Met pijn en moeite

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 1996
10.1007/BF03079293

Gelezen

Met pijn en moeite

J. P. C. JaspersContact Information

(1) 

Samenvatting  
De titel van het boekje is ontleend aan het boek dat Lillian Rubin (1976) schreef over het leven van blanke arbeidersgezinnen in de Verenigde Staten. Donk herkende in het boek vooral de verhalen van vrouwen die destijds hulp zochten bij de Psychotheek in Amsterdam–Oost. Vrouwenhulpverlening bestond nog nauwelijks toen in 1982 de eerste pijn–en–moeite–vrouwengroep bij de Psychotheek van start ging. In de groepsbehandeling waren solidariteit en politisering belangrijke elementen. De lichamelijke en psychische klachten waarmee deze vrouwen te kampen hadden werden als een gezond teken van protest tegen een ongezonde situatie opgevat.
Dr. J.P.C. Jaspers is klinisch psycholoog/psychotherapeut, werkzaam bij de afdeling medische psychologie van het Academisch Ziekenhuis Goningen.

De titel van het boekje is ontleend aan het boek dat Lillian Rubin (1976) schreef over het leven van blanke arbeidersgezinnen in de Verenigde Staten. Donk herkende in het boek vooral de verhalen van vrouwen die destijds hulp zochten bij de Psychotheek in Amsterdam–Oost. Vrouwenhulpverlening bestond nog nauwelijks toen in 1982 de eerste pijn–en–moeite–vrouwengroep bij de Psychotheek van start ging. In de groepsbehandeling waren solidariteit en politisering belangrijke elementen. De lichamelijke en psychische klachten waarmee deze vrouwen te kampen hadden werden als een gezond teken van protest tegen een ongezonde situatie opgevat.

Vanaf 1982 tot 1992 zijn veertien groepen georganiseerd, waaraan in totaal 87 vrouwen van 25 tot 65 jaar deelnamen. De hier beschreven groepen deed de auteur steeds met dezelfde co–therapeut (Joske van Nistelrooy). In deel 1 van het boekje worden klachten en kenmerken van deze groepen beschreven, evenals de opzet en werkwijze ervan. Tevens wordt aandacht gegeven aan groepsprocessen. Deel 2 is thematisch opgezet: er zijn onder andere hoofdstukken over zelfbeeld, psychosomatiek, agressie, de overgang en seksueel geweld. In de inleiding geeft de schrijfster aan dat in deel 2 de klachten van de vrouwen worden geplaatst in een feministische theorie over het ontstaan van klachten, de rol van het zelfbeeld en de functie van klachten als overlevingsstrategie.

Deel 1 begint met een korte karakterisering per groep, waarna als algemene kenmerken onder meer de lage sociaal–economische klasse en het geringe opleidingsniveau van de deelnemers worden genoemd. Het belangrijkste toelatingscriterium is het hebben van (psycho)somatische klachten. Als veelvoorkomende probleemgebieden worden gedefinieerd: een voorgeschiedenis van verwaarlozing, al dan niet in combinatie met seksueel en lichamelijk geweld; de plicht tot zorgzaamheid en het onvermogen zichzelf af te grenzen; het (dreigende) verlies van zaken die de identiteit beïnvloeden; minderwaardigheidsgevoelens en gebrek aan autonomie; faseproblematiek.

De centrale doelstelling van de behandeling is het in verband brengen van de individuele problemen van vrouwen met hun socialisatie en maatschappelijke positie. Met elke vrouw wordt bij aanvang een individuele doelstelling geformuleerd, die concreet en haalbaar moet zijn. Concrete voorbeelden hiervan worden niet gegeven.

Er zijn in totaal twintig zittingen van twee uur met een follow–up na drie maanden. De groep komt eenmaal per twee weken bij elkaar. De zittingen zijn gestructureerd en thematisch opgezet. De gehanteerde methodieken zijn zeer divers, hetgeen hoge eisen stelt aan de deskundigheid van de therapeuten. Er wordt gewerkt met twee therapeuten per groep.

In haar korte beschrijving van het groepsproces baseert de auteur zich op de theorie van Levine. Hierin worden de parallelfase, de opnemingsfase, de wederkerigheidsfase en de beëindigingsfase onderscheiden. De dynamiek met bijbehorende crises zoals door Levine beschreven herkent Donk ook in de vrouwengroepen, al heeft zij ‘het oplaaien van eerder onderdrukte vijandigheden’ in de opnemingsfase niet kunnen waarnemen.

In deel 2 neemt de auteur als uitgangspunt de driedeling die Nicolai maakt als het gaat om factoren die leiden tot klachten bij vrouwen: de sekse–specifieke wijze waarop gebeurtenissen worden verwerkt en geïntegreerd, de conflicten tussen het zelfbeeld (ontstaan door internalisering van sekse–specifieke stereotypen van mannelijkheid en vrouwelijkheid) en affecten, verlangens en behoeften die hierin niet passen, en de specifieke manieren waarop vrouwen omgaan met beschadigingen van hun zelfgevoel, met krenkingen, pijn en verlies (overlevingsstrategieën).

De thematische hoofdstukken bestaan voor een belangrijk deel uit een samenvatting van relevant geachte literatuur, waarmee de auteur haar visie op het thema weergeeft en probeert duidelijk te maken hoe de klachten van de vrouwen uit de pijn–en–moeite–groepen zijn te verklaren. Zo worden, in het hoofdstuk over zelfbeeld, klachten van vrouwen opgevat als pogingen tot reparatie van het zelfbeeld (zoals door Kohut omschreven) of als vormen van self–handicapping, een term ontleend aan de attributie–theorie. Deze uiteenzettingen van theoretische gezichtspunten en visies worden zo nu en dan toegelicht met voorbeelden uit de groepen.

In haar slotwoord merkt de auteur op dat dit boekje de markering van een periode betekent: in de toekomst zullen er groepen voor jongere en voor oudere vrouwen komen en de therapeuten zullen een ander maatje kiezen.

Het kan als een verdienste worden beschouwd dat psychotherapeuten reflecteren en schrijven over hun klinisch werk. De opzet van dit boekje is dan ook te prijzen: de beschrijving van de praktijk van de groepsbehandeling wordt gekoppeld aan de beschrijving van de visie waaruit de behandeling plaatsvindt.

Hiermee stelt de auteur zich echter ook voor een moeilijke opgave. Tussen theorie en praktijk pleegt zich nog wel eens een forse kloof te bevinden. Bovendien wordt in dit boekje het praktisch werk vanaf 1982 beschreven, terwijl de geciteerde literatuur bij de beschreven visie van veel recenter datum is. Het gevaar voor enige vertekening bij dit ‘omzien ter verantwoording’ ligt om de hoek.

Een interessante vraag hierbij is hoe de visie op klachten en problemen haar weerslag vindt in de praktijk van de groepsbehandeling. De beknopte beschrijving van de werkwijze geeft hierover onvoldoende uitsluitsel. Duidelijk is wel dat in de groepen met zeer diverse methodieken zowel aandacht wordt gegeven aan de klachten als aan de veronderstelde achterliggende probleemgebieden. Men kan zich afvragen of dat niet te veel van het goede is. Een duidelijke focus lijkt te ontbreken.

Een dergelijke opzet kan meer spanningsvelden met zich meebrengen. De doelstelling die de therapeuten stellen aan de groepsbehandeling (individuele problemen van vrouwen in verband brengen met hun socialisatie en maatschappelijke positie) kan gemakkelijk op gespannen voet staan met de individuele doelstellingen van de deelnemers. Vermoed kan worden dat die vooral uit zijn op klachtenreductie. Het is dan ook jammer dat de auteur niet meer aandacht heeft besteed aan het werken aan de concrete, haalbare, individuele doelstellingen. Brede of onduidelijke doelstellingen hebben als bezwaar dat de indicatiestelling wordt bemoeilijkt.

Voor de veelvoorkomende psychische en somatische klachten van de deelnemers zijn nogal wat behandelmogelijkheden ontwikkeld. De vraag is dan ook voor welke vrouwen de pijn–en–moeite–groep echt geschikt is. Of vindt de auteur dat het indicatiegebied juist zeer breed is?

Ook over de evaluatie van effecten van de groepsbehandeling is de auteur onduidelijk, gegevens erover ontbreken nagenoeg. Dit is jammer, omdat die evaluatie wel plaatsvindt. Onduidelijk blijft wat in dit opzicht prioriteit heeft: klachtenreductie, inzicht of veranderingen in achterliggende problematiek, attitudeverandering, politisering?

Het boekje is bedoeld voor hulpverleners die zich vanuit de principes van vrouwenhulpverlening bezighouden met vrouwen in de middenjaren van hun leven, zo meldt de flaptekst. Of het eerste deel ervan gelezen kan worden als een handleiding voor groepstherapie, zoals eveneens wordt vermeld, valt te betwijfelen. Hiervoor is de beschrijving te beknopt en te fragmentarisch. Als kennismaking met het gedachtengoed en de principes van de vrouwenhulpverlening kan het diensten bewijzen, al doet zich in deel 2 toch ook het probleem voor dat veel onderwerpen worden aangeroerd, maar de uitwerking en samenhang voor verbetering vatbaar zijn.


Literatuur

Angeline Donk Met pijn en moeite. Werken aan psychosomatische klachten van vrouwen in de middenjaren. Leuven: Acco, 1995, 112 pp., prijs ƒ 29,75.
 
Naar boven