de vaak door verbale abstracties geplaagde psychotherapie. Maar concepten aanhalen uit verschillende theoretische scholen is niet voldoende om het psychodrama theoretisch te onderbouwen; op dit punt schiet het boek tekort. In een volgende versie zou een apart hoofdstuk over de theorievorming van het psychodrama zeker op zijn plaats zijn.


Literatuur

Berne, E. (1976). Transactionele Analyse in de psychotherapie. Een methode voor individuele en sociale psychologie. Amsterdam: Bert Bakker.
 
Naar boven