Wie als psychotherapeut te maken heeft met anorexia en bulimia nervosa voelt regelmatig de behoefte om meer te weten over de lichamelijke aspecten van deze stoornissen. Het is in de eerste plaats van belang te weten wat de gevaren zijn van eetstoornissen en wanneer er specifieke maatregelen nodig zijn. Zo speelt vaak de vraag of het nog verantwoord is dat de behandeling ambulant plaatsvindt. Vooral bij bulimia nervosa wordt het risico voor ernstige lichamelijke gevolgen nogal eens over het hoofd gezien, omdat het gewicht vaak vrijwel normaal is en er uiterlijk niet zoveel te zien is. Het sterftecijfer bij eetstoornissen, niet alleen door ondergewicht maar ook ten gevolge van braken, laxeren en misbruik van diuretica, is echter aanzienlijk (in de buurt van de 10%).
Een tweede reden betreft het aspect van psycho–educatie. Voorlichting kan heel effectief zijn. Ondanks de vele irrationele cognities die typerend zijn voor mensen met eetstoornissen is men juist op cognitief niveau vaak goed aanspreekbaar. De informatie moet echter wel correct zijn, want meestal heeft men er al veel over gelezen. Er worden dan ook vaak indringende vragen gesteld.
Met autoriteit gegeven voorlichting stelt cliënten in staat om zelf (controle en autonomie!) een afweging te maken tussen wat de eetstoornis hun oplevert en wat ze hun lichaam ermee aandoen. Het helpt om zelf te beslissen om lichamelijk schadelijke gedragingen af te leren.
Er bestaat dus grote behoefte aan een compact, helder en wetenschappelijk verantwoord overzicht over wat er op lichamelijk gebied zo allemaal speelt en wat hierover bekend is.
In de inleiding van het boek van Kaplan en Garfinkel wordt gesteld dat zo'n overzicht niet voorhanden is. De auteurs hebben in deze lacune willen voorzien. Hun boek is in de eerste plaats bedoeld voor klinisch werkende behandelaars. Niet alleen voor de medisch geschoolden maar ook voor psychologen, voedingsdeskundigen en anderen die mensen met eetstoornissen klinisch behandelen. Het boek bestaat uit elf hoofdstukken, die geschreven zijn door specialisten op het desbetreffende gebied.
De eerste twee hoofdstukken gaan over diagnostiek en differentiële diagnostiek. Beide hoofdstukken samen geven een zeer compleet, zei het beknopt, overzicht over de gehele materie. De aangehaalde literatuur gaat tot en met 1991.
Hoofdstuk drie gaat over eetbuien bij overgewicht in het algemeen en niet zozeer over de medische aspecten daarbij. Hoewel interessant is de relevantie van dit hoofdstuk in het kader van dit boek niet helemaal duidelijk.
Hoofdstuk vier vormt de kern van het boek. Hierin lijkt in compacte vorm vrijwel alles weergegeven wat op het tijdstip van schrijven (1992) bekend was over de medische complicaties van eetstoornissen.
Het volgende hoofdstuk behandelt de tandheelkundige aspecten en geeft, behalve algemene informatie, voornamelijk instructies bestemd voor tandartsen.
Dan volgen enkele uiterst compacte hoofdstukken waarin respectievelijk neuro–endocriene stoornissen, de stofwisseling, menstruatiestoornissen en de interactie met een aantal chronische lichamelijke ziekten aan de orde komen.
Via hoofdstuk tien dat een interessante verhandeling geeft over de genetische kanten van anorexia en bulimia en over de problemen die inherent zijn aan genetisch onderzoek komen we bij het laatste hoofdstuk. Dit gaat meer pragmatisch in op de mogelijke of noodzakelijke (medisch) klinische interventies.
Opvallend bij het lezen van het boek is hoeveel lichamelijke processen door eetstoornissen beïnvloed worden. Hoe destructief ze ook op lichamelijk gebied zijn. Terwijl vroeger meestal gesteld werd dat de meeste veranderingen reversibel zijn wordt nu duidelijk dat dit bij sommige stoornissen waarschijnlijk niet opgaat. Zo blijkt bijvoorbeeld uit de meest recente onderzoeken dat osteoporose bij ernstig ondergewicht in tegenstelling tot osteoporose bij hormoonstoornissen van andere origine zich niet of nauwelijks herstelt na herstel van gewicht. Ook darmstoornissen door misbruik van laxantia kunnen een chronisch verloop krijgen.
Een interessante bevinding is ook dat bij vrouwen met boulimie die een redelijk normaal menstruatiepatroon lijken te hebben er bij nader onderzoek in meer dan 90% van de gevallen afwijkingen gevonden worden in de cyclische hormoonproduktie.
Op neurologisch, neuro–endocrien gebied en op het gebied van andere hormoonstelsels is heel veel onderzoek gedaan en heel veel gevonden maar het komt zelden tot consistente verklaringsmodellen. Voorlopig worden op dit gebied meer vragen opgeroepen dan beantwoord.
Wetenschappelijk lijkt de waarde van het boek buiten kijf. Vooral de hoofdstukken over diagnostiek, differentiële diagnostiek, medische complicaties en klinische interventie zijn overzichtelijk en compleet. Voor diegenen die thuis zijn in het medisch jargon maken deze hoofdstukken alleen al de aanschaf van het boek waard. Verder biedt het boek een rijke hoeveelheid literatuuropgaven.
Het boek vertoont overigens ook een aantal mankementen. Zo is de opbouw niet erg overzichtelijk en is de relevantie van sommige hoofdstukken (over obesitas en over genetica) in het kader van dit boek niet helemaal duidelijk. Sommige hoofdstukken lijden aan het euvel van de samenvatting: er worden vele publikaties aan elkaar gebreid, waarbij de vele referenties de tekst vrijwel onleesbaar maken. Veel medische voorkennis wordt bekend verondersteld. De voornaamste tekortkomig is dat men naar het antwoord op heel concrete vragen, zoals ‘wat te doen bij hypokaliëmie?’, ‘tot welk gewicht mag je ambulant blijven behandelen?’, ‘wanneer dreigt er acuut levensgevaar?’, ‘is anticonceptie noodzakelijk of zinvol bij amenorroe?’, ‘heeft vitaminesuppletie zin?’, ‘hoe om te gaan met bloedarmoede?’, ‘hoeveel kan of mag iemand bij ondergewicht per week aankomen?’, enzovoort, het antwoord óf helemaal niet te vinden is óf het hele boek moet worden doorgespit om het te vinden. Het laatste hoofdstuk geeft nog de meeste concrete, praktische informatie maar dit is duidelijk gebaseerd op de klinische routine die gangbaar is in de centra waar de auteurs werken (Toronto en Edinburgh) en minder op wetenschappelijk onderbouwde consensus. In andere publikaties worden vaak heel andere opvattingen en interventies geadviseerd.
Concluderend: het boek lijkt wat betreft het onderzoek naar de medische aspecten van anorexia en bulimia nervosa een redelijk complete samenvatting te geven van de stand van zaken tot rond 1991.
Het is aan te bevelen aan degenen die al redelijk thuis zijn in de materie en voor degenen die medisch–somatische voorkennis hebben, en dan vooral als naslagwerk voor referenties op bepaalde deelgebieden. Voor een eerste oriëntatie in de materie en voor niet medisch geschoolden lijkt het minder geschikt.
Het is zeker geen boek waarin snel antwoord gevonden kan worden op vragen uit de dagelijkse praktijk die hulpverleners zichzelf of elkaar stellen of die cliënten de hulpverlener stellen.
A.S. Kaplan en P.E. Garfinkel (Eds.), Medical issues and the eating disorders, the interface. New York: Brunner/Mazel, 1993, 256 pp., prijs ca. ƒ98,=. |