De seksuele Gevoelens van de Psychotherapeut. Hanteren in plaats van ontkennen

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 1997
10.1007/BF03061868

Gelezen

De seksuele Gevoelens van de Psychotherapeut. Hanteren in plaats van ontkennen

R. W. TrijsburgContact Information

(1) 

Samenvatting  
In een eerdere recensie over een boek van Corey, Corey en Callanan over ethische kwesties in de hulpverlening (Trijsburg, 1994) heb ik gepleit voor de totstandkoming van een Nederlands equivalent van dat boek. Daar is het (nog) niet van gekomen. Wel is er nu het in het Nederlands vertaalde boek van Pope, Sonne en Holroyd. Beide boeken hebben vooral praktische betekenis.
Dr. R.W. Trijsburg is hoogleraar psychotherapie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

In een eerdere recensie over een boek van Corey, Corey en Callanan over ethische kwesties in de hulpverlening (Trijsburg, 1994) heb ik gepleit voor de totstandkoming van een Nederlands equivalent van dat boek. Daar is het (nog) niet van gekomen. Wel is er nu het in het Nederlands vertaalde boek van Pope, Sonne en Holroyd. Beide boeken hebben vooral praktische betekenis. Zij geven veel informatie en bevatten prikkelende vragen en casuïstiek aan de hand waarvan de lezer geacht wordt zelf na te denken over een aangeboden probleem. Beide zijn zeer geschikt voor onderwijssituaties. Een belangrijk verschil is dat het boek van Pope, Sonne en Holroyd beperkt blijft tot de seksuele gevoelens van de therapeut. Lezers die over andere valkuilen willen nadenken, moeten Corey, Corey en Callanan raadplegen.

Dat het boek in bovenvermelde zin beperkt is, blijkt bij lezing geen bezwaar. Door de opzet van het boek als een werkboek en door de gevarieerde aanpak, zijn er voldoende aanknopingspunten om allerlei aspecten van de seksuele gevoelens van de hulpverlener in relatie tot zijn patiënt onder de loep te nemen.

In zijn voorwoord bij het boek schetst J.H. Dijkhuis de historische ontwikkeling van de jaren zestig, waarin allerlei seksuele experimenten in psychotherapie (of wat daarvoor doorging) niet expliciet veroordeeld werden, naar de jaren tachtig, waarin seksueel contact onaanvaardbaar wordt (beroepscode Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie). De verdediging van de psychotherapeut die meent dat het seksuele contact een therapeutisch doel dient, is onhoudbaar geworden. Dit neemt niet weg dat seksueel contact ongetwijfeld nog steeds voorkomt. Een veelgenoemde schatting geeft aan dat ongeveer 5 à 10% van de (mannelijke) hulpverleners wel eens erotisch/seksueel contact heeft gehad met een of meer (vrouwelijke) patiënten. (Bij vrouwelijke hulpverleners ligt het percentage tussen de 0,5 en 1, vergelijk Lens & Van de Wal, 1997). Volgens Dijkhuis is de verdienste van het boek dat het seksuele gedrag in de context van het veel bredere gebied van de seksuele gevoelens wordt geplaatst. Ik deel dit standpunt.

Het boek omvat drie delen. Het eerste handelt over doel en opzet van het boek, achtergronden van het probleem, reacties op seksuele gevoelens en herkenning van seksuele gevoelens. Het heeft een introducerend karakter. Het tweede deel bevat om te beginnen een hoofdstuk met 23 teksten, ontleend aan de psychotherapeutische literatuur, waarin een situatie of probleem wordt geschetst. Over deze teksten worden vragen gesteld, die de lezer voor zichzelf kan beantwoorden. Hierna volgt een hoofdstuk waarin een aantal situaties wordt voorgelegd waarbij de therapeut rechtstreeks wordt aangesproken. De therapeut die het leest moet zich voorstellen dat hem de situatie overkomt. De vraag is dan: wat zou u als therapeut doen, denken, overwegen, in deze situatie? Het derde deel ten slotte, gaat over manieren om een impasse in een therapeutisch contact, die het gevolg is van seksuele gevoelens, te hanteren.

Het hoofdstuk over doel en opzet van het boek maakt duidelijk dat het bekend worden van cijfers over seksuele contacten in hulpverleningsrelaties bij vele beroepsbeoefenaren een ongemakkelijke en defensieve reactie teweegbrengt. Dit belemmert het nadenken over seksuele gevoelens in het contact met de patiënt. Het boek probeert op dit vlak een zekere ruimte te creëren. De auteurs gaan uit van een aantal stellingen, onder andere dat het verkennen van seksuele gevoelens een belangrijk onderdeel van de opleiding is; dat het hebben van gevoelens iets anders is dan het overgaan tot seksueel gedrag; dat seksueel gedrag niet is toegestaan; dat seksuele gevoelens voor een patiënt vaak als zeer ongemakkelijk worden ervaren; dat het belangrijk is de vermijding, het uit de weg gaan van seksuele gevoelens te voorkomen, omdat dit het begrijpen ervan mogelijk maakt, ook in de overdracht–tegenoverdrachtrelatie; dat het leerproces beter in een veilige, niet–oordelende en steunende omgeving kan plaatsvinden, bijvoorbeeld in een opleidingsgroep of een intercollegiaal contact; ten slotte, dat de individuele betekenis van seksuele gevoelens niet op grond van louter theoretische overwegingen kan worden vastgesteld.

In hoofdstuk 2, ‘Het probleem zonder naam’, wordt uiteengezet dat het zeker 10 jaar, zo niet langer, heeft geduurd (van ongeveer 1970 tot 1980) voordat de openbare discussie over het voorkomen van seksuele contacten tussen hulpverleners en hun patiënten op gang kwam. Nog eens zes jaar was nodig voordat het eerste onderzoek naar seksuele gevoelens voor patiënten werd gepubliceerd. Interessant is dat de weerstand tegen bespreking ook uitging van de beroepsorganisaties, die ongetwijfeld met tegenstrijdige belangen te kampen hadden, namelijk die van de beroepsbeoefenaren versus die van de patiënten. Maar daarnaast zijn er ook persoonlijke motieven om maar liever niet met het onderwerp bezig te zijn.

Hoofdstuk 3 bevat enkele aanwijzingen voor de manier waarop de thematiek in een groepsleerproces met therapeuten als deelnemers kan worden verwerkt. Dit is een wat mager hoofdstuk waarin op een wat simpele manier suggesties worden gedaan over het werken in de groep. Anders dan Dijkhuis in zijn voorwoord stelt, weet ik niet zo zeker of dit boek ideaal is om in de groep te bespreken. Beter gezegd: ik ga er niet van uit dat het geven van aanwijzingen zonder meer een adequaat leerproces in de groep mogelijk maakt. Daar komt meer bij kijken dan het weet hebben van noodzakelijke aspecten zoals veiligheid, respect, openheid, acceptatie en steun. Wel wordt gesteld dat het niet de bedoeling is de defensiviteit tegenover elkaar te verminderen. Integendeel, de structuur van het leerproces kan juist gebruikt worden om de impliciete dwang tot zelfonthulling te verminderen, zo wordt geschreven. Maar werkt dit wel zo? Ik denk dat hierbij veel gevraagd wordt van de groep en van de docent. Als die er is.

In hoofdstuk 4 wordt bij wijze van verdere introductie een aantal vragen gesteld aan de hand waarvan de therapeut zijn eigen positie kan bepalen in een aantal situaties, gevoelens en gedragingen. Hij kan deze vragen beantwoorden door zich voor te stellen hoe het in een concrete situatie is gelopen of hoe het zou kunnen gaan. Bijvoorbeeld: onder welke omstandigheden zou u naar het huis van een cliënt gaan? Het hoofdstuk is een vingeroefening in het ontdekken van eigen sensitiviteit en weerstand.

Het volgende hoofdstuk geeft informatie over een aantal achtergrondvariabelen die invloed hebben op de therapeutische interactie en in het bijzonder op seksuele gevoelens. Het gaat hierbij om leeftijd, religie, sekse en seksuele voorkeur, etniciteit, sociale klasse, invaliditeit, diagnose, fysieke aantrekkelijkheid en therapeutische oriëntatie. Dit is een interessant overzicht, omdat het duidelijk maakt dat zeer veel factoren een heel bedekte invloed hebben op het gedrag tegenover verschillende patiënten.

In de hoofdstukken 6 en 7 worden veel voorkomende reacties op seksuele gevoelens en signalen van onbewuste seksuele gevoelens binnen de therapie beschreven. Bij dit laatste gaat het vooral om defensieve maatregelen die het seksuele gevoel onbewust houden, of die dit paradoxalerwijze juist accentueren door allerlei gedrag waarmee een exclusieve relatie wordt opgebouwd, zoals een geheim creëren.

De tekstfragmenten in hoofdstuk 8 zijn gekozen om discussie (in de groep) op gang te brengen over allerlei thema's die in de literatuur aan de orde zijn gesteld. Het lijken bijna allemaal teksten van psychotherapeuten te zijn, waarin een opvatting, een therapiefragment en dergelijke, worden besproken. De stukjes zijn min of meer controversieel en kunnen daardoor zeer verschillende reacties oproepen.

Hoofdstuk 9 geeft een aantal scenario‘s (in feite zijn het scènes), waarin de lezer geconfronteerd wordt met een gebeurtenis of situatie, en moet proberen zich in te leven in de gevoelens die hierdoor worden teweeggebracht. Ik vind dit een gekunsteld hoofdstuk, omdat het steevast om plotselinge confrontaties gaat, om overvallen. Bijvoorbeeld: ’Plotseling trekt hij zijn broek naar beneden…', ‘Dan vraagt de patiënt: wat is uw seksuele geaardheid?’ Maar dit kan ook moeilijk anders in het kader van deze oefening. Het is immers niet mogelijk in kort bestek een situatie weer te geven waarin het juist om een veel meer sluipende ontwikkeling gaat.

Het laatste hoofdstuk behandelt impasses en welke afwegingen de therapeut moet maken om een uitweg daaruit te vinden. Dit stuk is onbevredigend door de min of meer rationele afwegingen die hij moet maken. Het lijkt hiermee de traditie te volgen van ‘Bezint U en begin er niet aan’.

Het boek draagt volgens mij elementen aan ter overdenking en bespreking in bijvoorbeeld de opleiding. Dat is een goede zaak, en het geeft hoop op een betere hantering van tegenoverdracht in psychotherapie. Maar door de tekst heen klinkt ook wel een wat naïef optimistisch deuntje, waarbij het lijkt of het denken over seksuele gevoelens leidt tot de beheersing ervan. Vaak echter gaat het niet om wat we kunnen bedenken, maar om wat we niet kunnen bedenken, namelijk de gevoelens die we hebben afgeweerd. In onderwijsgroepen, ja zelfs in de individuele supervisie of leertherapie, ziet men soms aanwijzingen voor gevoelens, die de beroepsbeoefening in negatieve zin kunnen beïnvloeden, zonder dat deze besproken kunnen worden, ondanks alle vertrouwelijkheid. Het is juist dit aspect van de seksuele gevoelens dat naar mijn idee de sterkste bedreiging vormt voor een adequate beroepsuitoefening en dat tegelijkertijd het moeilijkst toegankelijk blijft. Het is jammer dat de auteurs hierop niet verder zijn ingegaan.


Literatuur

Lens, P., & Wal, G. Van der (Eds.) (1997). Problem Doctors. A Conspiracy of Silence. Amsterdam: IOS Press.
 
Trijsburg, R.W. (1994). Corey, G., Schneider Corey, M, Callanan, P. Issues and ethics in the helping professions (4e druk). Pacific Grove: Brooks/Cole (Recensie).
 
K.S. Pope, J.L. Sonne en J. Holroyd De seksuele Gevoelens van de Psychotherapeut. Hanteren in plaats van ontkennen. Lisse: Swets & Zeitlinger, 1996. 233 pp., prijs ƒ 47,50.
 
Naar boven