De verborgen tiener. Alleen zijn, dagdromen, en zingeving in de jeugdjaren

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 1996
10.1007/BF03079294

Gelezen

De verborgen tiener. Alleen zijn, dagdromen, en zingeving in de jeugdjaren

H. P. J. StroekenContact Information

(1) 

Samenvatting  
De schrijver van dit boek is een zeer ervaren schoolpsycholoog met een talent voor de omgang met adolescenten. In zijn werk is hij overtuigd geraakt van het belang van dagdromen en fantasieën in het leven van adolescenten, maar hij moest ook constateren dat er heden ten dage slechts zeer beperkt onderzoek wordt gedaan naar dagdromen. De schrijver is het nagegaan bij de vakgroepen ontwikkelingspsychologie aan de Nederlandse universiteiten. Daar is echter veel minder te vinden dan het belang van het onderwerp zou rechtvaardigen. Hij geeft een overzicht van vakliteratuur en research op het gebied van deze thematiek in de hoofdstukken tien tot en met dertien.
Dr. H.P.J. Stroeken is vrij gevestigd psycholoog/psychoanalyticus en godsdienstpsycholoog te Utrecht.

De schrijver van dit boek is een zeer ervaren schoolpsycholoog met een talent voor de omgang met adolescenten. In zijn werk is hij overtuigd geraakt van het belang van dagdromen en fantasieën in het leven van adolescenten, maar hij moest ook constateren dat er heden ten dage slechts zeer beperkt onderzoek wordt gedaan naar dagdromen. De schrijver is het nagegaan bij de vakgroepen ontwikkelingspsychologie aan de Nederlandse universiteiten. Daar is echter veel minder te vinden dan het belang van het onderwerp zou rechtvaardigen. Hij geeft een overzicht van vakliteratuur en research op het gebied van deze thematiek in de hoofdstukken tien tot en met dertien.

De schrijver maakt gebruik van zijn eigen ervaring en die van collega's, maar dit is onvoldoende en hij heeft daarom als illustratiemateriaal geput uit honderd Franstalige romans van na 1970 over adolescenten. Hoe representatief zijn die romans? Zijn die roman–adolescenten niet uitzonderlijk fijnbesnaard en intelligent? Aan deze essentiële vraag besteedt Van Spaendonck een heel hoofdstuk. ‘Nee’, luidt zijn antwoord, ‘in de loop van mijn studie ben ik tot de overtuiging gekomen, dat door de dagdromen in de romans de realiteit wordt weerspiegeld die ik in mijn eigen werk als schoolpsycholoog zie.’ (p. 26).

Verder maakt de schrijver gebruik van illustratiemateriaal in de vorm van tekeningen van adolescenten. Zeer fraai in kleur staan er 52 afgedrukt in dit boek, naast pentekeningen aan het begin van ieder hoofdstuk. De tekenaars zijn scholieren van allerlei typen onderwijs: van VBO tot VWO.

Dagdromen doet de tiener in zijn eentje, hij verbergt het voor anderen. Vandaar de titel van dit boek. De adolescent loopt niet te koop met fantasieën die niet goed zouden vallen in de groep. Daardoor zou je wel eens erg hooghartig kunnen lijken, of agressief of sadistisch. Wat te denken over fantasieën waarin de tiener zichzelf ziet als een wrede Romeinse veldheer, als een kampbeul, als een verkrachter of als een beroemd dichter of balletdanser? Dan is het nog gemakkelijker uit te komen voor meer gangbare dagdromen: filmster worden of fotomodel of een beroemde sportheld.

Gewoonlijk is het minder moeilijk een nachtelijke droom te vertellen, die verder van de dromer af lijkt te staan, zegt de auteur. Donkere zonnebrillen, die je verbergen, komen regelmatig voor op tekeningen van tieners. Het verlangen om iets van het innerlijk te delen is er wel, maar meestal wint de schaamte het. De donkere bril sluit aan bij het motief van de gesloten ogen, iets wat vaak terugkeert in tekeningen van adolescenten van rond de vijftien. Adolescenten vinden het niet prettig hun dagdromen te laten analyseren door een psycholoog. Zij vormen een individuele en persoonlijke schat.

Dagdromen van tieners worden niet beteugeld door de realiteit. Ze kunnen radicaal, groots en meeslepend zijn. Dat betekent enerzijds kritiek op de wereld, de ouders, de maatschappij zoals die in feite zijn; anderzijds vormen de dagdromen een reservoir van oneindige mogelijkheden. Niettemin komt het aan op de overgang naar de werkelijkheid. De droom om ontdekkingsreiziger te worden kan aanzetten tot het raadplegen van atlassen. Dit kan een stap zijn op weg naar de wens om aardrijkskundeleraar te worden. Maar aardrijkskundeleraar en ontdekkingsreiziger zijn toch twee heel verschillende zaken en de weg van het een naar het ander is lang. Dit fantaseren is echt proefhandelen.

Het onderwerp dagdromen staat tegenwoordig weinig in de belangstelling en dagdromen heeft vaak de negatieve bijklank van vlucht uit de werkelijkheid. Dat kan het ook zijn, maar daarmee is het belangrijkste niet gezegd. Uit het materiaal van de auteur blijkt dat de fantasie verzwakt bij tieners met geringe ontplooiingskansen. En ook dat de fantasie een hulp is: in crisissituaties roepen adolescenten bewust dagdromen op en die helpen hen te overleven (p. 203).

De fantasieën kunnen ook een kwelling worden. ‘Vreselijk, die verwachtingen die je telkens weer ontzegd worden en die rauwe kreten die wegsterven zonder dat iemand ze heeft gehoord.’ (p. 205). Toch bevatten de fantasieën ook altijd hoopgevende elementen. Ongelukkige tieners fantaseren over een geïdealiseerd verleden. De auteur besteedt een afzonderlijk hoofdstuk aan dagdromen bij bedreigde en kansarme tieners.

Van Spaendonck richt zich vooral op de positief–constructieve variant die dromers als aangenaam en soms als vruchtbaar ervaren. ‘Jeugdigen met een werkzame verbeelding doen in de klas en buiten school opgewekt mee. Ze zijn opgewekter, beter aangepast, kunnen allerlei situaties waar ze voor komen te staan, beter aan en ontwikkelen een ruime belangstelling.’ (p. 173). ‘Niet meer in staat zijn te dagdromen is een teken dat de ouderdom is gekomen en dat men alle hoop op verandering verloren heeft. Men kijkt niet meer vooruit.’ (p. 175).

In het boek wordt een onderzoek genoemd, waarin men fantasieën van tieners verzamelde en hen later op volwassen leeftijd opnieuw ondervroeg: ‘Het bleek, dat de vroegere fantasieën van invloed waren geweest op de wijze waarop hun leven later vorm had aangenomen, op hun beroepskeuze, hun keuze van een levenspartner, hun leefstijl en de mate waarin ze succes boekten.’ (p. 184).

Een rode draad in de visie van Van Spaendonck op het verschijnsel dagdromen bij adolescenten is dat hij verband ziet met zin, levenszin, zingeving en levensbeschouwing. Er zijn geen tieners die zich nooit eens afvragen wat ze in deze wereld eigenlijk doen zodra ze de dingen om hen heen even laten voor wat zij zijn. Die vragen zou men kunnen samenvatten met het grafschrift van Martinus van Bribach, dat op pagina 88 wordt geciteerd:

Ich leb und waisz nicht wie lang,

Ich stirb und waisz nicht wann,

Ich fahr und waisz nich wahin,

Mich wundert dasz ik fröhlich bin.

Een zeer lange en gevarieerde literatuurlijst completeert dit boek. Door lezing van dit boek realiseerde ik me opnieuw: er gaat veel meer om in tieners dan je oppervlakkig zou denken. Volwassenheid is veelal ook verlies van een tevoren aanwezige oorspronkelijkheid. Het thema van de fantasieën bij adolescenten is in de psychologie op de achtergrond geraakt. Ten onrechte, omdat die fantasieën zeer belangrijk zijn en zeker in een psychotherapie niet kunnen worden overgeslagen. Misschien heeft dit te maken met het feit dat het onderwerp zich niet gemakkelijk leent voor statistische bewerking. De auteur noemt zijn boek consequent een essay en hoe hard, hoe wetenschappelijk is een essay?

Een rijk boek dat te denken geeft.


Literatuur

Dr. J. van Spaendonck De verborgen tiener. Alleen zijn, dagdromen, en zingeving in de jeugdjaren. Kampen: Kok, 1995, prijs ƒ 40,–.
 
Naar boven