In de prachtige ambiance van de Koepelzaal van het Renaissancehotel in Amsterdam jubileerde de Nederlandse vereniging voor relatie - en gezinstherapie (NVRG). In de lezingen werd de ontwikkeling van het vak en van de vereniging onder de loep genomen. Daarbij werd niet geschroomd de hand in eigen boezem te steken. Met humor en ernst werden de patronen en thema's van die ontwikkeling tegen het licht gehouden, kritisch geëvalueerd en gerelativeerd.
Joep Choy, scheidend bestuursvoorzitter, begon met het benoemen van de betekenis van het systeemdenken voor organisaties, waaronder de NVRG. Hij tekende de ontwikkeling van de vereniging in samenhang met de ontwikkeling van de systeemtherapie. Hij beschreef een vereniging die zich in de eerste zeven jaar vooral aan het afgrenzen was van de Nederlandse vereniging voor groepspsychotherapie (NVGP). De nadruk lag op interne uniformiteit en duidelijke contouren. In de volgende zeven ontwikkelingsjaren kon er meer diversiteit in de vereniging ontstaan. Door de leden van diverse disciplines en werkvelden in verschillende secties te binden werd de basis voor verdere ontwikkeling gelegd. In de afgelopen zes jaar kreeg de NVRG een grotere interne consistentie en werd meer nadruk gelegd op de eigen profilering en contact met de buitenwereld. Voor een groter wordende en zich differentiërende organisatie dreigt het gevaar te fragmenteren. Voor de toekomst heeft het bestuur van de vereniging dan ook de niet gemakkelijke taak om de eenheid te bewaren in de rijke verscheidenheid.
In haar lezing schetste Justine van Lawick, opleider systeemtherapie, de ontwikkelingsgang van een denkbeeldig gezin tussen 1945 en heden. Dit werd gedaan aan de hand van het beloop van hun relationele problematiek en hun gang langs gezinstherapeuten. De aanvankelijk ontspannen lachende zaal werd zich er gaandeweg pijnlijk van bewust hoezeer het gezin zich in de loop van de jaren steeds opnieuw aan had moeten passen aan de dominante ideologie van de therapeut. Het gezin had het ‘geluk’ dat ze een sessie kreeg bij een bezoekende buitenlandse beroemdheid en moest vragen leren beantwoorden als: ‘Hoe lang denkt u dat uw vrouw denkt dat ze depressief is?’ Toen de situatie van het gezin in het heden wat stabiliseerde, bleek dat alle gezinsleden andere herinneringen en ideeën hadden over wat voor hen gewerkt had. Had het beloop niet vooral te maken met de ontwikkelingsgang van de therapeuten en hun stromingen? Beperkte het systemische denken zich niet te veel tot het zoeken van oorzaken in de familierelaties? Wat hebben we onze cliënten aangedaan?
Onderzoeker Alfred Lange vertelde over de verschillende onderzoeksgroepen die concepten maakten en onderzochten. Hij betoogde dat er aanvankelijk een research onvriendelijke sfeer bestond in de gezinstherapie. Dat kwam doordat een aantal van de grondleggers van het systemische gedachtegoed zich als goeroe opstelde en een ego had dat geen tegenspraak duldde. Wat kon je bijvoorbeeld doen tegen de volgende uitspraak van Jay Haley: ‘Een zorgvuldige diagnose dient de angsten van de therapeut, niet het belang van de patiënt.’ De veldwerkers keken op tegen deze helden, wat het wetenschappelijke gehalte van het werk niet ten goede kwam.
De niet-getoetste theorie was dat alle problemen hun oorzaak hadden in het gezin. Pril wetenschappelijk onderzoek liet zien dat een causale conclusie niet mogelijk was. Je kon hoogstens tot een disconfirmatie van eerdere aannames komen. Later is er, vooral in de VS, toenemend onderzoek gedaan dat de effectiviteit van gezinstherapie overtuigend heeft aangetoond. Ook Lange zelf heeft met zijn onderzoek daaraan bijgedragen.
Dat niet alleen personen maar ook referentiekaders dominant kunnen zijn, toonde Ellen Reijmers, opleider systeemtherapie in Antwerpen, aan. Zoals de koe verschillend wordt bekeken door de boer, de melkman, de fokker, de schoenmaker, de slager, de wandelaar en de kunstschilder, zo vergt het omgaan met een cliëntsysteem of een organisatie verschillende invalshoeken. Een dominante invalshoek maakt daarentegen verschillen onzichtbaar en kan gemakkelijk leiden tot blinde vlekken. Blinde vlekken hebben de neiging onbewust te blijven en helpen de dominante referentiekaders bij het reproduceren van hun macht. Het is de vraag of op deze manier recht gedaan wordt aan de complexiteit der dingen en of de effectiviteit van een behandeling ermee is gediend. Reijmers betoogde dat integratieve psychotherapie niet de goede oplossing is voor dit probleem. Het is een illusie te menen dat inhoudelijke integratie van meerdere specifieke psychotherapeutische benaderingen theorieneutraal of theorieoverstijgend zou werken. Blinde vlekken worden dan opnieuw aan het oog onttrokken en onbevraagbaar gemaakt.
Het is dus nodig om zich bewust te zijn van de verschillende invalshoeken, ongelijkheden en wijzen van kijken. Juist de systemische vragen over ordeningen, interpuncties en patronen leggen dominante visies in een gezin, organisatie of stroming bloot. Dit verschil met andere referentiekaders verdient het behouden te worden.
Leo Gualthérie van Weezel, psychiater, rapporteerde over de praktijk van de systeemtherapeut in een ziekenhuis met kankerpatiënten. Doordat men zich tot voor kort vooral richtte op patiënten met een slechte prognose werd aan het oog onttrokken hoe de kwaadaardigheid van de aandoening bijvoorbeeld kon binnensluipen in de partnerrelatie van de patiënt. Met behulp van systemisch vragen is het nu mogelijk om inzicht te krijgen in de complexiteit van de communicatiepatronen en de copingstrategieën van een specifieke patiënt en zijn of haar partner. Op basis van dit inzicht kan een beter begrip ontstaan voor gekozen oplossingen en kan de kwaadaardigheid uit de relatie gehaald worden en worden teruggezet op de plaats waar ze hoort: kanker als externe bedreiging. Dit is nuttig en efficiënt omdat patiënten en hun systemen in deze tijd moeten leren om langer met chronische bedreigingen te leven.
Tot slot was er een conversatie tussen systeemtherapeute en oud-bestuurslid van de NVRG Ellen Aptroot en Schiphol-directeur Gerlach Cerfontaine. Het gesprek werd geleid door Paul Witteman. Voor Aptroot bestond de meerwaarde van het systeemdenken erin dat je meerdere hulpvragen op meerdere niveaus kon zien: je kunt kiezen vanuit welke invalshoek je de hulpvragen kunt benaderen. Cerfontaine uitte als ex-opleideling in de systeemtherapie zijn sympathie voor het systeemdenken en vertelde hoe het zijn denken over coachend leiderschap had beïnvloed. Daarmee nam het gesprek een wending naar het maatschappelijke nut van systeemdenken. Beide heren benadrukten in dat kader de noodzaak voor een vereniging als de NVRG om niet naar binnen gericht te blijven. Laat zien wat je in je mars hebt als je wilt overleven! En zo waren we weer terug bij de eerste voordracht, waarin Choy de NVRG beschreef als een inmiddels intern samenhangende vereniging, die zich opmaakt voor profilering in haar omgeving.
In onze tijd vallen de ontwikkelingen in de biologische psychiatrie en de cognitieve gedragstherapie samen met dominante ontwikkelingen in het politieke en economische vlak. Er is toenemend behoefte aan goed gedefinieerde compartimenten van zorg, die hun nut meetbaar bewijzen. Dit stelt het systeemdenken en de systeemtherapie voor een uitdaging. Is het systeemdenken wel praktisch? Is het niet oeverloos en vaag? Heeft systeemtherapie met haar belangstelling voor differentiatie van invalshoeken wel bestaansrecht? Wat moet je met al die verbanden?
Als een jubilerende psychotherapievereniging zichzelf zo kan bevragen en durft te praten over de valkuilen op haar ontwikkelingsweg dient dat te worden opgevat als een teken van rijping. Het siert de organisatoren en sprekers van het jubileumcongres dat zij in het openbaar de uitdaging van een kritische beschouwing van het eigen gedachtegoed aangingen. Daarnaast heeft het systeemdenken een traditie voortgebracht waarin andere, misschien dominantere referentiekaders worden bevraagd. Het is van belang dat de NVRG ook deze kritische functie zal blijven ondersteunen.