Dit jaar is een bijzonder jaar voor de psychotherapie. Het is het laatste jaar dat de psychotherapie onder de AWBZ valt, volgend jaar maken zorgverzekeraars de dienst uit. De meeste zorgverzekeraars zullen psychotherapie alleen vergoeden via de aanvullende verzekering. Veel mensen met een krappe beurs zullen deze verzekering niet afsluiten. Hierdoor dreigt een grote groep van deze zorg verstoken te blijven. Bovendien is het de bedoeling per 1 2006 de diagnose-behandelcombinaties (DBC's) voor psychotherapie in te voeren. We hebben al in de krant kunnen lezen wat een desastreuze gevolgen de invoering ervan heeft gehad in de algemene gezondheidszorg. De bureaucratie neemt met een veelvoud toe en het wordt apert onaantrekkelijk om complexe problematiek te behandelen, omdat de professional dan niet zal uitkomen met het budget. Ook dit kan tot gevolg hebben dat een kwetsbare groep cliënten buiten de boot valt. Veel collega's klagen over deze ontwikkelingen en de toegenomen werkdruk.
In dit nummer staan twee artikelen die een mooi tegenwicht bieden tegen deze ontwikkelingen. In beide artikelen wordt juist de positieve werkbeleving benadrukt. In het eerste artikel op een wel zeer bijzondere wijze. Leo Tijhuis beschrijft daarin zijn ontwikkeling als psychotherapeut nadat bekend was geworden dat hij aan een agressieve kanker leed. Juist door deze ramp, die hem overvalt, wordt hij zich bewuster van de existentiële dimensie van ons vak en hij realiseert zich hoezeer hij aan zijn vak en aan zijn cliënten gehecht is. Wij hopen met hem dat hij de publicatie van dit mooie en persoonlijke artikel nog kan meemaken.
In het tweede artikel beschrijven Guy Notelaers en Hans De Witte de uitkomsten van een onderzoek naar de werkstress bij psychotherapeuten. Zowel wat stressoren op het werk als wat de werkbeleving betreft, komen we er in vergelijking met andere beroepen goed af. De positieve punten (het werk is afwisselend, contacten met collega's zijn goed, er is voldoende autonomie en er zijn mogelijkheden om te groeien in het werk) wegen ruimschoots op tegen de knelpunten: hoge geestelijke en emotionele belasting en beperkte loopbaanmogelijkheden.
In het laatste artikel laten Greta Noordenbos en Aike Seubring eetstoornispatiënten zelf aan het woord. Hoe denken zij over herstel en welke criteria zijn volgens hen daarbij belangrijk? Patiënten en therapeuten blijken het erover eens te zijn dat herstel van eetgedrag voorafgaat aan lichamelijk herstel. Maar voor de behandeling blijkt het belangrijk niet alleen te kijken naar eetgedrag en gewicht, maar ook naar het herstel van het psychologisch welbevinden en naar het emotionele en sociale functioneren. Aandacht voor het psychosociale functioneren van de patiënt blijkt essentieel voor het langetermijneffect van de behandeling. En hiermee sluit het artikel dan weer mooi aan bij de voorgaande artikelen, die beide op geheel eigen wijze pleiten voor aandacht voor het psychosociale functioneren van de therapeut.
In de rubriek ‘Gelezen’ bespreekt M.P. Bolten het tweede deel van het ‘Handboek voor milieutherapie’: elf hoofdstukken over verschillende toepassingen van klinische psychotherapie. Bolten is vooral te spreken over de Vlaamse bijdragen, die zich richten op tot op heden onbehandelbaar geachte populaties. Ook de tweede recensie gaat over een breed opgezet werk. Hans Snijders bespreekt ‘Psychotherapie. Van theorie tot praktijk’, geschreven door Vandereycken en Van Deth. De auteurs pogen de lezer wegwijs te maken in het complexe veld van de hedendaagse psychotherapie. Volgens Snijders zijn ze daar aardig in geslaagd. De laatste recensie, van Carola van Tilburg, betreft een nieuwe uitgave van een van de eerste werken over oplossingsgerichte therapie ‘In search of solutions. A new direction in psychotherapy’ door O'Hanlon en Weiner-Davis.
In de rubriek ‘Gehoord’ treft u het verslag aan van Hans Snijders over een studiedag over psychotherapie bij persoonlijkheidsstoornissen en het relaas van Hilde Libbrecht over de driedaagse conferentie in Leuven ter ere van Germain Lietaer, met als thema ‘The wisdom of the client-centered experiential approach’.
Terugkomend op de eerste alinea van mijn inleiding zou ik willen concluderen dat ook in dit nummer blijkt dat het vak psychotherapie springlevend is, dat theorievorming en wetenschappelijke onderbouwing ver gevorderd én nog steeds in volle ontwikkeling zijn. We hebben een mooi en bevredigend vak, een vak dat, hoe de politieke ontwikkelingen ook mogen lopen, niet meer weg te denken is uit de GGZ.