Reactie op Trijsburg en Koerselman

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 2003
10.1007/BF03062008

Forum

Reactie op Trijsburg en Koerselman

Olaf de HaasContact Information

(1) 

Samenvatting  Toen ik de redactie van het Tijdschrift de suggestie deed om enkele hoogleraren te vragen een reactie op mijn artikel te schrijven was dat omdat ik het belangrijk vind vooraanstaande vakgenoten, die vanuit de universiteit met het behoeden en verder ontwikkelen van psychotherapie belast zijn, uitdrukkelijk bij een discussie rond de identiteit van ons vakgebied te betrekken. De reacties van Trijsburg en Koerselman geven mij de mogelijkheid enkele zaken te verduidelijken.
Olaf de Haas, klinisch psycholoog en psychotherapeut, is werkzaam bij het ministerie van Justitie in Den Haag.

Toen ik de redactie van het Tijdschrift de suggestie deed om enkele hoogleraren te vragen een reactie op mijn artikel te schrijven was dat omdat ik het belangrijk vind vooraanstaande vakgenoten, die vanuit de universiteit met het behoeden en verder ontwikkelen van psychotherapie belast zijn, uitdrukkelijk bij een discussie rond de identiteit van ons vakgebied te betrekken. De reacties van Trijsburg en Koerselman geven mij de mogelijkheid enkele zaken te verduidelijken.
1.  Zoals Koerselman aangeeft, is er een herdefiniëring van psychotherapie als een specialistische deskundigheid van psychiaters en klinisch psychologen op handen. Eén van de argumenten om tot een ‘samenvattende omschrijving’ van psychotherapie te komen is de overtuiging dat het zinvol is om consensus te bereiken over wat door de verschillende disciplines in algemene zin onder psychotherapie wordt verstaan. Met andere woorden: de samenvattende omschrijving heeft bepaald niet de bedoeling partijen aan een behoudende omschrijving te binden. Mijn artikel vormt de start van een discussie om tot een gemeenschappelijke basis voor psychotherapeuten te komen. zo'n basis kan waarborgen dat in het kader van de genoemde herdefiniëring, naast differentiatie tussen de psychiatrische en de klinisch-psychologische aspecten van de psychotherapie, ook de eenheid van psychotherapie herkenbaar blijft.Koerselman heeft uiteraard gelijk dat een dergelijke omschrijving niet mag impliceren dat psychotherapie in de herdefiniëring slechts de vier klassieke, door hem ironisch als ‘heilig’ aangeduide referentiekaders zou mogen omvatten. In de samenvattende omschrijving komen zij voor als belangrijke theorieën, waaruit de hedendaagse psychotherapie voortgekomen is. Uiteraard ben ook ik van mening dat de ontwikkeling van psychotherapie als psychiatrische én klinisch-psychologische deskundigheid niet door vasthouden aan of koesteren van heilige huisjes belemmerd mag worden. Ik neem mij voor om bij een volgende versie van de ‘samenvattende omschrijving’ zaken zo te herformuleren dat deze intentie duidelijker uit de verf komt.
2.  Trijsburg wijst op een aantal onvolkomenheden; bij de volgende versie zal van zijn kanttekeningen dankbaar gebruik gemaakt worden. Aan het einde van zijn commentaar beveelt hij aan de productdefiniëring te vereenvoudigen. Terecht stelt hij dat deze versie cliënten en verzekeraars onvoldoende houvast biedt om tot rationele beslissingen te komen. Maar daar is deze versie ook allerminst voor bedoeld. Laat er geen misverstand over bestaan: de ‘samenvattende omschrijving’ is niet bedoeld als eindproduct. Het doel ervan is om via discussie met de beroepsbeoefenaren tot een vorm van consensus te komen over psychotherapie in algemene zin. Nogmaals: de ‘samenvattende’ omschrijving beoogt niet meer te zijn dan het vertrekpunt voor gedifferentieerde, op doel en doelgroep toegesneden omschrijvingen. Vanuit het gegeven dat de psychotherapie een ‘reusachtig, geïmproviseerd rommeltje is, dat om onverklaarbare redenen nog steeds min of meer functioneert’ (ik citeer Trijsburg, die op zijn beurt Mulisch aanhaalt), is het van het grootste belang dat, voordat een nadere invulling aan de psychologische en psychiatrische psychotherapie wordt gegeven, er enige ordening wordt aangebracht in opvattingen die op dit moment voor psychotherapie actueel zijn.
3.  Onder punt 4 van zijn commentaar geeft Koerselman aan dat het absurd zou zijn om te spreken van een ‘zorgproduct operatie’. Een citaat uit zijn betoog: ‘Stel U voor hoe zoiets er in een echt ziekenhuis uit zou zien: neusamandelen knippen of open hartchirurgie – alles samengevat als ‘zorgproduct operatie’. Eenvoudig is het wel (dat gaat nog banen kosten bij de zorgverzekeraars!). Een echt zorgproduct zou juist moeten definiëren hoe een specifieke aandoening door een concrete beroepsbeoefenaar wordt behandeld. Nog beter zou het zijn als het zorgproduct varianten kende die kunnen worden toegesneden op individuele patiënten.’ Ik moet zeggen dat ik Koerselman hier kwijtraak. Als eenvoudige consument ga ik ervan uit dat chirurgen wel degelijk consensus hebben over een groot aantal zaken die bij alle operatieve ingrepen een rol spelen. En dat, als een gezaghebbend hoogleraar chirurgie zou stellen dat de chirurgie in algemene zin een ‘reusachtig, geïmproviseerd rommeltje is, dat om onverklaarbare redenen nog steeds min of meer functioneert’ men zich zou haasten om te pogen tot consensus te komen over wat er wel en niet onder het begrip operatieve ingreep verstaan moet worden. Ik ga ervan uit dat in de medische discipline goed uit te leggen is of het uitknijpen van een steenpuist wel of niet een operatieve ingreep is.
4.  Koerselman stelt terecht dat in het kader van het voorgenomen beleid van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport psychotherapie door een psychiater of klinisch psycholoog herkenbaar onderscheiden moet zijn. Ook heeft hij gelijk dat de beroepsgroepen over dit onderwerp formeel nog niet in gesprek zijn. Hij vliegt uit de bocht als hij zich vervolgens publiekelijk de vraag stelt: ‘Is het toeval dat de NVP juist nu probeert die beide beroepsgroepen aan een uitgangspunt te binden dat past in haar pogingen om het desbetreffende veld te blijven beheersen?’ en vervolgens stelt: ‘Hoe breder en behoudender de “eenduidige” omschrijving, hoe kleiner de kans dat NVvP en NIP nieuwe wegen kunnen inslaan.’

Voor de duidelijkheid: het artikel is niet (zoals Koerselman in zijn inleiding stelt) in opdracht van de NVP geschreven. Het betrof een persoonlijk initiatief mijnerzijds. Een eerdere versie van het stuk is door het NVP-bestuur ter discussie en voor commentaar voorgelegd aan de relevante beroepsgroepen, de ledenraad en de besturen van de specialistische psychotherapieverenigingen. Het NVP neemt pas komend voorjaar na de ledenraadvergadering een definitief standpunt over de samenvattende omschrijving in. De suggestie dat de NVP met het stuk dubieuze motieven zou hebben, laat ik graag voor rekening van Koerselman.

Persoonlijk ben ik van mening dat een door de verschillende beroepsgroepen gedragen ‘samenvattende omschrijving’ een belangrijke bijdrage kan leveren aan het behoud van de herkenbare eenheid van psychotherapie. Deze eenheid dient naar mijn mening de basis te vormen voor een verscheidenheid aan toepassingsmogelijkheden en doelgroepen en staat verdere ontwikkeling van het vakgebied geenszins in de weg, integendeel. Vanuit het gegeven dat het uitmaakt of een psychotherapeutische behandeling door een psychiater of klinisch psycholoog uitgevoerd wordt, acht ik het van belang dat dit verschil, daar waar dat doelmatig is, geëxpliciteerd en nader uitgewerkt wordt. Maar even belangrijk vind ik het dat die gebieden van de psychotherapie waar klinische psychologie en psychiatrie overlappen onder de aandacht blijven en dat ook deze ‘gemeenschappelijke factoren’ nadrukkelijk als onderzoeksobject in beeld blijven. Het behoud van de eenheid en kwaliteit van psychotherapie is dan ook een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de klinische psychologie en psychiatrie. Het inslaan van nieuwe wegen door NIP en NVvP op het gebied van de psychotherapie is alleen dan een aanlokkelijk perspectief als parallelle sporen door de nodige dwarsliggers verbonden blijven. Bruggenbouwers of dwarsliggers, in wezen maakt het niet uit. De beste bruggen worden vanaf twee kanten gebouwd.

Naar boven