Ph. Spinhoven, T.K. Bouman en C.A.L. Hoogduin (red.) (2001). Behandelingsstrategieën bij somatoforme stoornissen. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum. 124 pp., prijs € 21,45

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 2002
10.1007/BF03061986

gelezen

Ph. Spinhoven, T.K. Bouman en C.A.L. Hoogduin (red.) (2001). Behandelingsstrategieën bij somatoforme stoornissen. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum. 124 pp., prijs € 21,45

Ben ReitsmaContact Information

(1) 

Samenvatting  
In de reeks ‘Behandelingsstrategieën bij...’ is recentelijk een uitgave verschenen over somatoforme stoornissen. De redacteuren van dit boek signaleren in de klinische praktijk een duidelijke behoefte aan wetenschappelijk verantwoorde en praktisch toepasbare methoden om de verschillende somatoforme stoornissen te diagnosticeren en te behandelen. In dit boek wordt dan ook vooral aandacht besteed aan diagnostiek en behandelingsmogelijkheden.
Dr. B. Reitsma, gz-psycholoog en klinisch psycholoog (NIP), is als universitair docent verbonden aan de Medische Faculteit van de Rijksuniversiteit Groningen en tevens werkzaam als medisch psycholoog bij de Dienst Medische Psychologie van het Academisch Ziekenhuis Groningen.

In de reeks ‘Behandelingsstrategieën bij...’ is recentelijk een uitgave verschenen over somatoforme stoornissen. De redacteuren van dit boek signaleren in de klinische praktijk een duidelijke behoefte aan wetenschappelijk verantwoorde en praktisch toepasbare methoden om de verschillende somatoforme stoornissen te diagnosticeren en te behandelen. In dit boek wordt dan ook vooral aandacht besteed aan diagnostiek en behandelingsmogelijkheden. Naast een overzicht van de stand van zaken op deze gebieden wordt hulpverleners ondersteuning geboden om empirisch onderbouwde behandelingsmogelijkheden toe te kunnen passen die gericht zijn op beperking van de klachten en verhoging van de kwaliteit van leven.

De professionele zorg voor personen met somatoforme stoornissen is tot op heden een min of meer verwaarloosd onderwerp. Deze verwaarlozing wordt toegeschreven aan het dualistische denken over lichaam en ziel, dat nog steeds domineert. Somatisch georiënteerde hulpverleners voelen zich ongemakkelijk bij dergelijke klachten omdat deze slechts zeer ten dele zijn terug te voeren op een lichamelijke aandoening; hulpverleners in de geestelijke-gezondheidszorg zijn op zoek naar achterliggende psychische problemen en de patiënten blijven primair de nadruk leggen op de lichamelijke achtergrond van hun klachten. Met dit boek zeggen de redacteuren een brug te willen slaan tussen beide werelden door de lichamelijke klachten in samenhang met de beleving en het gedrag van de patiënt centraal te stellen. Hierdoor wordt het volgens hen gemakkelijker om een gedeelde behandelingsrationale, samenwerkingsrelatie en therapeutische aanpak te ontwikkelen. Tevens geven zij aan dat er voldoende gerandomiseerde en gecontroleerde studies naar behandelingsstrategieën bij somatoforme stoornissen beschikbaar zijn voor een gematigd optimisme over het behandelresultaat dat bij veel van de patiënten te realiseren is. De hooggespannen verwachtingen die zij met deze uitspraak wekken, worden echter naar mijn mening niet geheel waargemaakt. Bij nadere beschouwing blijkt namelijk dat de hoeveelheid gecontroleerd onderzoek - behoudens onderzoek dat betrekking heeft op interventies bij chronische pijn - nogal tegenvalt.

Het boek opent met een algemeen hoofdstuk over de diagnostiek en classificatie van somatoforme stoornissen. Uiteraard is deze classificatie gebaseerd op de DSM-IV. Van Hemert maakt in dit hoofdstuk duidelijk dat de DSM niet de pretentie heeft psychische stoornissen op te vatten als een afgebakende entiteit die absoluut is af te grenzen van andere stoornissen en van de afwezigheid van een stoornis. Ook wordt niet uitgegaan van de veronderstelling dat alle personen met dezelfde psychische stoornis gelijk zijn op alle belangrijke aspecten. Dit houdt dus in dat personen met dezelfde diagnose een heterogene groep vormen. De consequentie is dat de informatiewaarde - een belangrijke doelstelling van een classificatie - te wensen overlaat, vooral ten aanzien van etiologie, prognose en behandeling.

In het tweede hoofdstuk presenteren Van Rood, Ter Kuile en Speckens een algemeen behandelmodel voor ongedifferentieerde somatoforme stoornissen. Hierna volgen vijf hoofdstukken waarin nader wordt ingegaan op de diagnostiek en behandeling van specifieke somatoforme stoornissen, te weten hypochondrie (Visser), stoornissen in de lichaamsbeleving (Bouman), de pijnstoornis (Crombez en Vlaeyen), de conversiestoornis (Hoogduin, Moene en Roelofs) en tot slot de somatisatiestoornis (Hoogduin). Al deze hoofdstukken hebben globaal de volgende opbouw: eerst wordt wat uitgebreider ingegaan op het klinische beeld en vervolgens komen diagnostiek, differentiële diagnostiek, epidemiologie, etiologie, behandeling en prognose aan bod. Bij de behandeling krijgt de cognitief-gedragsmatige benadering met een accent op behandelingsprotocollen de meeste aandacht.

Vaak wordt gestart met het motiveren van de patiënt en het aanbieden van een rationale voor een psychologisch georiënteerde aanpak. Dan worden de behandelingsdoelen vastgelegd. De vervolgens aangeboden cognitieve interventies hebben enerzijds een educatief element en richten zich anderzijds op het inventariseren van gedachten (in relatie tot de klacht) en het uitdagen van de implicaties van automatische gedachten. Hierdoor worden cognitieve herstructurering en decatastrofering nagestreefd. Gedragsmatige interventies bestaan vaak uit exposure in vivo, een operant activeringsprogramma, ontspanningsoefeningen en soms een sociale-vaardigheidstraining. Alleen het hoofdstuk over de conversiestoornis wijkt enigszins af doordat hier ingegaan wordt op hypnose als behandelmogelijkheid. Uiteraard spelen ook bij deze behandeling cognitieve factoren een belangrijke rol.

Hoewel de inhoud van dit boek de psycholoog die al langer in de somatische- en geestelijke-gezondheidszorg werkt weinig nieuws biedt, blijft het door z’n overzichtelijke opzet handig om het als naslagwerk op je boekenplank te hebben. Daarnaast kan dit boek nuttig zijn voor opleidingsdoeleinden, bijvoorbeeld in de opleiding van gezondheidszorgpsychologen.

Zoals reeds werd aangegeven, wordt door de redactie de hoop uitgesproken dat met deze uitgave een brug wordt geslagen tussen lichaam en geest. Of deze doelstelling met dit boek wordt gerealiseerd, waag ik te betwijfelen. Een hoofdstuk over het functioneren dan wel het disfunctioneren van de hersenen in relatie tot de ervaring van lichamelijke klachten zou dan op z’n plaats zijn geweest. In de hoofdstukken over de pijnstoornis en de conversiestoornis wordt weliswaar enige aandacht aan de relatie tussen hersenen en gedrag gegeven, maar dit gebeurt op summiere en onvolledige wijze. Wellicht is deze invalshoek voor de clinicus-practicus momenteel nog te ver van zijn bed, te meer omdat de veelbelovende ontwikkelingen op dit gebied nog niet hebben geresulteerd in voldoende gecontroleerde effectstudies.

Naar boven