Dit boekje is uitgekomen in de NcGv–reeks (96–2) en is te beschouwen als een vervolg op een reader die naar aanleiding van een studiedag, georganiseerd door de NcGv–Adviescommissie Levensbeschouwing op 1 oktober 1993, werd uitgegeven onder redactie van Bauduin (1994). De inhoud van de studiedag, waar slechts weinig collega's bij aanwezig waren, werd destijds uitstekend weergegeven door Wippoo (1993).
Het boekje van Ten Kate bevat een gezondheidsrechtelijke analyse van de beroepscodes van beroepen die uitgeoefend worden op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg. Dit zijn geneeskunde, psychologie, psychotherapie, verpleegkunde en maatschappelijk werk. De letterlijke tekst van de beroepscodes van de beroepsverenigingen (respectievelijk knmg, nip, nvp, nu'91 en lvmw) is achterin het boekje opgenomen en neemt ruim 60 pagina's in beslag. Verder wordt in de tekst ingegaan op diverse aspecten van de beroepscodes, hun relatie tot de wet en het tuchtrecht, en de plaats van de beroepscodes in het kader van de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet big).
Enkele punten uit het boekje worden hieronder weergegeven. De beroepscode speelt een belangrijke rol in een samenleving waarbinnen de overheid aanstuurt op zelfregulering. Uiteraard moet dit binnen wettelijke kaders gebeuren. Als de regels in een beroepscode afwijken van de wettelijke regeling, of deze onvoldoende representeren, prevaleert de wettelijke regeling. Het aantal beroepen dat is overgegaan tot het opstellen van een beroepscode is sterk toegenomen. Dit is mede het gevolg van het tot stand komen van de wet big. Deze wet gaat ervan uit dat de beroepsorganisaties zelf gedragsregels formuleren. De Raad big kan hierbij adviseren.
Beroepscodes regelen de relatie tussen de beroepsbeoefenaar en zijn beroepsgroep. Daarnaast zijn ze vooral van belang voor het publiek, dat hierdoor de mogelijkheid heeft na te gaan wat iemand van de hulpverlener mag verwachten. De beroepscode biedt tevens aanknopingspunten voor eventuele klachten. Positief geformuleerd impliceert een beroepscode, zijnde de codificatie van ethische en praktische normen, bescherming voor de beroepsbeoefenaar en voor de patiënt. De beroepsbeoefenaar weet waar hij zich aan moet houden en de patiënt kan zich beschermd voelen en hierdoor gemakkelijker een vertrouwensrelatie aangaan. Beroepscodes zijn anders dan een (niet–officiële) beroepsethiek, met name door het meer geformaliseerde, juridische karakter van de regels. Ze geven het publiek meer houvast.
Op dezelfde manier sluiten ook de wettelijke regelingen steeds meer aan bij het publieke belang, meer dan bij het belang van de beroepsgroep zelf. Bij de toepassing van de Medische Tuchtwet van 1928 is uitgegaan van de patiënt als aanbrenger van de klacht. De centrale norm bij de toepassing van de tuchtwet is dat het vertrouwen in de medische stand niet mag worden ondermijnd. De rechtspraak heeft een besloten karakter. De nieuwe Wet big gaat veel meer uit van het belang van de klager. De rechtspraak vindt in het openbaar plaats. Kortom, in de toekomst gaat het niet langer om schending van het vertrouwen in de medische stand, maar om schending van het vertrouwen van deze patiënt in de medische stand (p. 31/32).
Beroepscodes hebben uiteraard pas zin als ze aansluiten bij de wetgeving, praktisch toepasbaar zijn, tot sancties kunnen leiden en bekend zijn bij de patiënt en de beroepsbeoefenaren. Het eerste is ook van belang in het licht van de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (wgbo). Hierin is onder andere de informatieplicht geregeld. Als een beroepscode hiervoor geen gedragsregels zou kennen, wil dit niet zeggen dat de beroepsbeoefenaar niet verplicht is zich aan de informatieplicht te houden.
Een belangrijke beperking van beroepscodes is dat eventuele tuchtrechtelijke consequenties beperkt blijven tot de beroepsbeoefenaren die lid zijn van de beroepsvereniging. Door opzegging van het lidmaatschap verliest een sanctie haar werking. Deze beperking geldt niet bij het nieuwe wettelijke tuchtrecht dat door de Wet big in werking treedt. Conform deze Wet zijn alle beroepsbeoefenaren die ingeschreven zijn in het register van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gerechtigd een beschermde titel te voeren. Als sancties heeft een tuchtcollege de beschikking over waarschuwing, berisping, geldboete, schorsing van de inschrijving in het register, gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid het beroep uit te oefenen en doorhaling van de inschrijving. Het wettelijk tuchtrecht reikt dus veel verder dan verenigingstuchtrecht. Overigens is het tuchtrecht van de Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie, in afwachting van een wettelijk tuchtrecht, verenigingsonafhankelijk gemaakt. De Stichting Kwaliteitsbewaking Psychotherapie (skp) is met de uitvoering van het tuchtrecht van de nvp belast.
De in de beroepscode uitgewerkte bepalingen van ethische en praktische normen voor wat de beroepsbeoefenaar moet doen of nalaten, blijven ook na het in werking treden van de wet big een belangrijke functie vervullen. Bij de toetsing zal de rechter gebruik kunnen maken van wat in de beroepscode aan nadere bepalingen over goed hulpverlenersgedrag is opgenomen. Andersom kunnen uitspraken van de tuchtrechter leiden tot nadere precisering van de beroepscode. Hierdoor wordt bereikt dat de beroepsgroep zelf in belangrijke mate blijft bijdragen aan de ontwikkeling van normen voor goed hulpverleningsgedrag.
Deze samenvatting geeft in zeer beperkte mate weer wat Ten Kate in haar boekje gedetailleerd en ordelijk op een rij heeft gezet. Daarnaast heeft Ten Kate een aantal kritische overwegingen geformuleerd. Zo signaleert zij bij de vergelijking tussen beroepscodes en de wgbo dat beroepscodes lacunes vertonen op sommige punten. Een belangrijke aanbeveling van het boekje is dat uitspraken van de tuchtrechter maar beter gepubliceerd kunnen worden. Hierdoor krijgt het aspect van openbaarheid niet alleen een werkelijke invulling, maar ook kunnen beroepsbeoefenaren de ontwikkeling van normen en waarden op de voet volgen. Het boekje van Ten Kate is hiervoor een mooie aanzet.