Collega van Kalmthout was zo vriendelijk een uitgebreide bespreking te wijden aan mijn boek Zoeken naar zin. Op één punt van deze thematiek wil ik graag terugkomen, en wel op de vraag in hoeverre psychotherapie een levensbeschouwing is en een bijzondere bijdrage kan leveren bij de vraag naar de zin van het leven. De bespreker heeft hier een andere opvatting dan de auteur van het boek en dat speelt door zijn tekst heen.
Van Kalmthout is tegenstander van een versmalling van psychotherapie door protocollering en door een voorbeeld te nemen aan zogenaamde evidence based medicine. Daarmee ben ik het graag eens. Maar vandaar de stelling verdedigen dat ‘psychotherapie een hedendaags zingevingssysteem is’, zoals Van Kalmthout nog onlangs expliciet deed (Van Kalmthout, 2001, p. 25), is weer iets anders. Naar mijn mening is psychotherapie geen levensbeschouwing en behelst zij geen specifieke visie op de zin van het leven. Psychotherapie impliceert zeker bepaalde waarden van de Verlichting en ook elementen van een praktische ethiek, maar daarmee is zij nog geen levensbeschouwing. De term levensbeschouwing komt, meen ik, uit de Duitse Romantiek en heeft iets alomvattends: alles past erin en heeft zijn plaats. De zin van het leven is daarin ook gegeven. Is dat het geval met psychotherapie?
Traditioneel is de psychotherapie – ik denk daarbij in eerste instantie aan psychoanalyse in de ruime zin van het woord – verbonden met allerlei manieren van in het leven staan. Ik noem enige voorbeelden: katholicisme (Meissner, 1984; Vergote, 1988), protestantisme (Freud & Pfister, 1963), jodendom (Freud, passim; Kernberg, 2000), boeddhisme (Epstein, 1997), hindoeïsme (Vaidyanathan & Kripal, 1999). De psychotherapie wordt geïntegreerd in dat bestaande kader. Van twee kanten rijst dan verzet. Orthodoxe, tot dictatuur neigende systemen of tendensen daarin willen dat niet, want zij hebben geen boodschap aan persoonlijke ontplooiing. Anderzijds maken aanhangers van de psychotherapie soms bezwaar tegen een dergelijke verwatering. Niettemin waren en zijn velen van mening dat men die overtuigingen niet moet vermengen met wetenschap: geloof en rede behoren uit elkaar gehouden te worden. In hoeverre dat helemaal kan, is onderwerp van een discussie die ons nu te ver zou voeren. Ik zou willen pleiten voor het behoud van die veelvormige, levensbeschouwelijke inbedding van psychotherapie.
Ten slotte: zijn psychotherapeuten zo in het bijzonder gekwalificeerd voor het onderwerp ‘de zin van het leven’? Hoeveel procent van ons is meer dan de gemiddelde academicus in het onderwerp geïnteresseerd? Gaan wij ons niet vertillen aan dit onderwerp? Zouden wij ons moeten opwerpen als experts in de zin van het leven met een specifieke kijk op het onderwerp? Ik betwijfel het.