De stelling van Derksen dat het begrip vroege stoornis te vaag is en verduidelijking behoeft, onderschrijf ik. Als globale indicator voor de ernst van de psychopathologie is deze kwalificatie volgens mij wel bruikbaar.
Ik ga niet in op de relatie tussen de drie door Derksen genoemde gezichtspunten en het structurele model van Freud, maar ik beperk mij tot de klinische toepasbaarheid van de door hem beschreven werkwijze.
Verwarrend vind ik het ontbreken van een eenduidige indicatie over wat Derksen bedoelt met de begrippen de drift, het Ego en het Zelf en het door elkaar gebruiken van termen met een verschillend abstractieniveau; bijvoorbeeld theoretische termen als drift en fixaties van de libido, naast observatietermen als voorkeuren, of behoeften.
Het detailleren van het habituele gedrag door dit vanuit verschillende gezichtspunten of ontwikkelingslijnen te beschrijven, is zoals uit het artikel blijkt, zeker klinisch relevant. Het past in de ontwikkeling die door Anna Freud (1963) is ingeleid en sindsdien door onderzoekers op verschillende wijzen is uitgewerkt (onder anderen Loevinger & Wessler, 1970; Bellak, Hurvich & Gediman, 1973; Abraham, 1997).