Er bestaat een langdurige, intensieve relatie tussen psychotherapie en psychiatrie. Deze relatie heeft vele historische wortels. De psychotherapie heeft zich, althans voor een deel, ontwikkeld vanuit de psychiatrie. De psychoanalytische varianten van de psychotherapie zijn daar een voorbeeld van. Sigmund Freud was een van de voormannen in deze ontwikkeling. Tal van ontwikkelingen hebben inmiddels geleid tot een geleidelijke emancipatie van de psychotherapie uit de psychiatrie. Freuds pleidooi voor de lekenanalyse heeft daar ook in belangrijke mate toe bijgedragen.
Binnenkort zal psychotherapie als zelfstandig basisberoep in het kader van de Wet BIG tot stand zijn gekomen. Hoe de relatie tot de psychiatrie, als specialisme eveneens binnen de Wet BIGmaar afgeleid van het basisberoep arts, dan zal zijn, moet nog blijken.
Binnen de psychotherapie is ondertussen een discussie tot stand gekomen over paradigmatische (geheel zuiver afgeleid van theorie zoals de klassieke psychoanalyse) en pragmatische psychotherapie, waarin de theorie slechts gedeeltelijk wordt gevolgd en waarin beperkte doeleinden worden nagestreefd. Deze discussie is reeds op gang gekomen in de IMP–tijd en nam toe door de verdere verbreiding van psychotherapie in de RIAGG–vorming. Daarin is het aureool van het paradigmatische werk wat verbleekt en is het nastreven van praktische doeleinden niet alleen maar een minusvariant van de ware psychotherapie.
In het grensgebied tussen psychiatrie en psychotherapie is een aantal publicaties verschenen over psychotherapie in relatie tot psychiatrie, meest geschreven door psychiaters over psychotherapeutisch werk in een psychiatrische setting. Deze dubbele recensie zal vooral gaan over het psychotherapeutische aspect.