Van fragmentatie tot integratie. Het zelf in proces. Studiedag Vereniging voor Client–Centered Therapie, Congrescentrum Hengelhoef, Houthalen, 26 april 1996

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 1997
10.1007/BF03061860

Gehoord

Van fragmentatie tot integratie. Het zelf in proces. Studiedag Vereniging voor Client–Centered Therapie, Congrescentrum Hengelhoef, Houthalen, 26 april 1996

Claude MissiaenContact Information

(1) 

Samenvatting  
De Vereniging voor Client–Centered Therapie (VCCT) blijkt een prachtige lentedag uitgekozen te hebben om actuele thema's als dissociatie en fragmentatie te belichten vanuit de cliëntgerichte invalshoek. Centraal binnen de cliëntgerichte oriëntatie staat het procesdenken: het gezond psychisch functioneren is een vloeiend verlopen van interacties tussen het lichaam, de gevoelde zin, symboliseringen en de situatie.
Claude Missiaen is klinisch psycholoog/psychotherapeut, stafmedewerker aan de Faculteit voor Mens en Samenleving te Turnhout, en opleider cliëntgerichte psychotherapie.

De Vereniging voor Client–Centered Therapie (VCCT) blijkt een prachtige lentedag uitgekozen te hebben om actuele thema's als dissociatie en fragmentatie te belichten vanuit de cliëntgerichte invalshoek. Centraal binnen de cliëntgerichte oriëntatie staat het procesdenken: het gezond psychisch functioneren is een vloeiend verlopen van interacties tussen het lichaam, de gevoelde zin, symboliseringen en de situatie. Bij ernstige psychische problemen is het zelf (het geheel van interacties tussen de bovengenoemde elementen) in meer of mindere mate gefragmenteerd. Ervaringen kunnen niet meer adequaat gesymboliseerd worden.

Om het thema van fragmentatie aan de orde te stellen heeft de Wetenschappelijke Commissie van de VCCT gekozen voor een studiedag met drie plenaire sessies in de voormiddag en acht parallelle workshops in de namiddag. Er waren meer dan tweehonderd deelnemers.

Chris Van de Veire introduceerde het thema van de dag. Ze gaf een toelichting bij de verschillende verschijningsvormen van ‘breuken in het contact met een deel van het zelf’. Zo heeft de psychosomatische cliënt overwegend lichamelijke klachten en kan hij de betekenis ervan in zijn levenssituatie niet meer vatten. De hallucinerende psychoticus spreekt in woorden en beelden die niet meer voortspruiten uit zijn lichamelijk ervaren. En een derde categorie, de getraumatiseerde cliënten, ontwikkelen verschillende zelf–organisaties die elk afzonderlijk geactiveerd kunnen worden. Het gevolg van deze breuk is een verzwakt, gefragmenteerd zelf dat in confrontatie met pijnlijke of complexe situaties reageert met angst of paniek en opnieuw een massaal beroep doet op dissociatie als overlevingsmechanisme. Van de Veire liet de theorie tot leven komen aan de hand van een boeiend uitgewerkt praktijkvoorbeeld, waarin de integrerende kracht van de therapeutische relatie haar speciale aandacht kreeg. De relatie die de therapeut aanbiedt, moet integratie bevorderen, moet steunen en structureren, een hoge dosis ‘holding’ en ‘containment’ in zich hebben, en veel zaken die omschreven werden als ‘ouderlijke zorg’. Vaak is echte integratie van de afgesplitste herinneringen, beelden en gevoelens niet haalbaar. Toch hield Van de Veire een doorleefd pleidooi om de pogingen niet te staken om gefragmenteerde belevingselementen toegankelijk te maken.

Tweede spreker was Rainer Sachse. ‘Specifieke problemen en helpende strategieën bij het behandelen van psychosomatische cliënten’ waren het onderwerp van zijn betoog. Sachse vertrok vanuit de vraag hoe het komt dat psychosomatici zo laag scoren op intrapersoonlijke exploratie. Dit soort cliënten schijnt erg vervreemd te zijn van hun eigen motieven. Er is een sterke incongruentie: de cliënt kan niet meer achterhalen wat hij belangrijk vindt, wat hij eigenlijk wil, wat voor hem aangenaam is. Het doel van psychotherapie bestaat erin de toegang tot de motieven van de cliënt te bevorderen en het vermijden van zelfreflectie een halt toe te roepen. Sachse besprak hierna een aantal wegen om dit doel te bereiken: steun en structuur bieden, uitleg geven, feedback geven om de cliënt te helpen inzicht te verwerven in zijn vermijdingsgedrag. De uiteenzetting verliep traag met veel herhalingen. Het meer in detail beschrijven van het concrete werken met psychosomatici bewaarde de spreker blijkbaar voor zijn workshop in de namiddag. Jammer, want de nieuwsgierigheid was gewekt, en menig toehoorder bleef met vragen zitten. Alsof Sachse het onbevredigde gevoel nog eens wilde versterken, stelde hij ten slotte dat cliëntgerichte therapie met psychosomatici effectief is, dat de resultaten vergelijkbaar zijn met die uit andere stromingen en dat de gerapporteerde verbeteringen aanzienlijk zijn, ook wat betreft lichamelijke symptomen.

Bernard Sabbe, psychiater/psychotherapeut, was de laatste plenair optredende spreker. Hij wist de zaal een uur lang te boeien met zijn grondige kennis van het thema dissociatie. Hij vertolkte een cliëntgerichte kijk op dissociatie als fenomeen én als stoornis. Volgens Sabbe biedt het thema dissociatie nieuwe perspectieven om de invloed van psychotraumata op het psychisch leven te begrijpen en om de verwerking van de gevolgen van geweld via psychotherapeutische en biologische wegen te bevorderen. Anderen hebben kritiek op deze hernieuwde belangstelling voor dissociatie. Ze maken gewag van een overschatting van het fenomeen, de differentiële diagnostiek is te moeilijk, de beschrijving wordt verward met de verklaring van het verschijnsel. Of ook: dissociatie is een artefact dat door therapeuten geïnduceerd wordt; de therapeut zou bijdragen aan het totstandkomen van valse herinneringen.

De spreker vervolgde met een zeer precieze omschrijving van dissociatie, in haar verschillende deelaspecten. Hij gaf ook aan dat het geheugen op een verschillende manier informatie opslaat, naargelang de leeftijd waarop het trauma heeft plaatsgevonden, en naargelang het tijdstip waarop het trauma bespreekbaar wordt. De talige informatie neemt toe naarmate de jaren verstrijken, soms komt de narratieve informatie pas vele jaren na het oorspronkelijke trauma beschikbaar.

Sabbe sprak verder uitvoerig over de therapeutische implicaties van het voorgaande. Hij beklemtoonde het belang van een sterk empathische therapeutische relatie, met voldoende mogelijkheid om de soms massale angst te ‘containen’, met veiligheid en grenzen en met de onderbrekingen in het hier en nu als vertrekpunt om deze ‘frozen wholes’ opnieuw ‘in proces’ te brengen. De relatie wordt gekenmerkt door een langdurige continuïteit, in tegenstelling tot en als tegengif tegen de discontinuïteit van de ervaring van de cliënt. Nog meer dan in psychotherapie met neurotische cliënten dient de therapeut bedacht te zijn op non–verbale tekenen die wijzen op (dissociatieve) bewustzijnsveranderingen bij de cliënt, bijvoorbeeld een lichte verandering in de blik of verlies van het oogcontact.

Speciale aandacht vraagt de omgang met het zogenaamde ‘alter–systeem’, het geheel van de verschillende deelpersoonlijkheden. Sabbe waarschuwde tegen het te veel meegaan in de fragmentatie, en pleitte voor aandacht voor de ‘patterns that connect’. Integratie is evenwel vaak een te hoog gegrepen therapeutische doelstelling.

In de namiddag was het moeilijk te kiezen uit het aantrekkelijke aanbod van acht workshops. Ik besloot de workshop van Lieve Thienpondt bij te wonen, met als titel ‘Hypnotherapie binnen de cliëntgerichte benadering van dissociatieve identiteitsproblematiek. Video–demonstratie met nabespreking’. De casus die gepresenteerd werd, betrof een jonge vrouw met een langdurige incest–geschiedenis. Meervoudige persoonlijkheidsstoornis, luidde de diagnose. We zagen de therapeute aan het werk in een combinatie van hypnotherapie en cliëntgerichte therapie. Het geheel liet de indruk na van een geduldige en op de cliënt betrokken poging om geleidelijk een klimaat te creëren waarin het hele systeem dat in de cliënt verdrongen zit, zich kan ontvouwen, met alle deelpersoonlijkheden. De beelden die we zagen waren niet spectaculair, maar lieten zien hoe zuiver en grondig bij deze categorie van cliënten te werk wordt gegaan. Thienpondt verwoordde het belang van de hypnose aldus: ‘Via onze empathische, aanvaardende en echte manier kunnen we meestappen met onze cliënt, maar via hypnose kunnen we ook explicieter zijn in het tonen van de weg naar herstel en in het her– en erkennen van het altersysteem.’ Een stelling die mij terecht lijkt.

Dit congres gaf mij een aantal antwoorden op de vele vragen die ik had rond dissociatie en fragmentatie, fenomenen die tegenwoordig weer volop in de belangstelling staan. Opvallend op deze dag waren de vele uitspraken over de concrete therapeutische aanpak. Het pleit voor de organisatoren en de sprekers dat het gesprek niet bleef steken in theoretische beschouwingen over dissociatie. Men begreep blijkbaar dat bijeenkomsten als deze niet alleen tot doel hebben om de theoretische bagage van de therapeut te vergroten, maar ook om de cliënt een aanbod te kunnen doen dat op diens maat gemaakt is, en waar hij of zij uiteindelijk beter van kan worden.

Naar boven