Meer dan 250 belangstellenden volgden dit feestelijke en prima georganiseerde congres van de organisatie Thöne & Wolters. Doelgroep waren GGZ-collega's met belangstelling voor de therapeutische waarde van groepen. Groepswerkers, groepspsychotherapeuten, activiteitentherapeuten en creatief therapeuten vormden de meerderheid van de bezoekers. Inleiders en workshopgevers waren prominente groepspsychotherapeuten. De dynamiek die zich afspeelt in groepsprocessen werd geïllustreerd door de interacties tussen zaal en podium, want het programma bestond niet uit louter nette lezingen. De congresleiding had gekozen voor een interactief programma, zodat men kon zeggen: het congres danst. Een belangrijk aandeel hierin had het theater ‘Draad’, dat het gesproken woord van de inleiders visueel becommentarieerde en de zaal actief betrok bij het podium. Het thema ‘macht’ werd meteen duidelijk door de pantomime met een hondje dat aan een lange Draad werd voortgetrokken op het toneel. Gebiedend wees een van de spelers hoe zijn collega vijf ballen de zaal in moest schoppen en hoe die weer teruggespeeld moesten worden.
Marijke Arendsen Hein hield de openingslezing met als onderwerp: ‘Wie is de baas ?’ Zij sprak vanuit haar door de jaren gelouterde ervaring als teamlid en teamleider. De zaal reageerde met positieve overdracht naar de spreekster en plaatste haar in de rol van zorgende moeder. Dit werd versterkt door het sprookje over de eekhoorn en de zwaan, waarmee ze haar inleiding begon. De zaal liet zich zalig meevoeren in deze vertelling van Toon van Tellegen. Dit neemt niet weg dat de spreekster haar thema over de machtsstructuur in groepen, en vooral in een behandelteam van een milieutherapeutisch georiënteerde (dag)kliniek, duidelijk wist te maken. Elk behandelteam kent een oppervlaktestructuur en een dieptestructuur. De oppervlaktestructuur wordt gekenmerkt door regels, verantwoordelijkheden en afspraken. Ze wordt gedragen door openlijke consensus over het te bereiken gemeenschappelijke doel. De dieptestructuur daarentegen kenmerkt zich door persoonlijke belangen die nagestreefd en bevredigd worden. Er zijn geheime bondjes, onuitgesproken conflicten en sympathieën, en het gelijkheidsprincipe wordt hoog in het vaandel gehouden. Naarmate er in een team een beter evenwicht bestaat tussen oppervlakte- en dieptestructuur zal het beter functioneren. Daartoe is het nodig dat processen herkend en besproken worden. Hulpmiddelen voor het herkennen en bewerken van processen kunnen bijvoorbeeld gehaald worden uit de Transactionele Analyse. Vanuit welke ‘Ik-posities’ vindt de communicatie plaats? Vanuit de ouder-, de volwassene- of de kindpositie? Op welke manier houden teamleden zich met elkaar bezig? Is er sprake van terugtrekking, tijdverdrijf en psychologische spelletjes onder de tafel of van openheid, nabijheid en intimiteit? Ook in een behandelteam neigen teamleden ertoe hun favoriete psychologische spelletjes te spelen en hun levensscripts uit te ageren. Een mooi voorbeeld was de ervaring die Arendsen Hein met ons wilde delen over de beginfase van haar teamleiderschap. Teamleden hadden een feestje bij haar voorganger, terwijl zij daar niets van wist, maar wel voelde dat er iets aan de hand was. Een teaminteractiebespreking bood uitkomst. Het bleek dat het ‘oude’ team erkenning vroeg voor de historie die ze met elkaar en de vorige teamleider hadden gedeeld.
Een veel voorkomend psychologisch spel, dat van de reddersdriehoek (aanklager-redder-slachtoffer) werd door Arendsen Hein speciaal belicht en zou later als illustratiemateriaal terugkeren in haar workshop.
Ton Haans bleek een goede bekende van de congresgangers. Al voor hij aan zijn met powerpoint mooi geïllustreerde lezing begon, was de zaal aan het lachen. Haans noemde macht in de groepsbehandeling de zuurstof van de menselijke relatie. Veel therapeuten vinden macht ten onrechte een vies woord. Groepspsychotherapeuten werken per definitie met mensen die in een afhankelijkheidsrelatie staan. Er is altijd een machtsaspect aanwezig en dat kan positief benut of misbruikt worden. De referent werkte met levendige vignetten uit groepssessies zoals die zich in de praktijk van een deeltijdbehandeling afspelen. Hij kreeg de aanschouwelijke hulp van de spelers van Draad, die de rollen van cliënten op zich namen. Haans onderscheidt verschillende soorten macht in een therapeutische relatie. Gewettigde macht van therapeuten wordt ontleend aan autoriteit op grond van hun positie. Deze macht heeft een netwerk om zich heen. Expertmacht wordt ontleend aan vaardigheden en kennis, en beperkt zich tot specifieke gebieden. In die zin kunnen cliënten in hun behandelgroep als ervaringsdeskundigen ook macht hebben. Referentiemacht komt voort uit het respect dat een persoon verwerft vanwege zijn persoonlijke kenmerken. Ook deze vorm van macht kan aanwezig zijn bij cliënten en therapeuten. De diverse vormen van macht werden helder getoond door ‘therapeut Frits’ (Ton Haans) en zijn cliënten van de deeltijdbehandeling (de spelers van Draad), dit tot groot genoegen van de congresdeelnemers, die veel herkenden. 's Middags volgde een simulatie van het machtsspel in de groep, waarin interventietechnieken werden uitgeprobeerd, opdat groepswerkers machtsaspecten constructief zouden leren benutten. Helaas kon ik vanwege de keuze die ik uit de workshops moest maken deze simulatie niet meemaken. Maar de deelnemers die ik erop aansprak, kwamen terug met positieve ervaringen.
Van de workshops kon ik de volgende twee volgen. Arendsen Hein gaf als vervolg op haar ochtendlezing gelegenheid tot verdieping en ervaringgericht leren. Een inventariserende vraag van haar toonde aan dat bij bijna alle workshopdeelnemersdrie groepen centraal staan: familie, werk en vrienden, en wel in die volgorde. Door middel van een rollenspel werd geoefend in het herkennen van dieptestructuren en machtsspelen. De deelnemers aan de workshops reikten materiaal aan uit hun eigen ervaring met hun eigen teams. In rollenspelvorm werden twee teamsituaties uitgebeeld. Onbevangen en enthousiast stortten de protagonisten van de beide rollenspellen zich in de leersituatie. Onbevangenheid, enthousiasme en vertrouwen vond ik trouwens kenmerken van de gehele dag. Bij bijeenkomsten van louter (groeps)psychotherapeuten heerst vaak een meer academische afstand. Het zou interessant zijn voor Thöne en Wolters om dit verschil te onderzoeken en te bewerken. Mij lijkt dat beide groepen professionals – psychotherapeuten en groepswerkers – dan nog meer van elkaar kunnen gaan leren.
Pierre de Laat liet een groep van twintig deelnemers in een veilige sfeer zien en ervaren hoe snel, krachtig en effectief psychodrama kan werken bij de oplossing van persoonlijke problemen. Dat dit in een korte tijd lukte, is een persoonlijke verdienste van De Laat. In de sobere bewoordingen die een meester eigen zijn, schetste hij eerst enkele belangrijke structuur- en functioneringsaspecten van het psychodrama. Uitdaging binnen een veilig kader maakt dat de cliënt door doen nieuwe cognities en ervaringen kan internaliseren. De werktuigen worden aangereikt door de spelers zelf. Centraal stond het begrip ‘rol’. De persoon is er niet zonder zijn rol; de rol is de vorm van de persoon en hij ontwikkelt zich in zijn relaties met anderen vanuit zijn rol. Maar de persoon komt ook zichzelf tegen in een voortdurende relatie tussen ‘ik’ en ‘mij’. De dialoog tussen ‘ik’ en ‘mij’ speelt zich af in tot dynamiek aanleiding gevende vragen als: ‘Hoe zien de anderen mij’ en ‘Hoe zou ik willen dat anderen mij zien’. De uitwerking van de rolnotie als theoretisch kader en praktische handleiding voor het psychodrama vond De Laat in de fenomenologische theorie van de Vlaamse hoogleraar Verhofstadt-de Nève. Mij maakte dit opnieuw duidelijk hoe vernieuwend het kan zijn wanneer men verschillende denkramen op elkaar laat inwerken in plaats dogmatisch aan de leer van een psychotherapeutische school vast te houden.
Aan het eind van de dag liet Draad de congresgangers nog een uur genieten van theatrale vormgeving van het thema ‘macht’. Macht in de man-vrouwrelatie, macht van een anonieme organisatie – de NS! – en macht van een ziek kind.
Groepspsychotherapeuten hebben in de laatste decennia hun theoretische kennis, methodische aanpak en praktische vaardigheden op indrukwekkende manier uitgebouwd en geperfectioneerd. Zo is een robuuste body of knowledge ontstaan. Thöne en Wolters hebben begrepen dat deze kennis niet het alleenrecht is van groepspsychotherapeuten. In plaats van zich defensief op te stellen tegen vreemde eenden in de bijt – lees GGZ-collega's die geen psychologen of psychiaters zijn – stellen zij zich progressief op. Deeltechnieken en methoden uit de groepspsychotherapie kunnen uitstekend toegepast worden door niet-psychotherapeuten, mits deze voldoen aan kwaliteitseisen en voldoende geschoold zijn. Het particulier initiatief van de organisatoren van dit congres vult een lacune in de opleiding voor groepstherapeuten, die niet is opgemerkt door de officiële, specialistische psychotherapieopleidingen. Deze ontwikkeling heeft naar mijn mening voor de toekomst van groepspsychotherapeuten belangrijke gevolgen. Het dagelijkse handwerk in groepen kunnen zij steeds meer overlaten aan gekwalificeerde HBO’ers. De rol van de groepspsychotherapeuten zal er dan een worden van kwaliteitsbewaking, superviseren en initiëren van nieuwe theorieën, methoden, technieken en gespecialiseerde behandelingen. Deze stelling lijkt me overigens ook te gelden voor individuele psychotherapeuten en systeemtherapeuten. Deze ontwikkeling vraagt volgens mij tevens een herbezinning op de contacten van beroepsgroepen in het praktijkveld en op de structuur van beroepsverenigingen. Psychotherapeuten zijn de laatste jaren door maatschappelijke ontwikkelingen, die helaas door de GGZ-instellingen werden overgenomen, naar de hoek gedreven. Zij stellen zich noodgedwongen defensief op tegenover deze ontwikkelingen. Een congres als het onderhavige toont aan hoe innovatief herijking van groepsnormen en waarden in de professionele wereld kan werken.