True and false allegations of child sexual abuse: Assessment and case management

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 1997
10.1007/BF03061842

Gelezen

True and false allegations of child sexual abuse: Assessment and case management

Onno van der HartContact Information

(1) 

Samenvatting  
Het is nog niet zo lang geleden dat in een vooraanstaand psychiatrisch handboek in Amerika werd beweerd dat incest bij één op de één tot twee miljoen gezinnen voorkwam (Henderson, 1975).
Dr. O. van der Hart is als psycholoog/psychotherapeut verbonden aan de RIAGG Amsterdam Zuid/Nieuw West en als bijzonder hoogleraar aan de vakgroep Klinische psychologie en gezondheidspsychologie van de Universiteit Utrecht.

Het is nog niet zo lang geleden dat in een vooraanstaand psychiatrisch handboek in Amerika werd beweerd dat incest bij één op de één tot twee miljoen gezinnen voorkwam (Henderson, 1975). Sindsdien weten we wel beter. Daar hebben de resultaten van grootschalige prevalentie–

onderzoeken als die van Russell (1986) in de Verenigde Staten en van Draijer (1990) in Nederland voor gezorgd. Er is meer oog voor gekomen en meldingen van seksueel misbruik door verwanten worden serieuzer genomen.

Maar met het toegenomen aantal meldingen van dergelijk misbruik in de jeugd, niet alleen van incest maar ook van misbruik door derden als onderwijzers, geestelijken en sporttrainers, is recent ook de aandacht gegroeid voor mogelijk onjuiste rapportages en onterechte beschuldigingen. Bij volwassenen gaat het om een buitengewoon lastige problematiek bij de vraag naar het waarheidsgehalte van meldingen van incest. Wat er zoveel jaar na dato zich precies heeft afgespeeld, weten doorgaans alleen de direct betrokkenen zelf. Maar ook bij meldingen door of voor kinderen is de vraag naar het waarheidsgehalte vaak moeilijk te beantwoorden. In Nederland is aan dit probleem onlangs een uitstekend proefschrift gewijd (Lamers–Winkelman, 1995).

Het onderhavige werk, onder redactie van de Canadese psychologe Tara Ney, omvat een twintigtal bijdragen van wetenschappers en clinici met uiteenlopende achtergronden; bijdragen die met elkaar een enorme steun kunnen zijn voor hulpverleners die te maken krijgen met beschuldigingen van seksueel misbruik van kinderen en gesteld staan voor de opgave deze kinderen en hun gezinnen te begeleiden. Dat Ney en haar co–auteurs zorg hebben besteed aan het verlenen van deze steun komt onder meer tot uiting in het feit dat elk hoofdstuk met een lijst van concrete aanbevelingen eindigt.

In deel I, Introduction, worden de basisproblemen met de klinische omgang met beschuldigingen in kaart gebracht. De noodzaak van adequate training op dit gebied wordt beklemtoond.

Deel II, Child development issues, is een zeer interessant onderdeel dat uitstekende samenvattingen biedt van relevant onderzoek op dit terrein. Een goed voorbeeld betreft het voorkomen van geseksualiseerd gedrag bij kinderen die wel en die niet misbruikt zijn. Hoewel veel kinderen die misbruikt zijn meer geseksualiseerd gedrag vertonen dan andere kinderen, blijkt dergelijk gedrag ook voor te komen bij veel kinderen bij wie dat niet het geval is. Dan kan er sprake zijn van ernstige gezinsproblemen, al dan niet gepaard gaande met fysieke en emotionele mishandeling en soms ook openlijk seksueel gedrag dat niet uitmondt in daadwerkelijk misbruik.

Ook de bijdragen over de mate waarin kleine kinderen waarheid van leugen of fantasie kunnen onderscheiden, de ontwikkeling van het geheugen, en de taxatie van meldingen van misbruik bij zeer kleine kinderen en bij adolescenten zijn zeer leerzaam. Wat betreft hele jonge kinderen, besteden de auteurs ook aandacht aan de vraag hoe zij enige bescherming kunnen krijgen als het risico op misbruik groot is maar onbewezen, en het contact met de vermeende dader doorgaat.

Deel III, The interview, gaat over diverse aspecten van de interviews met kinderen en volwassenen. Daarbij krijgt het probleem in hoeverre een kind begrijpt wat de interviewer bedoelt aandacht. Een speciale cognitieve interviewtechniek wordt beschreven. Een van de hoofdstukken, Psychotherapy and the recovery of repressed memories van de hand van Loftus en Yapko, gaat over volwassenen bij wie zich in de loop van een behandeling herinneringen (of pseudoherinneringen) aan seksueel misbruik voordoen. De keuze van Loftus als eerste auteur wekt verwondering op, omdat zij geen psychotherapeut is en over psychotherapie nogal naïeve opvattingen heeft.

Het accent van dit hoofdstuk ligt op het verhinderen dat pseudoherinneringen voor waar worden aangenomen. Vanuit het gegeven dat Loftus (1993) heeft beweerd dat totale amnesie voor trauma's, waaronder seksueel misbruik, niet bestaat, bevat dit hoofdstuk een voor haar revolutionaire uitspraak: ‘Als men neutrale vragen (niet–sturende vragen) stelt, en een cliënt meldt een niet eerder teruggekeerde [previously unrecalled] herinnering aan misbruik, dan dient de therapeut in overweging te nemen deze herinnering als authentiek te behandelen, daarbij nog steeds openstaand voor de mogelijkheid van andere beïnvloedingsbronnen.’ (p. 187). Een uitspraak als deze, die niet op zichzelf staat, geeft aan dat verschillende wetenschappers die aanvankelijk het extreme standpunt innamen dat totale amnesie voor trauma niet bestaat zich bij toenemende kennis van het onderwerp genoodzaakt zien hun mening te wijzigen.

Deel IV, Assessment issues, gaat over speciale omstandigheden bij meldingen van seksueel misbruik, zoals specifieke gezinssituaties, conflicten over de voogdij bij echtscheiding, gehandicapte kinderen en ritueel misbruik.

Deel V, Legal and ethical issues, betreft vooral de situaties in Canada en de Verenigde Staten. Zoals uit de respectieve aanbevelingen blijkt, bevatten beide hoofdstukken ook waardevolle informatie voor de situatie elders.

Dit boek is van groot belang voor kinderpsychiaters, psychologen, orthopedagogen en andere professionals (waaronder medewerkers van de Bureaus Vertrouwensartsen) in de jeugdhulpverlening, die als specialisten met de betrokken problematiek te maken hebben. Het bevat ook waardevolle informatie voor hulpverleners, waaronder psychotherapeuten, die te maken hebben met volwassenen die rapporteren in hun jeugd misbruikt en/of mishandeld te zijn. Dit geldt in het bijzonder voor deel II, over aspecten van de ontwikkeling van kinderen, maar bijvoorbeeld ook voor de bijdrage (in Deel III) over het taalgebruik in interviews met kinderen. Dit zou verplichte kost moeten zijn voor psychotherapeuten die cliënten met een dissociatieve identiteitsstoornis in behandeling hebben. Het is wellicht wat chauvinistisch, maar naar mijn bescheiden mening was een bijdrage van Lamers–Winkelman in dit boek zeer op zijn plaats geweest.


Literatuur

Tara Ney (Ed.) True and false allegations of child sexual abuse: Assessment and case management. New York: Brunner/Mazel, 1995; 396 pp., prijs $45,95.
 
Draijer, N. (1990). Seksuele traumatisering in de jeugd: lange termijn gevolgen van seksueel misbruik van meisjes door verwanten. Amsterdam: SUA.
 
Henderson, D.J. (1975). Incest. In A.M. Freedman, H.I. Kaplan, & B.J. Sadock (Eds.), Comprehensive textbook of psychiatry. Baltimore: Williams & Wilkins.
 
Lamers–Winkelman, F. (1995). Seksueel misbruik van jonge kinderen. Een onderzoek naar signalen en signaleren, en naar ondervragen en vertellen inzake seksueel misbruik. Academisch proefschrift. Amsterdam: VU Uitgeverij.
 
Loftus, E.F. (1993). The reality of repressed memories. American Psychologist, 48, 518–537.
CrossRef ChemPort PubMed
 
Russell, D.E.H. (1986). The secret trauma. New York: Basic Books.
 
Naar boven