Reactie op ‘Naar een eenduidige omschrijving van het zorgproduct psychotherapie’ van Olaf de Haas, Tijdschrift voor Psychotherapie, 29, p. 53-71

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 2003
10.1007/BF03062007

Forum

Reactie op ‘Naar een eenduidige omschrijving van het zorgproduct psychotherapie’ van Olaf de Haas, Tijdschrift voor Psychotherapie, 29, p. 53-71

Frank KoerselmanContact Information

(1) 

Samenvatting  Op het eerste gezicht lijkt het pleidooi van De Haas voor een eenduidige omschrijving van het ‘zorgproduct psychotherapie’ sympathiek en op zijn plaats. Bruggenbouwers brengen partijen samen. Hoe dieper de kloof lijkt die de oevers scheidt, des te meer lof de bruggenbouwer oogst. De beschrijving van een ‘zorgproduct’ past trouwens in het bedrijfslevenjargon, dat tegenwoordig allerwegen populair is. Door hiertoe opdracht te geven neemt de Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie (NVP) bovendien het voortouw in de op handen zijnde herdefiniëring van psychotherapie als een specialistische deskundigheid van psychiaters en klinisch psychologen. Bijval lijkt dan ook onontkoombaar.
Op het tweede gezicht echter heb ik verschillende bedenkingen. Die zijn zowel inhoudelijk als politiek van aard. Op beide facetten zal ik kort ingaan.
Frank Koerselman is psychiater. Als hoogleraar ‘psychiatrie, in het bijzonder de psychotherapie’ is hij verbonden aan de afdeling Psychiatrie van het Universitair Medisch Centrum Utrecht. Hij is tevens hoofd van de afdeling Psychiatrie van het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis te Amsterdam.

Op het eerste gezicht lijkt het pleidooi van De Haas voor een eenduidige omschrijving van het ‘zorgproduct psychotherapie’ sympathiek en op zijn plaats. Bruggenbouwers brengen partijen samen. Hoe dieper de kloof lijkt die de oevers scheidt, des te meer lof de bruggenbouwer oogst. De beschrijving van een ‘zorgproduct’ past trouwens in het bedrijfslevenjargon, dat tegenwoordig allerwegen populair is. Door hiertoe opdracht te geven neemt de Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie (NVP) bovendien het voortouw in de op handen zijnde herdefiniëring van psychotherapie als een specialistische deskundigheid van psychiaters en klinisch psychologen. Bijval lijkt dan ook onontkoombaar.

Op het tweede gezicht echter heb ik verschillende bedenkingen. Die zijn zowel inhoudelijk als politiek van aard. Op beide facetten zal ik kort ingaan.


Inhoudelijk
Conservatief

De Haas brengt aspecten van verschillende bestaande definities van psychotherapie bij elkaar. Uit zijn overzicht van die definities blijkt wel dat ze niet zo ver uiteenlopen. Zijn ‘samenvattende omschrijving’ kan dan ook moeilijk ‘nieuw’ worden genoemd. Lezing ervan roept vooral een déjà-vugevoel op. Ook de vier klassieke, bijna ‘heilige’ referentiekaders zijn weer opgenomen om er het psychotherapieveld mee af te bakenen.. Stel U voor dat in een ‘productomschrijving farmacotherapie’ limitatief alleen bestaande chemische groepen van medicijnen zouden zijn opgenomen: iedere farmaceutische industrie zou haar research & developmentafdeling kunnen sluiten. Zo wordt een productomschrijving een bolwerk tegen vernieuwing. De Haas geeft overigens wel aan dat productomschrijvingen ‘[o]p basis van voortschrijdend inzicht (…) telkens opnieuw bijgesteld moeten worden.’ Welnu, dat zou al op voorhand beperkt kunnen worden door partijen niet eerst aan een zo behoudende omschrijving te willen binden.

Aspecifiek

Behalve ‘klassiek’ is de omschrijving ook zeer breed. Zo is ze een typisch polderproduct, waarmee iedereen wel zal kunnen instemmen. Onvermijdelijk leidt dat tot verlies van specificiteit. Wat heb je eraan als het altijd wel goed is? Laat ik een voorbeeld geven. Zonder al te veel in de ‘samenvattende omschrijving’ te veranderen kan men het woord ‘psychotherapie’ daarin consequent vervangen door ‘psychofarmacotherapie’. Alleen in paragraaf 3 moet dan worden gewijzigd dat de methoden moeten zijn gebaseerd op de ‘farmacologische en farmaceutische theorie’ en in paragraaf 5 zou moeten worden aangepast dat de beroepsbeoefenaar volgens de wet BIG is geregistreerd als ‘arts’ of ‘medisch specialist’. Verder kan de gehele tekst gehandhaafd blijven! Alsof trouwens neurologen, chirurgen of huisartsen niet ook ‘op methodische wijze’ een therapeutische relatie moeten ‘vestigen, structureren en hanteren’. Zonder zo'n relatie wordt elke therapietrouw immers een illusie. Natuurlijk, veel medici blijven daarin in gebreke, maar wie kennis neemt van tuchtzaken tegen psychotherapeuten zal zien dat zij er evenmin allemaal in slagen de therapeutische relatie op methodische wijze te hanteren.

Ondoelmatig

Wat voor ‘zorgproduct’ (dat woord alleen al!) levert de ‘samenvattende omschrijving’ nu eigenlijk op? Of de patiënt nu ‘psychische problemen, conflicten, stoornissen (zeer eenzijdig alleen aan DSM-IV gerelateerd, fk) en/of klachten’ heeft, het eenduidig omschreven zorgproduct is kennelijk voor alles geschikt. Moet de verzekeraar voor dat alles dezelfde prijs betalen? Of de behandeling nu door BIG-psychotherapeuten, door klinisch psychologen of door psychiaters wordt gedaan, ook dat valt allemaal onder het samenvattend zorgproduct. Precies hetzelfde geldt voor de ‘heilige’ referentiekaders: alles past in het alomvattend zorgproduct. Stel U voor hoe zoiets er in een echt ziekenhuis uit zou zien: neusamandelen knippen of open hartchirurgie – alles samengevat als ‘zorgproduct operatie’. Eenvoudig is het wel (dat gaat nog banen kosten bij de zorgverzekeraars!). Een echt zorgproduct zou juist moeten definiëren hoe een specifieke aandoening door een concrete beroepsbeoefenaar wordt behandeld. Nog beter zou het zijn als het zorgproduct varianten kende die kunnen worden toegesneden op individuele patiënten. Daartoe zouden keuzecriteria kunnen worden opgesteld. Die zullen voor een psychiater niet dezelfde zijn als voor een neuroloog, een klinisch psycholoog of een ‘psychotherapeut’. Psychiaters (laat ik bij mijn eigen leest blijven) behandelen mentale functiestoornissen en de lichamelijke aandoeningen die daarvan oorzaak of gevolg zijn met fysische (bijvoorbeeld ECT), chemische (medicijnen) en communicatieve (‘psychotherapie’) technieken. Welke technieken en vooral ook welke combinatie daarvan zij precies inzetten is, zoals in de hele geneeskunde, afhankelijk van hun klinische oordeel over de ‘efficiency, doelmatigheid en effectiviteit’ van de middelen die in een concreet geval ter beschikking staan. Dat vergt concrete omschrijvingen van ingrepen en interventies, die aan het specialisme gerelateerd zijn. Vage definities zoals de nu voorliggende zijn daarvoor niet nodig. Niet voor niets bevat het 2567 pagina's tellende ‘Comprehensive textbook of psychotherapy’ van Florence Kaslow (2002) geen enkele algemene definitie van psychotherapie. Pogingen als deze ‘samenvattende omschrijving’ brengen niemand verder, maar kosten wel tijd, geld en energie die anders kunnen worden gebruikt.


Politiek
Onnodig

Als, zoals ik hierboven heb aangegeven, de ‘samenvattende omschrijving’ niet nieuw is, maar vaag en onpraktisch, roept dat de vraag op wat voor zin het heeft om daar nu mee op de proppen te komen. Aan wat er al was, voegt het voorstel niets toe, behalve dan dat de nadelen daarvan nog eens gecanoniseerd worden. Het is volstrekt onduidelijk wat ‘professionals’ en ‘externe stakeholders’ (is het echt verplicht dit soort begrippen te gebruiken?) hier in de praktijk aan hebben.

Misplaatst

Waarom nu? Psychotherapie wordt ‘een onderdeel van de deskundigheidsgebieden van de klinisch psycholoog en de psychiater’, zoals De Haas zelf aangeeft in paragraaf 3 van zijn ‘samenvattende omschrijving’. Het voorgenomen beleid van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport houdt in dat psychotherapie door een psychiater of door een klinisch psycholoog herkenbaar onderscheiden moet zijn. Die beroepsgroepen zelf zijn daar nog niet eens formeel over in gesprek. (Het zogenoemde Platform is, zoals het woord al zegt, een niet-bindende gespreksgroep). Is het toeval dat de NVP juist nu probeert die beide beroepsgroepen aan een uitgangspunt te binden dat past in haar pogingen om het desbetreffende veld te blijven beheersen? Hoe breder en behoudender de ‘eenduidige’ omschrijving, des te kleiner de kans dat NVvP en NIP nieuwe wegen kunnen inslaan. Juist nu er een kans op vernieuwing ligt, is deze ‘eenduidige omschrijving’ dan ook een verkeerde start.


Conclusie

Alles afwegend lijkt het mij dat een ‘baat het niet, schaadt het niet’-reactie te gemakzuchtig zou zijn. Hoe sympathiek dit initiatief op het eerste gezicht ook lijkt, in tweede instantie moet toch worden vastgesteld dat deze ‘eenduidige omschrijving van het zorgproduct psychotherapie’ niets wezenlijks toevoegt, nauwelijks bruikbaar is en vernieuwing wel degelijk in de weg kan staan.


Literatuur

Kaslow, F. (Ed.) (2002). Comprehensive Textbook of Psychotherapy. Chichester: Wiley & Sons.
 
Naar boven