J. Wijnberg (2003). In het diepste van de ziel is niets te zien. Provocatieve psychologie. Schiedam: Scriptum publishers. 159 pp., prijs € 17,95

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 2004
10.1007/BF03062090

Gelezen

J. Wijnberg (2003). In het diepste van de ziel is niets te zien. Provocatieve psychologie. Schiedam: Scriptum publishers. 159 pp., prijs € 17,95

Rob StofferContact Information

(1) 

Samenvatting  Jeffrey Wijnberg is vrij gevestigd psychotherapeut, docent aan het Instituut Eclectische psychologie en columnist in De Telegraaf. In het diepste van de ziel is niets te zien is een verzameling gedeeltelijk eerder verschenen essays.
rob stoffer is werkzaam als psychotherapeut bij De Waag (Centrum voor ambulante forensische psychiatrie), als docent nascholing bij de RINO Noord-Holland en in eigen praktijk.

Jeffrey Wijnberg is vrij gevestigd psychotherapeut, docent aan het Instituut Eclectische psychologie en columnist in De Telegraaf. In het diepste van de ziel is niets te zien is een verzameling gedeeltelijk eerder verschenen essays. Daarin poogt Wijnberg om veronderstelde denkfouten in de psychologie te ontzenuwen en te vervangen door alternatieve ideeën, afkomstig uit de mede door hem ontwikkelde ‘Provocatieve psychologie’.

De essays hebben een gemeenschappelijke opbouw. Wijnberg begint met een gedachte die volgens hem vigeert bij psychologen, bijvoorbeeld: ‘Je moet eerst van jezelf houden’; ‘Psychotherapie is een lang proces’; ‘Elk probleem verdient een oplossing’ enzovoort, en legt daarna uit hoe onwaar en destructief deze gedachte is. Deze gedachten worden volgens de auteur in stand gehouden omdat psychologen aardig gevonden willen worden, financiële belangen hebben bij een langdurend contact waarin niets verandert, of simpelweg door domheid van beide partijen. De essays eindigen met een alternatief, meestal ingeleid door: “Ik zeg in zo'n geval tegen mijn patiënt:….”.

Na de eerste twee hoofdstukjes had ik grote moeite om mij door het boek heen te worstelen. De essays worden snel voorspelbaar en zijn in niets te vergelijken met de even wijsneuzige maar briljante columns van Piet Vroon (de Volkskrant), de net zo schoolmeesterachtige maar wetenschappelijk onderbouwde columns van René Diekstra (Utrechts Nieuwsblad) of de ontroerende parels van Dienke Bosscher (Trouw). Misschien krijgt iedere columnist de krant die hij verdient, of andersom. Mijn bezwaar geldt zowel de systematisch gammele logica als de hautaine toonzetting van de essays. Vrijwel elk hoofdstuk wordt gebouwd op het drijfzand van een absurde stelling, die dus ook makkelijk te bestrijden is. Een willekeurig voorbeeld: ‘Volgens de huidige psychologische norm zou je boosheid moeten uiten en schuldgevoelens overboord moeten gooien’ (p. 48), de zoveelste wereldvreemde stelling van de auteur die hij vervolgens badinerend met de grond gelijk maakt. En zo gaat het maar door. Tegen wie vecht Wijnberg eigenlijk?

De oorlogszuchtige en zelfingenomen toon staat in schril contrast met de oppervlakkigheid waarmee de auteur zich herhaaldelijk beroept op (gedeeltelijk eigen) onderzoek, waarnaar in het hele boekje geen enkele verwijzing te vinden is. De vignetten waarmee hij zijn werkwijze illustreert, vallen op door extreem schofferend gedrag naar de patiënt, hetgeen kennelijk Wijnbergs stelling moet illustreren dat patiënten niet betalen om aardig bejegend te worden, maar om hun foute ideeën (ook zij al…) kwijt te raken zodat nieuw gedrag mogelijk wordt. Uit hetzelfde hoofdstuk (p. 52): ‘En persoonlijk heb ik er geen enkele moeite mee om stelling te nemen als het gaat om het gevecht tussen goed en kwaad. Door vrijwel continu de advocaat van de duivel te spelen, lukt het me aardig om het kwaad in de mensen te verdrijven….’

Ik besloot me in een tweede leesronde niet te laten afleiden door bovenstaande bezwaren. Wat probeert Wijnberg ons nu eigenlijk te vertellen als alle ruis wordt uitgefilterd? Uiteindelijk dacht ik, vaag en nauwelijks hoorbaar, de klanken te bespeuren van vernieuwende denkers van enige decennia geleden, zoals Jay Haley, Richard Rabkin en Carl Whitaker. Maar dan ook wel héél erg vaag….

In het boek van Wijnberg is niets te zien.

Naar boven