J. Spaans en E. Van Meekeren (2000). Borderline hulpboek. Zelf leren omgaan met verschijnselen als impulsiviteit, heftige emoties en conflicten. Amsterdam: Boom. 256 pp., prijs 17,05 Euro

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 2002
10.1007/BF03061975

Gelezen

J. Spaans en E. Van Meekeren (2000). Borderline hulpboek. Zelf leren omgaan met verschijnselen als impulsiviteit, heftige emoties en conflicten. Amsterdam: Boom. 256 pp., prijs 17,05 Euro

Guido PietersContact Information

(1) 

Samenvatting  
De American Psychiatric Association (2001) publiceerde recentelijk een practice guideline for the treatment of patients with borderline personality disorder (te raadplegen op http://www.psych.org/clin_res/borderline.index.cfm).
Guido Pieters is psychiater-psychotherapeut en diensthoofd gedragstherapie in het Universitair Centrum St. Jozef in Kortenberg, België.

De American Psychiatric Association (2001) publiceerde recentelijk een practice guideline for the treatment of patients with borderline personality disorder (te raadplegen op http://www.psych.org/clin_res/borderline.index.cfm). Daarin wordt naast vooral psychotherapie en op symptomen gerichte farmacotherapie het belang van ‘psychiatrische begeleiding’ genoemd. Deze omvat volgende componenten: opvangen van crises en zorgen voor veiligheid, uitbouwen en bewaren van een therapeutisch werkzame alliantie, coördineren van de behandeling door verschillende clinici, opvolgen van het behandelingsplan en voorlichting over de stoornis en de behandeling. Onderhavig zelfhulpboek voor patiënten met een borderlinepersoonlijkheidsstoornis past in deze psycho-educatieve benadering, waarin informatie geven over een stoornis en over de behandeling ervan als een essentieel onderdeel van de behandeling wordt gezien. Deze houding is niet onomstreden. Vooral vanuit de psychoanalytische hoek worden hierbij vraagtekens geplaatst en wordt gewezen op het gevaar dat men door het geven van informatie de patiënten vastzet in een bepaald patroon, dat vaak vanuit een defectmodel wordt gedefinieerd. Anderzijds blijkt steeds weer dat patiënten en familieleden informatie over aandoening en behandeling zeer belangrijk vinden en dat behandelaars, ook als ze psycho-educatie gewenst vinden, daarin vaak tekortschieten (Pieters & Shepherd, 1996).

Spaans en Van Meekeren vermelden in hun voorwoord dat zij bij het schrijven van dit boek gebruikgemaakt hebben van opvattingen en ideeën van onder anderen Beck, Linehan en Young. Deze auteurs kunnen gemakshalve in de cognitieve gedragstherapie worden gesitueerd, hoewel Linehan en Young nogal wat componenten uit andere therapierichtingen in hun benadering integreren. De cognitieve gedragstherapie figureert – overigens naast de psychoanalytisch/psychodynamische – nogal prominent in de genoemde APA-richtlijn als een veelbelovende psychotherapeutische benadering. In een uitgebreid inleidend hoofdstuk belichten de auteurs wat een borderlinestoornis naar hun mening is. Daarbij wordt vooral analoog met Linehan het belang benadrukt van instabiliteit op velerlei terreinen. Hier wordt de toon van het boek gezet en blijkt hoe op een respectvolle wijze, die niet betuttelend overkomt, over deze problemen kan worden geschreven. Er wordt een multicausale visie geïntroduceerd en veel moeite gedaan om schuldreducerend te schrijven, bijvoorbeeld over de sociale en familiale factoren die bijdragen tot het ontstaan van een borderlinestoornis. De nadruk ligt uitdrukkelijk op de omgang met of oplossing van problemen, zonder schuldigen aan te wijzen. Interessant is dat ook de positieve, creatieve kant van een aantal vervelende symptomen wordt aangegeven. Dit voorlichtingshoofdstuk eindigt met een deeltje ‘Heb ik een borderlinestoornis?’, waarin een aantal belangrijke aanwijzingen wordt gegeven voor de diagnose en waarna wordt verwezen naar professionele hulp om de zelfdiagnose al dan niet te bevestigen en om over noodzaak en vorm van verdere behandeling te overleggen. De auteurs benadrukken dat ook wie een beperkt aantal van de beschreven kenmerken of trekken vertoont wat kan leren van wat in het boek staat beschreven.

Na dit voorlichtingshoofdstuk wordt kort aangegeven hoe dit boek best wordt gebruikt voor zelfhulp. Daarbij wordt benadrukt dat niet iedereen voordeel zal hebben bij alle raadgevingen en richtlijnen die in het boek te vinden zijn en wordt nogmaals verwezen naar de mogelijkheid om het boek te combineren met (professionele) hulp. In een volgend hoofdstuk wordt dan een stapsgewijze probleemoplossende benadering geïntroduceerd. Vertrekkend vanuit een schema waarin gebeurtenissen, gedachten, (heftige) emoties, gedrag en (de reactie van) de omgeving op elkaar inwerken, worden technieken uit de cognitieve gedragstherapie geïntroduceerd die ertoe kunnen bijdragen dat men greep krijgt op emotionele, gedragsmatige en interpersoonlijke instabiliteit en impulsiviteit. Dit hoofdstuk wordt, zoals alle andere, gevolgd door een samenvatting waarin kort de essentie van de boodschap nog eens wordt herhaald. Hier wordt duidelijk vanuit een didactisch model gewerkt…

De titels van volgende hoofdstukken geven de besproken aandachtspunten en vaardigheden aan:
1. 
Hoe om te gaan met prikkelende gebeurtenissen en situaties, waarbij vermijding en afleiding ook positief worden gewaardeerd;
2. 
Evenwichtiger worden door anders te denken: een verwijzing naar vaardigheden uit de cognitieve therapie, die misschien wat te simpel en gemakkelijk worden voorgesteld;
3. 
Hoe beheers ik heftige emoties en hoe beheers ik impulsief gedrag, met aandacht voor zelfbeschadiging en het verhogen van motivatie. Bij het leren beheersen van impulsief gedrag wordt uitvoerig ingegaan op een kettinganalyse (opzoeken en leren omgaan met vroege symptomen). In dit hoofdstuk krijgen secundaire emoties (de ‘gevoelens over emoties’ waarover Linehan het heeft) misschien wat weinig aandacht;
4. 
Wat kan ik veranderen in de omgang met anderen, waarbij vooral op sociale vaardigheden wordt gewezen;
5. 
en ten slotte hoofdstukken over suïcidaliteit, dissociatieve ervaringen, psychotische symptomen (realiteitsvervorming) en over crises (leren) hanteren. Ook hier wordt, naast het aangeven van de eigen capaciteiten, regelmatig gewezen op de mogelijkheid om deskundige professionele hulp in te schakelen. Zo wordt hulp leren vragen (terecht) beschreven als één van de belangrijkste vaardigheden.

Het laatste hoofdstuk over deskundige hulp is erg de moeite waard. Jammer genoeg komt daarin de experiëntiële therapie, die naar mijn mening nogal wat te bieden heeft voor borderlinepatiënten, hierin niet aan bod. In de bijlagen is een aantal registratieformulieren en vragenlijsten opgenomen en worden ‘nuttige adressen’ gegeven, waar geïnteresseerden steun en lotgenotencontact kunnen vinden. Jammer genoeg ontbreken daar Vlaamse adressen.

Ik vind dit een uitstekend boek, dat in een eenvoudige taal en vlotte stijl een grote hoeveelheid relevante informatie biedt. Over het boek verspreid vindt de lezer een groot aantal pareltjes, (ideeën voor) interventies die ook voor therapeuten heel bruikbaar zijn en alleen al daarom is dit boek voor clinici die met deze patiëntengroep willen werken een aanrader.

Ook voor patiënten en hun familie lijkt het boek me uitstekend geschikt. Daarbij zal allicht vooral de wat beter functionerende borderlinepatiënt zich door de hier beschreven benadering aangesproken voelen. De overvloed aan informatie en de soms toch erg beknopt beschreven begrippen zullen soms als een drempel kunnen werken.

Dit boek roept dezelfde vragen op als elk zelfhulpboek: wie zal het gebruiken en zal het daarbij zijn doel bereiken? Over het effect van zelfhulp is nog te weinig bekend. Recentelijk verscheen een veelbelovend ‘preliminair rapport’ over de effectiviteit van een computergestuurd zelfhulpprogramma voor fobische en paniekpatiënten (Kenwright, Liness & Marks, 2001). Daarbij ging het echter om een meer gefocuste klacht en om een zeer gestructureerd programma dat werd voorafgegaan door een screening door professionele hulpverleners. Allicht zijn hier de bevindingen van Denef (2000) over zelfhulpboeken bij eetstoornissen relevanter. In een consumentenonderzoek over twee Nederlandstalige boeken bij 20 opgenomen patiënten en 20 leden van een zelfhulporganisatie zag 82% van de bevraagden het zelfhulpboek als aanvulling van professionele hulpverlening en 41% beschouwde het als een eerste stap naar hulpverlening. Niemand van de ondervraagden meende dat een boek de hulpverlening zou kunnen vervangen. Van de opgenomen patiënten waarschuwde 78% en van de leden van de zelfhulporganisatie waarschuwde 56% voor mogelijk verkeerd gebruik en mogelijke verergering van problematiek.

Het lijdt volgens mij geen enkele twijfel dat dit boek voor patiënten die professioneel worden begeleid van groot nut kan zijn. Ook daarom is het belangrijk dat therapeuten dit boek leren kennen zodat ze ernaar kunnen verwijzen en er beroep op kunnen doen als een bijkomend hulpmiddel voor deze patiëntengroep. Ten slotte is dit boek ook uitstekend geschikt voor het brede publiek, omdat het erin slaagt op een destigmatiserende wijze te schrijven over een patiëntengroep die door gestoord en storend gedrag soms erg in de kijker loopt.


Literatuur

American Psychiatric Association (2001). Practice guideline for the treatment of patients with borderline personality disorder. American Journal of Psychiatry, 158 (10 Suppl.), 1-52.
 
Denef, B. (2000). Zelfhulpboeken bij eetstoornissen. Ongepubliceerde licentiaatsverhandeling, faculteit Psychologie, KU Leuven.
 
Kenwright, M., Liness, S., & Marks, I. (2001). Reducing demands on clinicians by offering computer-aided self-help for phobia/panic. Feasibility study. British Journal of Psychiatry, 179, 456-459.
ChemPort
 
Pieters, G., & Shepherd, G. (1996). Divergente visies op de zorg voor chronische psychiatrische patiënten. Tijdschrift voor Psychiatrie, 38, 403-405.
 
Naar boven