In 1995 schreef ik een kritiek op het werk van Hellinger (Van Lawick, 1995). De groeiende belangstelling voor deze man en zijn werk verontrustte me. Ik meende toen dat de golf van aandacht van voorbijgaande aard zou zijn. Het tegendeel is het geval gebleken: de populariteit van zijn aanpak van psychische problematiek middels familieopstellingen lijkt alleen maar toe te nemen. Overal worden familieopstellingen gemaakt, niet alleen in de GGZ; in bedrijven hebben organisatieopstellingen om samenwerkingsproblemen te verhelderen een grote vlucht genomen (Weber & Hellinger, 2002). In 1995 bestond er één standaardwerk over Hellinger (Weber, 1994). De laatste tien jaar verschenen er zeventien Duitse en acht Nederlandse boeken over zijn denken en werk. Hellinger noemt zijn werk ’systemische therapie’ en nieuwe auteurs nemen deze term over, zodat steeds meer mensen ‘systemische therapie’ of ‘systeemtherapie’ gelijkstellen aan therapie volgens Bert Hellinger. Er zijn in vele landen Hellinger-instituten opgericht en websites gestart.
Genoeg aanleiding om mij opnieuw in de materie te verdiepen. Misschien was ik te vooringenomen of had ik de essentie gemist. Ik heb literatuur bestudeerd, een videoband bekeken en gesprekken met adepten en critici gevoerd. Hierna ben ik nog steeds niet onder de indruk van zijn werk. Integendeel, ik ben geschokt door zijn simplificaties, de eenduidige en lineaire verklaringen van psychische problematiek en door de verering door zijn vele volgelingen, ook door intelligente collega’s die ik een kritischer bewustzijn had toegedicht.
Wat is hier aan de hand? Om deze vraag te beantwoorden vat ik eerst een aantal essentiële elementen van de aanpak van Hellinger samen. Vervolgens reflecteer ik kritisch op zijn uitgangspunten en aanpak. Deze bespiegeling mondt uit in de vraag wat de betekenis is van de Hellinger-hype; hoe kunnen wij die begrijpen? Tot slot roep ik de lezer op tot een voortdurende kritische en waakzame houding.
Hellinger benadrukt dat hij zich niet druk maakt om de theoretische onderbouwing van zijn werk. Hij vertrouwt op zijn waarneming, die naar zijn mening doordringt tot het wezen van de ander, tot diens ziel. Door zijn waarneming krijgt hij contact met onbewuste ‘verstrikkingen’ van de ander in familieproblemen, vaak verbonden met familiegeheimen. Deze familieproblemen hebben volgens hem steeds te maken met ingrijpende gebeurtenissen, zoals: vroeg overlijden van ouders, grootouders, broers of zussen, doodgeboren kinderen, abortus, echtscheiding, ‘vergeten’ of uitgestoten familieleden, ernstige lichamelijke en/of psychische ziekten, misdaden, politieke eliminaties, oorlogservaringen enzovoort (Hellinger, Weber & Beaumont, 2001; Weber, 1994).
Op de video1 introduceert Hellinger zichzelf als volgt: ‘Wanneer ik werk, maak ik contact met de zielen van mensen en met de zielen van hun voorouders, en hun noodlot en hun verstrikking in familiegeheimen. Door mensen of representanten van hen en hun familieleden in de ruimte te plaatsen komen de geheimen aan het licht. Op die manier kunnen mensen bevrijd worden. Voor deze manier van werken heb ik geen informatie nodig; ik hoef alleen goed waar te nemen. Een opstelling openbaart de waarheid; de rest van het werk wordt gedaan door de ziel.’ Hoewel Hellinger hier theoretische onderbouwing lijkt af te wijzen, is zijn werk op duidelijke theoretische uitgangspunten gebaseerd. Voor een samenvatting hiervan maak ik gebruik van recente publicaties (Ulsamer, 2003; Schäfer, 2003) en – zijn ideeën zijn namelijk niet wezenlijk veranderd – van mijn vorige essay (Van Lawick, 1995).
In zijn denken staan liefde en verbinding centraal. Hellinger noemt drie voorwaarden waaraan voldaan moet worden om relaties te doen slagen. Allereerst moet er binding zijn. De diepste binding is die van een kind aan zijn familiegroep. Het kind voegt zich in die groep en deze binding gaat zo diep dat het kind zelfs bereid is zijn leven en geluk hiervoor op te offeren. Hellinger noemt dit de primaire of oerliefde. De tweede voorwaarde is dat er sprake moet zijn van geven en nemen. Hoe groter de uitwisseling van geven en nemen is, des te dieper wordt de binding en des te groter het geluk. Met een cynische ondertoon raadt hij mensen die vrijheid willen dan ook aan om weinig te geven en nemen in relaties. De derde factor is de ordening. Elk systeem heeft spelregels waaraan men zich moet houden. Deze komen naar voren in riten, normen, overtuigingen en taboes. Daarbij heerst een ordening die existentieel gegeven is en die zich aan onderhandelingen onttrekt. Hieronder valt bijvoorbeeld volgens Hellinger dat de relatie met de partner voorrang heeft boven de relatie met de ouders. Het nieuwe systeem heeft voorrang boven het oudere. Tegen een paar dat uit elkaar ging na de geboorte van een kind door kunstmatige bevruchting zegt Hellinger: ‘Toen je vrouw en jij besloten kunstmatige bevruchting toe te passen door middel van een andere man, was dit huwelijk voorbij. Dat was als gevolg hiervan onvermijdelijk’ (Ulsamer, 2003, p. 181). Zo spreekt hij zich ook uit tegen orgaantransplantatie: ‘De ziel kan dit niet verdragen. (...) Dat gaat de menselijke maatstaven te boven’ (Ulsamer, 2003, p. 182).
Hellinger heeft ook een duidelijke opvatting over sekserollen. Vrouwen moeten vrouwen zijn en mannen mannen. Om een echte vrouw te zijn moet je afzien van mannelijke kwaliteiten in jezelf en je die door mannen laten ‘schenken’. Om een echte man te zijn moet je afzien van het ontwikkelen van vrouwelijke kwaliteiten en je deze door een vrouw laten ‘schenken’. Een man wordt een man door zich tot zijn vader te wenden en zich los te maken uit de invloedsfeer (Bannkreis) van zijn moeder. Mensen die zowel het mannelijke als het vrouwelijke in zichzelf willen ontwikkelen, zijn zelfingenomen, narcistische persoonlijkheden die daardoor geen echte binding met het andere geslacht kunnen aangaan. Volgens Hellinger kan een relatie tussen een man en een vrouw alleen lukken als een vrouw haar man volgt: ‘Dat betekent dat ze hem volgt naar zijn familie, naar zijn woonplaats, naar zijn kring, zijn taal en zijn cultuur en ook toestaat dat de kinderen hem daarheen volgen’ (Weber, 1994, p. 110). Wanneer dit niet gebeurt, kan de man zich niet ontwikkelen. Het tegenwicht bestaat erin dat de man zijn vrouw moet dienen. Wat hij in de buitenwereld doet, moet ten dienste staan van zijn vrouw en van hun gezin. Hij beschrijft dus een traditioneel gezin dat de traditionele sekserollen bekrachtigt (Schäfer, 2003).
Voortbouwend op deze uitgangspunten komt Hellinger tot de conclusie dat al het psychische lijden en bijna al het lichamelijke lijden van mensen verbonden kan worden met een verstrikking in familieproblematiek. Deze verstrikking is het gevolg van een slechte balans van geven en nemen in familierelaties en van een familiedynamiek die niet in harmonie is met de existentieel gegeven ordening, de ‘juiste orde der dingen’. Verzoening is bij hem een kernbegrip; slachtoffers moeten zich verzoenen met daders om bevrijd te worden. Dit geldt bijvoorbeeld bij incestproblematiek, maar het gaat bij hem veel verder dan familieverbanden. Joden zouden zich volgens hem moeten verzoenen met Hitler om bevrijd te worden van de trauma’s van de Tweede Wereldoorlog. Von Schlippe, 2004). Om het goede voorbeeld te geven is hij tijdelijk ingetrokken in de voormalige villa van Hitler, de Reichskanzlei in Berchtesgaden. Deze ontwikkelingen hebben de voorzitter van het Systemische Gesellschaft in Duitsland, eerder een enthousiast adept, ertoe gebracht zich in een open brief van Hellinger te distantiëren.
Bestudering van werken van en over Hellinger (onder andere: Hellinger en anderen, 2001) laat zien dat alle uitwerkingen variaties zijn op dezelfde thema’s. Hij heeft dus een zeer simpele en lineaire theorie. Het is moeilijk voorstelbaar dat hij vanwege deze beperkte, beperkende en niet-onderbouwde theorie zo veel bekendheid heeft verworven. Hellinger werd dan ook niet beroemd door zijn theorie maar door zijn familieopstellingen.
De psychische problematiek wordt behandeld in een groep. Hellinger gaat uit van de probleemstelling van een van de groepsleden (cliënten) en onderzoekt welke familieleden een rol spelen in het genoemde probleem. Hij kiest (andere) groepsleden als representanten van deze familieleden en stelt ze op een bepaalde wijze in de ruimte op. Deze representanten ervaren allerlei sensaties, gevoelens, gedachten en intenties en gaan zich hierdoor geleid bewegen: soms maken ze kleine bewegingen met hun ledematen, soms lopen ze naar een andere positie of vallen ze op de grond. Deze sensaties en bewegingen worden toegeschreven aan het gerepresenteerde familielid. De deelnemer is als het ware een ‘doorgeefluik’ voor familiedynamieken. De veronderstelling is dat dat doorgeven op een ‘dieper’ en onbewust niveau, op het ‘zielsniveau’, gebeurt. De opstelling brengt als vanzelf aan het licht waar de verstrikking zit, en ook waar de oplossing ligt. Hierbij gelden een aantal ‘wetmatigheden’ die verbonden zijn met de eerder genoemde ‘juiste orde der dingen’. Volgens Hellinger nemen kinderen vaak lasten van hun ouders of andere familieleden op hun schouders; zij lijden in plaats van de ander, ja, willen zelfs hun leven geven in plaats van de ander. In de familieopstellingen blijkt bijvoorbeeld vaak dat er een moord is gepleegd door een van de ouders of voorouders, vaak in een oorlog (meestal WO II). De problematische opstelling wordt veranderd door de posities van de familieleden zo te verschuiven dat een nieuw, optimaal evenwicht met een betere ordening wordt gevonden. In de laatste fase worden probleemoplossende uitspraken gehanteerd die de verantwoordelijkheden leggen waar ze horen en die energie vrijmaken. In het geval van een moord laat Hellinger bijvoorbeeld de representant van de moordenaar de verantwoordelijkheid op zich nemen, waardoor de schuld van de schouders van het kind af wordt gehaald; deze bevrijding maakt dan weer nieuwe ontwikkeling mogelijk. Ook nemen kinderen in de theorie van Hellinger vaak de positie in van verstoten familieleden, zoals psychiatrische patiënten, homoseksuelen of buitenechtelijke kinderen. Een vrouw met wasdwang blijkt bijvoorbeeld de plaats te hebben ingenomen van een voorouder die verstoten werd omdat ze syfilis had. Hellinger nodigt mensen uit zich te verzoenen met hun verleden en dit verleden ook te eerbiedigen. Zelfs wanneer er vreselijke dingen zijn gebeurd, komt er zo gezonde energie vrij voor de toekomst. In de literatuur en in mondelinge getuigenissen worden vele voorbeelden gegeven van mensen die zich op deze wijze bevrijd en ‘als herboren’ voelen.
Een paar meldt zich om te werken aan hun relatie. De hulpvraag is niet duidelijk. Hellinger legt zijn hand op de knie van de man en richt zich tot het publiek: ‘Kijk naar hen, neem hun zielen waar, dan zie je wie er in de problemen is.’ Hellinger kiest voor de man. Hij vraagt aan de vrouw wat zij weet van de achtergrond van de man. Ze weet niet zo veel over zijn familie. ‘Is dat niet vreemd?’ zegt Hellinger, terwijl hij veelbetekenend glimlacht naar het publiek. De man fluistert zijn vrouw wat in. Ze meldt dan dat de familie moest verhuizen van Noord-Nederland naar zuidelijker streken. ‘Dat is niet essentieel genoeg,’ oordeelt Hellinger. Na verschillende opstellingen, waarin wordt vastgesteld dat een van de drie dochters verstrikt is geraakt in het familiegeheim, openbaart zich de oorzaak: zijn vader heeft in de oorlog in Indonesië iemand moeten vermoorden om zichzelf te verdedigen. Hierna is alles duidelijk. Hellinger vertrouwt erop dat deze man door de opstelling bevrijd is en de zielen van de betrokkenen hun werk verder kunnen doen.
Het is opvallend hoe vaak een moord ten grondslag lijkt te liggen aan de verstrikking. Voor minder lijkt Hellinger het niet te willen doen. Opmerkelijk is ook hoe hij waarneemt dat het om moord gaat: de man keek steeds naar de grond, dat duidt op een moord.
Een ander paar meldt zich. Ook bij hen wordt de hulpvraag niet geëxploreerd. ‘Zijn jullie getrouwd?’ vraagt Hellinger, wederom met zijn hand op de knie van de man. ‘Nee,’ antwoordt de man. Hellinger vraagt of de man eerder getrouwd is geweest. Dat blijkt het geval. Daar gaat Hellinger beginnen: ‘Wat eerst was, gaat voor’; dat heeft met de juiste orde te maken. De man wordt in de ruimte opgesteld en een vrouw uit het publiek wordt op een ruime afstand tegenover de man opgesteld. De man beweegt wat met zijn lichaam en ledematen en de vrouw ook. Hellinger vraagt wat de man voelt. ‘Ik voel verdriet en schaamte,’ zegt hij. Hellinger schudt zijn hoofd. ‘Nee,’ zegt hij, ‘kijk eens goed, ze is gevaarlijk!’. Nu herkent de man het gevaar. Vervolgens neemt Hellinger waar dat dit niets te maken heeft met de vrouw, maar dat er een verstrikking is in zijn eigen familie: iets met zijn vader. De man zegt niet veel van zijn vader te weten; het was een zwijgzame man. Hellinger ziet een moord. Er wordt een opstelling gemaakt met de man, zijn vader en het slachtoffer. De vader erkent zijn schuld en moet dit bevestigen met de woorden ‘Ik heb het gedaan’.
De ‘waarheid’ die wordt waargenomen, is dat de man de schuld van zijn vader heeft overgenomen en daarin verstrikt is geraakt. Doordat de remplaçant van vader (en dus als het ware vader) nu zelf schuld erkent, kan de man zich bevrijden en zich beter overgeven aan de liefde voor zijn nieuwe vrouw. Dat de door Hellinger waargenomen moord geheim was, wordt gekoppeld aan het eveneens veronderstelde ‘feit’ dat het een politieke moord betrof. Hellinger kon dat waarnemen, doordat de man en ook vader de hoofden afwendden bij de opstelling. Zo zijn er meer tekenen die de waarheid van een verstrikking aan Hellinger openbaren: het schudden met de linkerhand wordt geduid als een bewijs dat de ex-vrouw van de man gevaarlijk is; een dochter die bewegingen maakt richting grond wil daarmee zeggen dat ze in plaats van haar vader wil sterven, een fysieke afstand in een opstelling van vorige generaties duidt op moord et cetera.
Ik was geschokt nadat ik de videoband had bestudeerd. Ik zie dat de mensen op het podium en in de zaal (ongeveer 300 toeschouwers, veelal collega’s!) in volle overgave deze uit de lucht gegrepen interpretaties slikken en voor waar aannemen. Ik vind dit onvoorstelbaar. Ik vind het ‘Jomanda-gehalte’ hoog en krijg associaties met trance-ervaringen in een grote groep, zoals met de hypnosegoeroe Rostelli. Waarin kan de grote aantrekkingskracht van Hellinger gelegen zijn?
Het denken en handelen van Hellinger is lineair. Hij zoekt naar de oorzaak van de verstrikking en wil daar ook de oplossing creëren. Hoewel hij zichzelf een systemisch werkend psychotherapeut noemt, lijkt hij daar iets geheel anders onder te verstaan dan ik. Hij lijkt te bedoelen dat hij psychische problematiek verbindt met familiepatronen en familiedynamieken. De oorzaak van de problematiek is steeds een verstrikking, een familiegeheim, een uitstoting, en de symptomen zijn hiervan het gevolg. Hellinger en zijn volgelingen lijken met alle problemen raad te weten. In het boek van Schäfer (2003) komen de volgende problemen aan bod: kanker, verslaving, eetstoornissen, depressies, psychosen, hartkwalen, seksueel misbruik, trouw en ontrouw, misselijkheid, rugpijn, hoofdpijn en migraine en dauwworm. De ‘oplossingen’ zijn vaak verbazingwekkend simpel. Misselijkheid duidt op het niet uiten van woede, op aanpassing, en die is weer verbonden met familiedynamiek. Vetzucht ontstaat vaak omdat iemand een ander familielid in de dood zou willen volgen, maar zich hiertegen moet verzetten.
Volgens Hellinger is zijn aanpak niet effectief doordat de therapeut iets doet, maar doordat verstrikkingen aan het licht komen. ‘Na een opstelling is het misdadig te vragen naar de betekenis,’ zegt hij op de video; het gaat erom te vertrouwen op de uitkomst van de opstelling. Hiermee maakt Hellinger zichzelf onkwetsbaar. Hij neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn uitspraken, getuige ook zijn volgende opvatting: ‘Ik confronteer een deelnemer alleen maar met een bepaalde werkelijkheid die zichtbaar is’ (Ulsamer, 2003, p. 187). Daarbij gelooft Hellinger niet in wetenschappelijk onderzoek naar zijn werk: ‘Het blijkt volgens hem vanzelf wel dat er geen wetenschappelijk onderzoek naar de familieopstellingen mogelijk is, aangezien de cliënt aan nog honderd-en-een andere invloeden blootgesteld wordt, zoals de behandeling door artsen, de ontmoeting met vrienden en maatschappelijk werkers,’ schrijft Schäfer (2003, p. 89).
De aanpak van Hellinger is totalitair in de zin dat hij grote waarheden verkondigt over het leven en de dood, over menselijke relaties, over familiedynamieken, en vervolgens zegt dat hij die waarheden waarneemt, dat ze tot hem komen en dat ze de orde der dingen aangeven. Deze waarheden zijn niet toetsbaar en mogen niet ter discussie worden gesteld. Hellinger geeft het kader aan waarbinnen mensen zich vrijelijk kunnen bewegen. Hij weet wat goed voor hen is. Wanneer mensen kritisch blijven nadenken en met commentaar komen, gaat hij hier niet op in. Hij zegt luchtig ‘Misschien heb ik het fout’, of ‘Het kan zijn dat u nog niet toe bent aan deze kennis’. Volgelingen betitelen critici als vooringenomen, niet in contact met zichzelf (‘gecentered’) of niet in contact met ‘het wetende veld’ (Ulsamer, 2003). In publicaties wordt neerbuigend gedaan over elke andere benadering. Mensen zijn jarenlang in psychoanalyse of een andere vorm van psychotherapie zonder dat de gewenste bevrijding optreedt, maar na een opstelling van Hellinger lukt het wel om de persoon uit de verstrikking te bevrijden.
Zijn de ideeën van Hellinger allemaal nieuw, zoals vaak wordt beweerd? Nee, Helm Stierlin schreef al een prachtig boek over ‘delegaties’ van ouders waar kinderen in gevangen kunnen raken (Stierlin, 1975). Boszormenyi-Nagy (Boszormenyi-Nagy & Spark, 1973) schreef uitvoerig over de liefde en loyaliteit van kinderen voor hun ouders en hoe dit kan lijden tot verstrikking in familierelaties en tot psychische problematiek. Ook bij hem nemen de begrippen ‘geven en nemen’ een centrale plaats in en ook hij ging op zoek naar verbroken familierelaties en uitgestoten familieleden, omdat hij ervan uitging dat breuken in familierelaties schadelijk zijn. Hij zocht naar bronnen van vertrouwen om het mensen mogelijk te maken zich te verzoenen en weer te verbinden. In psychodrama (bijvoorbeeld Moreno, 1937!) is ervaring opgedaan met het uitspelen van familie-interacties in de ruimte. De cliënt (protagonist) vroeg groepsleden de plaats van familieleden in te nemen en zich in hen te verplaatsen. Onopgeloste emotionele zaken werden uitgesproken en uitgespeeld. Dit heeft vaak een bevrijdende uitwerking op alle deelnemers. Pesso (1976) werkt ook in de ruimte, heeft een scherp oog voor lichaamstaal en de mogelijke betekenis ervan en laat ook opstellingen maken die bevrijdend werken. Cliënten krijgen bijvoorbeeld de gewenste ouders, met wie zij zich kunnen verzoenen, en dit blijkt helend te werken. Satir (1972) en Nerin (1986) ten slotte beschrijven ‘Familiereconstructies’ die zeer veel lijken op de familieopstellingen van Hellinger. Het grootste verschil is dat zij expliciet stellen dat de therapeut bij de reconstructie slechts als procesbegeleider fungeert en geen vooropgestelde mening mag hebben over de problematiek of de uitkomst van de opstelling.
Het is opvallend hoe weinig Hellinger zijn professionele voorouders eert. Hij doet het voorkomen alsof hij zelf alles heeft uitgevonden. Wat Hellinger onderscheidt van zijn voorgangers is zijn goeroe-uitstraling, zijn sterke charisma en zijn aanspraak op de waarheid. Zoals alle goeroe’s spreekt hij zelf tegen dat hij zich zo opstelt. Hij is echter de alleswetende en de anderen zijn de niet-wetenden, die wetend kunnen worden wanneer zij zich aan hem overgeven.
Hoe kunnen we de grenzeloze populariteit van Hellinger en zijn volgelingen begrijpen? Een deel van zijn populariteit is direct gekoppeld aan zijn persoonlijke uitstraling en charisma. Maar er is meer. Ik wil hier een aantal punten noemen.
Hellinger maakt gebruik van universele waarden en spreekt mensen aan op universele emoties. Mensen die als representant aan een opstelling meedoen, voelen en ervaren veel. Aanname is dat zij de persoon die zij representeren als het ware ‘worden’ en dat zij als die persoon gaan voelen, denken en handelen. Mijn aanname is eerder dat er in elke familieopstelling zulke universele en existentiële ervaringen worden opgeroepen dat ieder zich met een deel daarvan kan verbinden; het gaat om leven en dood, uitstoting en verbinding, gevoelens voor de ouders, schaamte, missies in het leven, schuld en boete, vergelding en verzoening, verlangens en frustraties. Het is heerlijk om je over te geven aan deze universele gevoelens en geeft de ervaring in contact te staan met de essentie van het zijn. De heftige emoties die worden opgeroepen, geven een tijdelijke vervulling. Ik moet hierbij denken aan de sensitivity- en de Gestalt-trainingen in de jaren ’70 van de vorige eeuw. Ik deed hier actief aan mee en kan me herinneren hoe diep de ervaringen voelden als je grote emoties uitte, emotioneel op elkaar reageerde in de groep en frustraties uit het verleden uitwerkte. Ik weet nog goed hoe vervuld ik me voelde na zo’n training, hoe intens verbonden met de andere deelnemers, en hoe ik dacht dat alles nu veranderd was. Uit veel getuigenissen blijkt dat deelnemers aan Hellinger-evenementen zich met elkaar verbonden voelen in een essentiële, emotionele en vervullende ervaring. Dit brengt me op een tweede punt.
De secularisering en de erosie van veel verbindende rituelen heeft een behoefte geschapen aan nieuwe rites. Bij de begrafenis van André Hazes zag je op de televisie hoe mannen elkaar snikkend in de armen vielen en hoe volwassenen zich verbonden voelden in hun verdriet om de dood van de grote volksheld. Buitenstaanders keken met verbazing en afschuw naar dit hysterische vertoon; de mensen die erbij waren hadden een intense ervaring die ze nooit hadden willen missen. De begrafenis van Pim Fortuyn gaf gelijke taferelen te zien. Ook aan de drie recente koninklijke begrafenissen bleken mensen veel te beleven, zij stonden urenlang in de rij om het condoléanceregister te tekenen en wilden er op die manier echt bijhoren. Het samen beleven van emoties in grotere of kleinere groepen blijkt aan een sterk verlangen te voldoen. Mogelijk speelt dit verlangen ook een rol bij de Hellinger-bijeenkomsten.
Opvallend is verder dat tegenwoordig de intiemste emoties blijkbaar getoond moeten worden aan een groter publiek. Emotie-tv is aan de orde van de dag. Voor het oog van de camera vallen familieleden die elkaar jarenlang niet hebben gezien elkaar huilend in de armen, vechten mensen hun vetes uit, worden liefdes gearrangeerd en tonen mensen hun angsten in programma’s vol waanzinnige opdrachten. Andere voorbeelden zijn programma’s als ‘Big Brother’, waarin mensen in hun dagelijkse doen en laten worden gevolgd op tv en waarbij toeschouwers hun sympathie en antipathie kunnen tonen door mee te stemmen. Alle soorten psychische en lichamelijke problematiek worden op televisie getoond: geboorten, sterven, niets lijkt meer heilig. Mogelijk geeft het mensen een gevoel van vervulling het leven van anderen mee te beleven. Dit roept bij mij wel de vraag op welk gemis, welke leegte, er aan dit verlangen voorafgaat.
Deze verschijnselen kunnen een antwoord zijn op de gefragmenteerde samenleving. Mensen weten niet goed meer waar ze aan toe zijn en waar ze bij horen. De confrontatie met verschillende culturen, de afnemende invloed van religieuze en politiek-maatschappelijke denkbeelden en organisaties, de lossere en complexere familieverbanden (door echtscheiding en hertrouwen) en een onzeker toekomstperspectief op het gebied van werk of persoonlijke relaties maken dat veel mensen zich verloren voelen in onze complexe en gefragmenteerde maatschappij. De duidelijke uitspraken van Hellinger over de orde der dingen geven een plezierig houvast.
Hellinger meent dat er een sterke behoefte is aan verbinding na de nadruk op zelfontplooiing in psychotherapie. Te lang lag het accent op autonomie en differentiatie, losmaken en zelfontplooiing. Niet alleen Hellinger vraagt aandacht voor de noodzaak tot verbinden en zorg dragen voor de ander. Ook de hernieuwde aandacht voor de hechtingstheorie kan in dit licht worden gezien. Al eerder vroegen feministen aandacht voor de herwaardering van zorgtaken naast waardering voor differentiatie.
Een laatste aspect is de aandacht van Hellinger voor schaamte en schuld als belangrijke en leidende emoties. Juist in Duitsland en Oostenrijk wist hij hier een gevoelige snaar te raken. Velen zijn daar nog verstrikt in schuldgevoel en schaamte over de verschrikkingen van WO II. Doordat Hellinger alleen een oplossing ziet wanneer slachtoffers zich met de daders kunnen verzoenen, biedt hij een uitweg uit de verlammende werking van schuld en schaamte. Dit spreekt niet alleen Duitsers en Oostenrijkers aan maar ieder die met schuld en schaamte is beladen.
Bovenstaande factoren kunnen de Hellinger-hype begrijpelijk maken. Niettemin ben ik steeds opnieuw geschokt door de meegaandheid van grote groepen mensen wanneer zij zich in een beweging begeven. In de Hellinger-workshops lijkt ieder te doen wat er van hem of haar verwacht wordt. Bovendien lijkt ieder de ervaring als echt en waar te beleven. Een collega vertelde hoe zij de zuigkracht van Hellinger en de groep voelde: ‘Hij deed een imaginatie waarbij we ons onze eigen voorouders moesten voorstellen en ons daarmee moesten verbinden. Vervolgens moesten we ons de generaties voorstellen die na ons kwamen en ook díe verbinding aangaan. Hij sprak met een trance inducerende stem. Het was heel verleidelijk. Het kostte me moeite om bij mijzelf te blijven en mijn eigen gedachten vast te houden. Toen me dat lukte, kwam de gedachte in me op dat we allemaal meegaan in de trip van Hellinger. Ik besloot er niet in mee te gaan, maar dat kostte vreselijk veel energie. Toen bedacht ik me hoe vreselijk dit moest zijn voor deelnemers die geen kinderen willen of kunnen krijgen, hoe hij hele groepen uitsloot’.
Ik vind de hype gevaarlijk omdat Hellinger mensen verleidt pseudo-waarheden aan te nemen en hun zelfkritische vermogen doodt. Hij geeft mensen een verklaring voor hun lijden, niet als een mogelijk verhaal, als een narratief dat het leven begrijpelijker en dragelijker kan maken, maar als de absolute waarheid. Ulsamer heeft het hier over het ‘wetende veld’. Hij bedoelt hiermee dat de representanten in familieopstellingen via het ‘wetende veld’ toegang krijgen tot gedachten en belevingen van de personen wier plaats zij innemen. ‘De representanten komen in contact met een diepere laag van, of waarheid omtrent, de onderlinge verbindingen in het vreemde systeem’ (Ulsamer, 2003, p. 83). In mijn ogen zijn dit pseudo-waarheden, maakt Hellinger hier misbruik van universele waarden en gevoelens van mensen en vaart hij blind op zijn eigen, idiosyncratische ideeën. Mensen worden, zoals gezegd, in een familieopstelling uitgenodigd zich in te leven in degene die zij representeren. Deelnemers getuigen er keer op keer van hoe verbazingwekkend makkelijk dit gaat. Ze gaan van alles voelen en verlangen, en raken vervuld van degene die ze representeren. De psychiater Anna Hinze spreekt hier van ‘pseudo-mentalisatie’ (persoonlijke mededeling). In recente literatuur over de menselijke ontwikkeling is er veel aandacht voor het begrip ‘mentaliseren’ (Fonagy, 2001). Dit vermogen de ander waar te nemen als een mens met een eigen psyche ontwikkelt zich in de eerste levensjaren binnen een veilige hechting met een ouderfiguur. Mentaliseren is een essentiële kwaliteit om ethisch en moreel te kunnen handelen. Dit vermogen wordt door Hellinger in de familieopstellingen misbruikt, omdat hij het inlevingsvermogen als ‘waar’ en ‘echt’ kenmerkt en het ontdoet van het ‘alsof-karakter’. Elke relativering valt weg.
Ik wil niet bestrijden dat veel mensen zich geholpen, begrepen en bevrijd kunnen voelen door het narratief dat in deze pseudo-waarheden vervat zit. Ik wil zelfs niet bestrijden dat er betekenisvolle elementen vervat zitten in zijn denken. Ik bestrijd vooral zijn aanspraken op de waarheid en zijn afkeer van elke echte en open dialoog over zijn ideeën. Dit heeft een schadelijke uitwerking. Ik wil dit met een voorbeeld illustreren.
Een cliënt van mij met wie ik geruime tijd had gewerkt na een relatietherapie waarin zijn vrouw had besloten de relatie te verbreken, ging naar een Hellinger-weekend. Hij was een dwingende, perfectionistische man die voortdurend uit was op controle om zijn angst en onzekerheid te bedwingen. Het had veel tijd gekost om zo veel veiligheid te creëren in de therapie dat hij zich voorzichtig kon gaan openen. Via voorzichtige zelfreflectie kon hij gaan twijfelen aan zijn rigide denkbeelden. Via zijn bedrijf kwam hij in aanraking met Hellinger. Hij gaf zich op voor een weekend en kwam uitermate enthousiast terug. Hij had het licht gezien. Nu begreep hij alles en hij had zich direct met zijn ouders verzoend, met wie hij eerst had willen breken. Op een dwingende manier wilde hij iedereen overtuigen van de gevonden waarheden. Hij kocht alle boeken van en over Hellinger, maakte schema’s voor bekenden, familie en collega’s en verklaarde alle problemen uit familieverstrikkingen. Hij wierp zich ook met hernieuwde energie op het terugwinnen van zijn vrouw, want nu begreep hij waarom het fout was gegaan en op welke manier ook zij verstrikt was. Hij schreef haar lange epistels om dit allemaal uit te leggen en haar uit te nodigen een nieuwe start te maken. Zijn vrouw wees hem duidelijk af; ze had geen zin in een herhaling van deze dwingende praktijken. Dit riep bij hem grote woede en verdriet op. Deze teleurstelling richtte zich ook op onze breekbare therapeutische relatie, waardoor de therapie werd afgebroken. Naar mijn idee was deze man juist weer sterker in zijn destructieve, dwingende en angst bezwerende patroon vast komen te zitten. Alleen de inhoud had zich gewijzigd; het patroon niet. Het voorbeeld laat ook zien hoe Hellinger zelfreflectie tegengaat en alle heilzame twijfel wegneemt.
Nadenkend over deze thematiek vroeg ik me of het mogelijk is om autonoom en kritisch te blijven denken en tegelijkertijd open te staan voor wat bewegingen te bieden hebben? Erich Fromm (1969) bestudeerde in ‘Angst voor de vrijheid’ de neiging van mensen om te kiezen voor autoriteit en te vluchten in conformisme. In ‘Marx, Freud en de Vrijheid’ schrijft hij: ‘De kleine jongen in het sprookje van de kleren van de keizer die ziet dat de keizer naakt is, zal wel niet intelligenter zijn geweest dan de volwassen omstanders, maar hij is nog niet zo in de ban van de aanpassing en de conformeringsdrang’ (Fromm, 1970, p. 156) en hij roept volwassenen op helder te blijven zien en zich niet volledig te conformeren. We kunnen ook nog verder teruggaan, naar de wortels van onze cultuur, en opnieuw luisteren naar Erasmus, die in de ‘Lof der Zotheid’ (1560) haarscherp ‘wetenschappers’ en ‘godgeleerden’ op de korrel neemt: ‘Onder alle wetenschappers zijn die de populairste, die het meest beïnvloed worden door de waan van de dag, de dwaze mode’ (Ongedateerd, p. 113). En: ‘Zij verschansen zich zo terdege achter een leger dogma’s, besluiten en gevolgtrekkingen, uitdrukkelijke en inbesloten stellingen en ze beschikken over zo veel nooduitgangen, dat zelfs Vulcanus hen niet in zijn net zou kunnen vangen. (...) En steeds hebben ze nieuwe, pas-bedachte termen en woorden tot hun beschikking. De ondoorgrondelijkste mysteriën verklaren ze, al naar gelang het in hun kraam te pas komt, bijvoorbeeld naar welk plan de wereld geschapen is; hoe wij, arm nageslacht, belast zijn geworden met de erfzonde (...)’ (Ongedateerd, p. 201).
Ik wil niemand de intense, emotionele, verbindende, bevrijdende en misschien zelfs extatische ervaringen ontzeggen die men kan opdoen in seminars van Hellinger en zijn volgelingen. Maar ik wil ieder uitnodigen om zelfstandig en kritisch te blijven nadenken.
Literatuur
Boszormenyi-Nagy, I., & Spark, G. (1973). Invisible loyalties. New York: Harper & Row. |
Erasmus, D. (Ongedateerd, oorspronkelijk 1560). De Lof der Zotheid. Amsterdam: H.J. Paris. |
Fonagy, P. (2001). Attachment theory and psychoanalysis. New York: Other Press. |
Fromm, E. (1969). De angst voor vrijheid. Utrecht: Bijleveld. |
Fromm, E. (1970). Marx, Freud en de vrijheid. Utrecht: Bijleveld. |
Hellinger, B., Weber, G., & Beaumont, H. (2001). De verborgen dynamiek van familieverbanden. Bloemendaal: Altamira-Becht. |
Lawick, M.J. van (1995). Over de ideeën van Bert Hellinger. Systeemtherapie, 7, 219-224. |
Moreno, J.L. (1937). Inter-personal therapy and the psychopathology of inter-personal relations. Sociometry, 1, 9-76.![]() |
Nerin, W.F. (1986). Family reconstruction. New York: Norton & Company. |
Satir, V. (1972). People making. Palo Alto: Science and Behavior Books. |
Schäfer, T. (2003). Liefde kent vele lagen. Over het psychotherapeutische werk van Bert Hellinger. Haarlem: Altamira-Becht. |
Schlippe, A. von (2004). Offener Brief von Arist von Schlippe an Bert Hellinger. www.thiesstahl.de/pdf/vSchlippeHellinger.pdf |
Stierlin, H. (1975). Eltern und Kinder. Das Drama von Trennung und Versöhnung im Jugendalter. Frankfurt am Main: Suhrkamp Verlag. |
Ulsamer, B. (2003). Vliegen met sterke vleugels. Bert Hellingers familieopstellingen als basis voor geluk. Haarlem: Altamira-Becht. |
Weber,G. (1994). Zweierlei Glück, Die systemische Psychotherapie Bert Hellingers. Heidelberg: Carl Auer Verlag. |
Weber, G., & Hellinger, B. (2002). Het succes van organisatieopstellingen. De methode van Bert Hellinger in praktijk gebracht. Bloemendaal: Altamira-Becht. |