The wisdom of the client-centered experiential approach. Internationale psychotherapieconferentie. Leuven, 3–5 juni 2004

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 2005
10.1007/BF03062137

Gehoord

The wisdom of the client-centered experiential approach. Internationale psychotherapieconferentie. Leuven, 3–5 juni 2004

Hilde LibbrechtContact Information

(1) 

Samenvatting  
Germain Lietaer wist dat dit internationale congres in het teken zou staan van zijn emeritaat, maar dat zijn collega Mia Leijssen hem bij de opening van het congres ook een liber amicorum (Leijssen & Stinckens, 2004) zou aanbieden, was voor hem een complete verrassing. De toon was gezet voor een congres à la Lietaer: een sterk empirisch ondersteunde zoektocht naar wat helpend is in psychotherapie. Tweehonderd en veertig deelnemers, van wie er 75 uit het nabije of verre buitenland afkomstig waren, werden na elke pauze door een wandelende saxofonist, als ware hij een rattenvanger, naar de volgende lezing gelokt.
hilde libbrecht, criminologe en cliëntgerichte psychotherapeute, is halftijds werkzaam in Centrum geestelijke gezondheidszorg Vlaams-Brabant Oost te Leuven en halftijds in Centrum geestelijke gezondheidszorg De Vest te Brussel.

Germain Lietaer wist dat dit internationale congres in het teken zou staan van zijn emeritaat, maar dat zijn collega Mia Leijssen hem bij de opening van het congres ook een liber amicorum (Leijssen & Stinckens, 2004) zou aanbieden, was voor hem een complete verrassing. De toon was gezet voor een congres à la Lietaer: een sterk empirisch ondersteunde zoektocht naar wat helpend is in psychotherapie. Tweehonderd en veertig deelnemers, van wie er 75 uit het nabije of verre buitenland afkomstig waren, werden na elke pauze door een wandelende saxofonist, als ware hij een rattenvanger, naar de volgende lezing gelokt. Van Mia Leijssen is bekend dat ze geen detail aan zich voorbij laat gaan: het congres was helemaal ‘af’. Ook aan de deelnemers zou het niet liggen. De sfeer werd twee dagen lang bepaald door een gemeenschappelijke genegenheid voor de ex-opleider, -therapeut, -collega. Alleen de kwaliteit van de lezingen lag nog in de weegschaal.

De eerste dag werd de wijsheid van de cliëntgerichte/experiëntiële oriëntatie opgevat als een geheel van persoonlijkheidskenmerken, de tweede dag als een body of knowledge. Wie anders dan Robert Elliott had de openingslezing kunnen doen: onderzoeker van wereldformaat, over de grenzen van de therapeutische scholen heen. Hij doorbreekt – op een grappige manier weerspiegeld in zijn uiterlijk: kostuum en das, maar met een lange staart – het beeld van de saaie onderzoeker. Zijn terugblik op een kwart eeuw research over de significant events in therapie gaat gepaard met een gevoeligheid voor taal: een prachtig openingsgedicht van zijn (bijna-)naamgenoot T.S. Eliot en een verwijlen bij de metaforen in het taalgebruik van de significant events. Alleen nemen de methodologische uiteenzettingen iets te veel ruimte in beslag voor een mondelinge voorstelling. Deze verzuchting blijft doorheen het congres af en toe weerklinken en zorgt voor een evaluatie als ‘one of the most outstanding conferences’ (aldus Elliott) bij de empirici, maar een licht hongergevoel en vooral uitputtingsverschijnselen bij de pure clinici onder ons. Gelukkig zijn er onder de vele lezingen en opvallend weinig workshops enkele deugddoende tegengewichten. Maar niet voor we eerst nog door de lezing vanJeanne Watson zijn geraakt. In haar vergelijking van veranderingsprocessen in cliëntgerichte versus cognitieve gedragstherapieën komt ze, na weer heel wat methodologie, tot de nogal voor de hand liggende conclusie dat een combinatie van technieken en relatievoorwaarden het effectiefst is.

Tijd voor een andere kost. Riskant was het om direct na het middageten te kiezen voor een workshop over meditatie en niet-doen. Veronique Vermeir bracht de deelnemers in een staat van mindfulness aan de hand van…. een rozijn. Je kon de mededeelnemers van haar workshop in de koffiepauze identificeren door hun opvallende frisheid in vergelijking met de andere aanwezigen.

Na de koffie koos ik voor ‘het fenomeen’ Margaret Warner, die zich waagde aan een discours over het spanningsveld tussen de groeitendens versus de nood aan stabiliteit van het individu, tegen de achtergrond van een traditionele versus open samenleving. Hier moet ik me beteugelen, want ik zou wel een kort verhaal kunnen schrijven over deze dame. Maar haar manier van praten, die misschien nog het best kan worden omschreven als schijnpsychotisch, charmeerde niet iedereen en bovendien klaagden sommigen over haar wel erg Amerikaanse Engels. Nadien zou ik ook nog Iers, Spaans, Indisch en Australisch Engels te verwerken krijgen…

John McLeod sloot de eerste dag af. Bij velen kon het er niet meer bij, maar dat nam niet weg dat zijn betoog over authenticiteit en narratief sociaal-constructivisme, aan de hand van de analyse van significante veranderingen in een psychotherapie, nog uitmondde in een kort maar hevig debat. Daaruit bleek toch dat het paradigma van het ‘onbewuste dat moet worden blootgelegd’ bij de meesten heeft plaatsgemaakt voor de dialectische visie van het constructivisme. Mag ik zeggen: eindelijk! Een kwart eeuw nadat onze eigen Gendlin zijn ‘interactie eerst’-model poneerde? Traagheid zal wel een inherente eigenschap van een proces zijn.

's Avonds was er natuurlijk de social evening. Omdat afgunst opwekken, zij het niet strafbaar dan toch moreel verwerpelijk is, hou ik het kort: ontroerende hommages voor Germain Lietaer, eindigend met een video gemaakt door zijn naaste medewerkers van het Counselingcentrum in een ware ‘In de gloria’-stijl. Memorabel!

Bent u al moe? De tweede dag moet nog beginnen. Achteraan in de zaal verzamelen zich de laatkomers. Greet Vanaerschot leidt ons doorheen haar onderzoek over de rol van empathie in helpende episodes. De opvallendste vaststelling was: het grote verschil situeert zich in een laag empathieniveau enerzijds en een alternerend en maximaal niveau anderzijds; tussen de laatste twee is er weinig verschil. Sterker nog, het verschil dat er is, is in het voordeel van een alternerend empathisch niveau van de interventies van de therapeut. Consensus was er over de conclusie: de therapeut is niet een getuige maar een metgezel in de zoektocht. Zo was Rogers destijds meer een metgezel dan een passieve getuige; bij analyses van de gesprekken die hij met zijn cliënten hield, bleek hoezeer hij er steeds naar zocht de cliënt zo goed mogelijk te ‘vergezellen’: 95% van zijn interventies konden in de categorie ‘maximale afstemming op de cliënt’ worden ondergebracht.

Misleid werd ik door hoe de Indiër Joseph Orathinkal zijn lezing had omschreven. Hij zou het hebben over het belang van vergevingsgezindheid in echtpaartherapie. In werkelijkheid ging het over een onderzoek naar vergevingsgezindheid bij ‘intacte’ versus ‘niet-intacte’ koppels. Dat leidde tot een aantal verrassende bevindingen voor de priester in hem, die voor mij minder verrassend waren: dat er eerder meer dan minder vergevingsgezindheid is bij niet-intacte koppels, en meer seksuele problemen bij intacte koppels. Technisch-therapeutische vragen bleken niet tot zijn domein te behoren. Gelukkig genoot ik nadien van een workshop van de Spanjaard Carlos Alemany over schrijven als een manier om in je eentje te kunnen focussen, en focussen als een manier om creatief te kunnen schrijven.

Was er geen mooier begin denkbaar dan met Elliott, hetzelfde kan gezegd worden over een einde met Les Greenberg, die werd aangekondigd met een hoog entertainmentgehalte: Monica Gundrum schetste haar innerlijk conflict over het al dan niet durven uitdoen van haar jasje, om uiteindelijk tot grote hilariteit van de zaal het ding uit te gooien en in sexy tenue op speelse wijze Les Greenberg voor te stellen aan de hand van een aantal cijfers, eindigend met: 2900 ‘hits’ op het internet. Greenberg treft en overtuigt me als een figuur die belangrijke bruggen kan slaan: tussen neurofysiologie en psychotherapie, tussen gevoelens en cognities, tussen de verschillende therapierichtingen, maar op dit congres vooral tussen de empirische tak en de clinici. Hij wist zijn model van emotie als een zelforganiserend proces, en hoe verandering daarbinnen kan plaatsgrijpen, niet alleen erg bevattelijk over te brengen maar ook met een video te demonstreren. Een magistraal einde van een congres om weer lang mee voort te kunnen.

Tot slot volgde het officiële emeritaat van Germain Lietaer, met opvallend veel publiek, heel veel proffen en veel zakdoeken. Tot nog toe hebben we Lietaer vooral ‘gevierd’, maar plots drong het met een schok tot me door dat hij niet alleen onvervangbaar is, maar mogelijk ook niet zal worden vervangen. Met hem gaat in het slechtste geval één van 's werelds grootste universitaire cliëntgerichte opleidingscentra verloren. Daar zouden ‘de tenoren’ van de andere psychotherapeutische oriëntaties zich met klem tegen moeten verzetten.

Ik eindig met een hem typerende anekdote uit het afscheidswoord van Mia Leijssen: hoe kon je zien dat Germain met verlof was? Hij kwam dan in zijn jeans werken.


Literatuur

Leijssen, M., & Stinckens, N. (red.) (2004). Wijsheid in gesprekstherapie. Leuven: Universitaire Pers.
 
Naar boven