Trauma and delinquency. Congres van de International Association for Forensic Psychotherapy (IAFP). Stuttgart, 4-7 april 2002

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 2002
10.1007/BF03061988

gehoord

Trauma and delinquency. Congres van de International Association for Forensic Psychotherapy (IAFP). Stuttgart, 4-7 april 2002

Anne van den BergContact Information

(1) 

Samenvatting  
De IAFP heeft op haar elfde vierdaagse congres haar licht laten schijnen over de relatie tussen trauma en delinquentie. Een internationale groep van zo'n 125 deelnemers, psychiaters, psychologen, psychotherapeuten en gespecialiseerde verpleegkundigen, kwam bij elkaar om over dit onderwerp van gedachten te wisselen. De in 1991 opgerichte IAFP, vooral een initiatief vanuit Engeland, begint zich steeds meer los te maken van de oorspronkelijk sterk Kleiniaans georiënteerde congressen, waarin bijzondere forensische psychopathologie op een vaak literaire manier met veel symbolische duidingen (Shakespeare werd veelvuldig geciteerd) werd behandeld.
Anne van den Berg, psycholoog-psychotherapeut, is hoofd behandeling, circuit voor forensische psychotherapie Groot Batelaar te Lunteren.

De IAFP heeft op haar elfde vierdaagse congres haar licht laten schijnen over de relatie tussen trauma en delinquentie. Een internationale groep van zo'n 125 deelnemers, psychiaters, psychologen, psychotherapeuten en gespecialiseerde verpleegkundigen, kwam bij elkaar om over dit onderwerp van gedachten te wisselen. De in 1991 opgerichte IAFP, vooral een initiatief vanuit Engeland, begint zich steeds meer los te maken van de oorspronkelijk sterk Kleiniaans georiënteerde congressen, waarin bijzondere forensische psychopathologie op een vaak literaire manier met veel symbolische duidingen (Shakespeare werd veelvuldig geciteerd) werd behandeld. Op dit congres, georganiseerd door Reinmar du Bois van de Klinik für Kinder- und Jugendpsychiatrie te Stuttgart, werd een nogal overladen programma gepresenteerd. Veertien plenaire lezingen, 42 workshops, een film, een documentaire en een diner in een typisch Duits, barok kasteel, waaraan alsof het nog niet genoeg was wederom een lezing werd gekoppeld. Blijkbaar zijn forensische psychotherapeuten zeer wel bereid om elkaar te vertellen waar ze zoal mee bezig zijn en ook bereid om naar elkaar te luisteren. De Nederlandse delegatie, bestaande uit acht deelnemers, verzorgde vier workshops. Jammer genoeg waren daarbij geen bijdragen uit de Nederlandse TBS-klinieken, terwijl juist uit die hoek veel te melden is over trauma en delinquentie.

Dit IAFP-congres had een sterk maatschappelijk georiënteerde invalshoek. In wezen ging het congres over de vicieuze cirkel van slachtoffer- en daderschap, van micro- tot macroniveau. Op de achtergrond speelde de strijd tussen Israël en de Palestijnen als levend voorbeeld mee. In het programma namen oorlogen als veroorzakers van trauma's een prominente plaats in. De actualiteit van de opvang van getraumatiseerde vluchtelingen en asielzoekers in de westerse wereld kwam regelmatig aan de orde. In dat kader was er een indrukwekkende lezing van Wendy Lobwein, die als begeleidster optreedt van getuigen voor het Internationale Gerechtshof te Den Haag. Durven vertellen wat je meegemaakt en gezien hebt, is voor de getuigen al een hele opgave, vooral als je bijvoorbeeld vanuit Oeganda over moet komen naar Den Haag. Maar naast de herbeleving van de trauma's tijdens de getuigenis voor het Gerechtshof, waarop ze uitgebreid voorbereid worden, ervaren nogal wat getuigen ook nog een regelrechte cultuurshock. De overdadigheid van de Nederlandse winkels brengen de getuigen nogal eens uit hun evenwicht. Lobwein noemde vier redenen waarom getuigen willen getuigen:
1. 
spreken namens de doden;
2. 
aan de wereld laten weten wat er voor afschuwelijks is gebeurd;
3. 
er moet recht gedaan worden;
4. 
de hoop dat dit soort gruweldaden in de toekomst niet meer zal voorkomen.

Hun getuigenis bleek voor de meesten een positief effect te hebben. Wel vroeg men zich op het congres terecht af wat er met de getuigen ging gebeuren als ze terugkeerden naar hun land van herkomst. Is er nazorg? Zijn de risico’s die de getuigen bij terugkomst lopen helder?

Ook de Tweede Wereldoorlog was nadrukkelijk aanwezig op het congres, mede door de documentaire Truth and lies, Child of the death camps (BBC 1999). Deze documentaire presenteerde een man van Pools-joodse origine, Binjamin Wilkomirski, die duidelijk nog leed onder de gruwelijke ervaringen van onder andere gezondheidszorgexperimenten die hij als klein kind in een concentratiekamp had ondergaan. Over die ervaringen heeft Wilkomirski een boek geschreven. De documentaire laat zien hoe hij, woonachtig in de Verenigde Staten, andere child survivors in de VS ontmoet. Uit de beelden werd duidelijk dat deze overlevenden onderling veel solidariteit beleefden. We zagen hoe geschokt hij was toen hij terugkeerde naar het concentratiekamp waar hij als kind ‘proefkonijn’ was geweest en hoe hij begeleiding kreeg van een psychiater. Totdat een Israëlische journalist ontdekte dat het verhaal van de man fictie was. Wilkomirski bleek een Zwitserse man te zijn die als baby door zijn ongehuwde moeder was afgestaan en geadopteerd was door een kinderloos, waarschijnlijk gevoelsarm echtpaar, dat hem in de opvoeding niet goed aankon. Deze vorm van pseudologica fantastica komt vaker voor. De documentaire gaf goed aan hoe ver mensen kunnen gaan om hun eigen trauma's om te zetten in meer maatschappelijk aanvaarde vormen, waarbij de waarheid groot geweld wordt aangedaan. De vraag hierbij was of Wilkomirski een misdaad had gepleegd (oplichting), zich een literaire vrijheid had gepermitteerd (in zijn boek) of leed aan een psychiatrische stoornis. Nog steeds geloven sommigen het verhaal van Wilkomirski. Overigens doet deze documentaire niets af aan de werkelijke child survivors, waarover Primo Levi op indrukwekkende wijze geschreven heeft.

Het verhaal van slachtoffers over het trauma dat hun aangedaan is, heeft eerder een restaurerende werking dan dat het gaat om een waarheidsgetrouw verslag. Ongewenste traumagebonden beelden die niet ‘passen’ of niet ‘te verdragen zijn’, kunnen worden gedissocieerd. Gewenste beelden van bijvoorbeeld het onschuldige slachtofferschap kunnen in het kader van het restaureren naar binnen worden gehaald. Christopher Cordess, directeur van de School of health and related research forensic psychiatry te Sheffield, sprak in dat verband van het false memory syndrom, ons niet onbekend uit incestzaken. Cordess noemt het begrip trauma een metafoor, een containerbegrip voor allerlei soorten trauma's. Er is geen sprake van eenduidigheid in definitie en het begrip wordt vaak subjectief bepaald. Trauma's kunnen enerzijds gezien worden als een noodzakelijkheid om verder te komen in de eigen ontwikkeling (crisis als kans), maar anderzijds ook als een voortdurend verlies (de depressieve positie) of als een voortdurende bedreiging en bron van angst (de paranoïde positie). Trauma's kunnen zowel door externe oorzaken (een ongeluk) als door interne roerselen (een bedreigende fantasie) ontstaan. Momenteel bestaat er in de maatschappij veel aandacht voor het slachtofferschap (culture of complaint, Robert Hughes), waarbij een direct causaal verband gelegd wordt tussen externe oorzaken waar men niets aan kan doen en het slachtofferschap. Cordess pleit ervoor dat ook slachtoffers verantwoordelijkheid nemen voor hun gedrag, wat hij één van de belangrijke doelstellingen vindt van psychotherapie. Niet elk ‘objectief’ trauma behoeft te resulteren in een traumatisering en niet elke traumatisering zal zich noodzakelijkerwijs condenseren in een posttraumatische stressstoornis (PTSS).

In een onderzoek van de universiteit van Konstanz (Tillman Klutig) kwam naar voren dat tussen de 15 en 50% van de delictplegers zelf een PTSS ontwikkelden na een delict, afhankelijk van de onderzoeksgroep. Ook bleken traumatische gebeurtenissen meer gerapporteerd te worden door forensische patiënten dan in andere psychiatrische populaties of een gevangenispopulatie. Vooral seksueel en fysiek misbruik bleek bij de forensische patiënten significant vaker voor te komen. Vanuit deze gegevens zou verondersteld kunnen worden dat PTSS met zijn specifieke symptomen - zoals de indringend herbeleving van de traumatische ervaringen en een verhoogde fysiologische opwinding, angst en woede - een risicofactor vormt voor het plegen van delicten. Drie met elkaar samenhangende psychische elementen bij forensische patiënten die een delict pleegden, werden naar voren gebracht. De bij PTSS vaak voorkomende onderliggende impulsieve agressie, gecombineerd met een lage drempel voor de activatie van negatieve gevoelens, en het onvermogen van daders om op een verantwoorde manier te reageren op de effecten die hun negatieve gedrag mogelijk op anderen heeft, zorgen ervoor dat de kans om een delict te plegen groot is. Door onderzoek met behulp van hersenscans kwam duidelijk naar voren dat de emotieregulatie in de hersenen bij forensische patiënten in vergelijking tot controlegroepen ernstig tekortschiet.

Tijdens het congres werd op vele manieren duidelijk gemaakt dat een groot aantal daders ook slachtoffer blijkt te zijn. In de huidige maatschappij waarin de nadruk is komen te liggen op het meer straffend reageren op daders wordt de vicieuze cirkel alleen maar versterkt: daders, die voorheen slachtoffer waren, worden opnieuw slachtoffers van het maatschappelijke systeem, wat ze weer gemakkelijker tot het daderschap zal brengen, enzovoort. Voor behandelaars, maar ook voor beleidsmakers, dringt zich dan de vraag op hoe deze vicieuze cirkel doorbroken kan worden en wat voor behandelingen daarvoor aangewend kunnen worden. Zelf heb ik in dat kader een workshop gehouden over de destructieve en constructieve krachten in groepen en instituten en hoe deze te managen. Hoe kunnen de destructieve krachten van daders die tevens slachtoffers zijn, omgezet worden in constructievere krachten in plaats van de eerste af te straffen of uit te bannen? Als uitgangspunt van de behandeling probeer ik de constructieve en destructieve polen in zelfbeleving en gedrag met elkaar in contact te brengen, zodat de extremen dichter bij elkaar en in evenwicht gebracht kunnen worden. Zoals in Freudiaanse termen Eros en Thanatos en in systemische termen ‘progressieve segregatie’ en ‘systematisatie’ ook bij elkaar horen. Geïnspireerd door het boek van Morris Nitsun (1996) over de ‘Antigroep’ heb ik uitgelegd dat de destructieve kanten van traumatisering ook kunnen leiden tot constructieve tegenkrachten. Deze krachten dienen dan wel geactiveerd te worden. Wie zich interesseert voor dit boeiende dialectische proces in de forensische psychotherapie verwijs ik naar een eerdere publicatie van mijn hand (Van den Berg, 2001).

Veel andere forensische thema's werden op het congres aangesneden, zoals adolescentie en trauma, seksuele agressie en trauma, adolescente plegers van seksuele delicten, trauma en etniciteit, trauma en research, trauma en middelenmisbruik, trauma en psychose, trauma en vrouwen. Tevens werden er masterclasses gehouden waarin veelal langdurige individuele therapieën werden gepresenteerd en de relatie tussen delinquentie en trauma tot op de millimeter werd uitgewerkt. Verder werd een interessante lezing gegeven over het effect van de Russische bezetting van Afghanistan op de symbolen die de plaatselijke bevolking bij het weven op de tapijten aanbracht. Tapijten weven bleek zo een middel te zijn om het trauma van de bezetting te verwerken. Daarbij werden de beschermende islamitische symbolen op de tapijten langzamerhand verdrongen door tanks, helikopters, bommen en mitrailleurs: de cultuur, gedragen door de vrouwen in het veelal ongeletterde land, werd langzamerhand geïnfecteerd door bedreigende symbolen en mannen drongen het domein van de vrouwen binnen. Jammer genoeg kon niet verteld worden wat het effect van de Taliban was op de tapijtweverij.

Het congres in zijn geheel overziend, was het thema bijzonder interessant en waren de bijdragen van een goed gehalte, maar ik miste door de veelheid en diversiteit de broodnodige integratie. Het congres was te veel een supermarkt waarbij ik in mijn boodschappenwagen veel lekkere spullen had liggen, maar bij de kassa nog steeds niet wist wat voor maaltijd ik ging koken.

De IAFP zal haar volgende congres in Nederland houden, in Arnhem van 24 tot 27 april 2003. Op website www.iafp2003.com kunt u al informatie over dit congres vinden. Thema zal dan zijn: Process or protocol?, met als ondertitel: How politics influence our practice. Vraag hierbij zal zijn of we met de protocollering van de gezondheidszorg, ook in de forensische zorg, het psychotherapeutische proces niet uit het oog dreigen te verliezen. De nadruk op vraaggestuurde, op resultaat en op maat gerichte zorg - een planmatige vertechnisering die door overheid en beleidsmakers veelal wordt gepropageerd - zou wel eens ten koste kunnen gaan van andere therapeutische factoren, zoals het aangaan van een therapeutische binding en het herhalen en doorwerken van psychische problematiek in deze tijdelijke therapeutische context. Vroeger lag er mogelijkerwijs te veel nadruk op ‘het mooie’ van het therapeutische contact, nu te veel op de effectiviteit.


Literatuur

Nitsun M. (1996). The Anti-Group. Destructive forces in the group and their creative potential. Londen/New London/New York: Routledge.
 
Berg, A. van den (2001). Managen in de forensische psychotherapie kan gevaarlijk zijn. MGv, 56, 1161-1172.
 
Naar boven