T. Maasen (2002). Narcistische krenkingen. Psychotherapie voor homoseksuele mannen.

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 2003
10.1007/BF03062051

Gelezen

T. Maasen (2002). Narcistische krenkingen. Psychotherapie voor homoseksuele mannen.
Amsterdam: Schorerboeken. 96 pp., prijs €15,-

J. SchippersContact Information

(1) 

Samenvatting  In het heftige en soms zeer emotionele debat dat voorafging aan de historische beslissing in 1973 van de American Psychiatric Association om homoseksualiteit niet langer als psychopathologie te beschouwen waren het vooral de psychoanalytisch geschoolde psychiaters die verzet boden tegen een dergelijke stap. Analytici als Bieber en Socarides hebben nadien nog een jarenlange kruistocht gevoerd tegen dit besluit, zij het (tot nu toe) tevergeefs. Maar sinds de tweede helft van de jaren '80 van de vorige eeuw begint ook de psychoanalyse wat homovriendelijker te worden.
dr. j. schippers, gz-psycholoog/seksuoloog NVVS, is als seksuoloog werkzaam bij de Polikliniek Medische Seksuologie, Ziekenhuis Leyenburg, Den Haag en als senior consultant bij de Schorerstichting te Amsterdam.

In het heftige en soms zeer emotionele debat dat voorafging aan de historische beslissing in 1973 van de American Psychiatric Association om homoseksualiteit niet langer als psychopathologie te beschouwen waren het vooral de psychoanalytisch geschoolde psychiaters die verzet boden tegen een dergelijke stap. Analytici als Bieber en Socarides hebben nadien nog een jarenlange kruistocht gevoerd tegen dit besluit, zij het (tot nu toe) tevergeefs. Maar sinds de tweede helft van de jaren '80 van de vorige eeuw begint ook de psychoanalyse wat homovriendelijker te worden. Een van de eersten die pleitte voor een verandering van de psychoanalytische benadering van homoseksuele volwassenen was Friedman (1988); hij was weliswaar van mening dat homoseksualiteit bij mannen het gevolg is van een biologische tekortkoming, maar benadrukte dat homoseksuelen zich desondanks op gewone en gezonde wijze kunnen ontwikkelen. De openlijk homoseksuele analyticus Isay, die er ook van uitgaat dat homoseksualiteit biologisch bepaald is, maar niet van mening is dat het daarbij om een defect gaat, beschreef hoe prehomoseksuele jongens binnen de oedipale constellatie proberen de aandacht van hun vader te trekken en vast te houden, onder andere door kenmerken van moeder over te nemen (Isay, 1989). Cornett (1995) sloot zich hierbij aan. Hij werkte de gedachte verder uit dat afwijzing tijdens de jeugd door vader en andere belangrijke mannen uit de omgeving bij homo's kan leiden tot problemen bij de opbouw van een reëel zelfbeeld. Vader en andere significante mannen spelen zo'n belangrijke rol, omdat de (latere) objectkeuzes en primaire relaties van homoseksuele mannen gericht zijn op seksegenoten. Ervaringen met jongens en mannen in de jeugd leggen de basis voor het zelfbeeld als man, maar vooral ook voor het vermogen van homoseksuele mannen om later intieme relaties aan te gaan met andere mannen. Kenmerkend voor zowel Isay als Cornett is dat zij homoseksualiteit zelf niet als problematisch zien, maar wel aandacht vragen voor de specifieke problemen die homo's in de loop van hun ontwikkeling kunnen tegenkomen, vooral in het contact met seksegenoten.

Het boek ‘Narcistische krenkingen. Psychotherapie voor homoseksuele mannen’ van Thijs Maasen is duidelijk geïnspireerd door het werk van Isay en Cornett. Maasen beschrijft hoe homojongens in spe tijdens hun jeugd kwetsbaar kunnen zijn voor (narcistische) krenkingen. Het ‘anders zijn’ van deze homojongens kan namelijk leiden tot afwijzing door significante personen uit de omgeving. Vooral de afwijzing door vader en andere belangrijke mannen of jongens kan hard aankomen. Deze krenkingen kunnen in de loop van de seksuele identiteitsontwikkeling leiden tot een gefragmenteerd of vals zelfbeeld, dat onder andere tot uiting komt in een problematische relatievorming met andere mannen tijdens de volwassenheid. Wanneer de betreffende mannen tijdens of na hun coming out onvoldoende positieve en ‘corrigerende ervaringen’ kunnen opdoen met gevoelsgenoten, is de kans groot dat het gefragmenteerde zelfbeeld in stand blijft. Het omgaan met andere levenscrises kan hierdoor ernstig worden bemoeilijkt. Men kan hierbij denken aan de gevolgen van de HIV-epidemie, die de homogemeenschap in de laatste decennia zo ernstig getroffen heeft. Besmet raken met het virus kan bijvoorbeeld leiden tot het opnieuw actueel worden van oude schuldgevoelens (HIV als straf voor homoseksualiteit) en de reactivering van vroegere afwijzingen en veroordelingen (de vrees om opnieuw verstoten te worden).

Maasen signaleert bij zijn homocliënten drie veel voorkomende scenario's in relaties met andere mannen: bevestiging zoeken van de eigen grootheid (spiegelen), de neiging tot versmelting met een bewonderde ander (idealisering) en naar gelijken zoeken, naar een maatje (naar een alter ego of twinship bond). Deze drie scenario's zijn het gevolg van de homospecifieke deprivaties tijdens de jeugd en komen onder andere tot uiting in de overdrachtsgevoelens die de cliënt in de loop van de therapie ontwikkelt.

Maasen heeft over deze toch wel gecompliceerde onderwerpen een buitengewoon praktisch en helder boek geschreven. In het eerste hoofdstuk beschrijft hij de ‘krenking en heling van het homoseksuele zelfgevoel’, zowel voor en tijdens als na de coming out. Vervolgens besteedt hij aandacht aan de nieuwe kwetsuren die veel homo's oplopen (of hebben opgelopen) ten gevolge van HIV en aan de manier waarop vroege trauma's van invloed kunnen zijn op het hanteren van deze HIV-gerelateerde ellende. Hij wijdt hierbij een heel hoofdstuk aan het fenomeen van de meervoudige rouw en de krenkingen die gepaard gaan met veelvuldig en veelvormig verlies van partners, vrienden en lichamelijke gezondheid. Ook misbruikervaringen en hun invloed op de eigenwaarde komen aan de orde.

Individuele casuïstiek en een uitgewerkte groepscasus nemen in ‘Narcistische krenkingen’ een belangrijke plaats in en dat maakt het boek prettig leesbaar, concreet en soms ook aangrijpend. De grote verdienste van Maasen is dat hij de homospecifieke krenkingen die de ontwikkeling van een positief zelfbeeld als homoseksuele man kunnen verstoren en de manier waarop de gevolgen van die krenkingen zich bijvoorbeeld vertalen in de overdracht of in het omgaan met HIV haarscherp, maar altijd met warmte en respect, voor het voetlicht brengt. In navolging van wat binnen de andere therapeutische richtingen van de gay affirmative psychology al langer gebruikelijk is, laat hij de traditionele analytische abstinentie los en pleit hij voor meer profilering van de therapeut. Homoseksuele therapeuten zouden open moeten zijn over hun seksuele identiteit en hun homoseksualiteit kan een belangrijke positieve rol spelen in het therapeutisch proces, onder andere omdat zo in de overdrachtsanalyse ‘roze’ duidingen directer en gemakkelijker gemaakt kunnen worden. Het kan hier gaan om een corrective emotional experience voor de cliënt in het contact met zijn homoseksuele therapeut, maar ook om directe vertalingen van de overdrachtsdynamiek naar de homoseksuele praktijk. De overdrachtsdynamiek ontstaat immers in de context van de (therapeutische) communicatie tussen twee homoseksuele mannen en heeft dus vaak directe betekenis voor het gedrag van de cliënt ten aanzien van andere homoseksuele mannen buiten de spreekkamer. Hierbij past overigens wel de aantekening dat het boek van Maasen zich vooral lijkt te richten op de rol van homoseksuele therapeuten en dat heteroseksuelen wat minder materiaal zullen aantreffen over de hantering van hun eigen seksuele identiteit in het werken met homo's.

‘Narcistische krenkingen’ moet het vooral hebben van de praktijkvoorbeelden en de analyse daarvan door de auteur. De theoretische, maar vooral ook de wetenschappelijke onderbouwing is minder sterk en nogal beknopt. Dat is op zichzelf geen probleem, omdat er grote behoefte bestaat aan klinisch materiaal dat inzicht verschaft in hoe het er in de (roze) spreekkamer aan toegaat en omdat de theoretische bril waardoor de auteur naar zijn materiaal kijkt van te voren toch vrij helder is omschreven. Dat Maasen voor dit alles slechts 96 pagina's nodig heeft gehad, is zeker een compliment waard.

Zoals dat in de analytisch georiënteerde literatuur gebruikelijk is, heeft ook Maasen veel aandacht voor problemen en moeilijkheden, en wat minder voor de gezonde en sterke kanten van cliënten. Het gebruik van de woorden ‘narcistische krenkingen’ in de titel van het boek houdt ook een zeker gevaar in, omdat homoseksualiteit in het verleden door analytici wel is geconstrueerd als een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Maar omdat de betrokkenheid van de auteur en zijn positieve visie op homoseksualiteit door de tekst heen voelbaar zijn, blijft de lezer beslist niet achter met uitsluitend sombere gevoelens en negatieve associaties over verouderde en stigmatiserende diagnoses.

Maasen heeft met dit boek de ideeën van Isay en Cornett over homospecifieke en homovriendelijke (gay affirmative) psychotherapie toegankelijk gemaakt voor het Nederlandse taalgebied en heeft vooral ook laten zien hoe deze ideeën in de praktijk kunnen worden toegepast. Hij is erin geslaagd dat op een aansprekende manier te doen. ‘Narcistische krenkingen’ is dan ook een must voor alle psychotherapeuten die met homoseksuele mannen werken en die hun kennis over dit onderwerp verder willen verdiepen.


Literatuur

Cornett, C. (1995). Reclaiming the authentic self. Dynamic psychotherapy with gay men. New Jersey: Jason Aronson.
 
Friedman, R.C. (1988). Male homosexuality. A contemporary psychoanalytic perspective. New Haven: Yale University Press.
 
Isay, R. (1989). Being homosexual. Gay men and their development. New York: Avon Books.
 
Naar boven