Weerzien met … Anna Freud via Young–Bruehl

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 1996
10.1007/BF03079289
Weerzien met … Anna Freud via Young–Bruehl

D. M. J. de RaeymaeckerContact Information

(1) 

Samenvatting  
Anna Freud overlijdt op 9 oktober 1982 in Londen na een lang en vruchtbaar leven in dienst van haar vaders ‘zaak’, de psychoanalyse. Geboren in 1895, groeit ze op in Wenen. Ze is een produkt van die luisterrijke stad waar nog grote ideeën geboren werden en waar kinderen van de burgerij nog overtuiging, levensvisie, eruditie en opvoeding meekregen.
Dirk de Raeymaecker is staflid polikliniek Kinder– en Jeugdpsychiatrie Sophia Kinderziekenhuis Rotterdam, hoofddocent basisopleiding psychotherapie on analytic lines bij de Centrale RINO–groep, medewerker afdeling OEP–volwassenen, RIAGG–Zuid Rotterdam, en aspirant–lid van de Nederlandse Vereniging voor Psychoanalyse.
Correspondentie–adres: 's–Gravenweg 472, 3065 SG Rotterdam.

Anna Freud overlijdt op 9 oktober 1982 in Londen na een lang en vruchtbaar leven in dienst van haar vaders ‘zaak’, de psychoanalyse. Geboren in 1895, groeit ze op in Wenen. Ze is een produkt van die luisterrijke stad waar nog grote ideeën geboren werden en waar kinderen van de burgerij nog overtuiging, levensvisie, eruditie en opvoeding meekregen.

De bijdragen van Anna Freud aan de psychoanalyse getuigen van een niveau en luciditeit die zeldzaam geworden zijn in dit postmoderne tijdperk. Zo schenkt ze in 1936 haar vader bij zijn tachtigste verjaardag een juweel van een boek, Het ik en de afweermechanismen. Aan Arnold Zweig schreef Freud na het lezen van het boek van zijn dochter–Antigone in 1937: ‘Ze is een onafhankelijk persoon geworden die het talent heeft om helder te zien waar anderen alleen maar verward zijn.’ (Newman, 1977). De biografie van Young–Bruehl bestrijkt de twee grote, historische fasen van Anna Freud's leven: Wenen, van 1895 tot aan het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, en Londen, van 1938 tot 1982.

Het boek staat niet in verhouding tot het meeslepende, grootse en humane leven en werk van Anna Freud. De visie en de stijl van deze biografe, die volgens haar verantwoording twee jaar vrijgesteld werd van haar academisch werk om de biografie te schrijven, doet soms irritant–onnozel aan. De allereerste alinea al eindigt met de volgende onzin: ‘Anna Freud zag de psychoanalyse en zichzelf als tweelingzusters die van meet af aan om hun vaders gunst dongen.’ (p. 11). Op pagina 13 heet het dat ‘haar verlangen om de touwtjes in handen te hebben overal zichtbaar is’, maar nergens tiranniek: ‘Ze was een verlicht despoot’. Dit is wel een nuance anders dan wat Jacques Lacan en Willem–Jan Otten onder verlangen verstaan.

Het echte verlangen in Anna Freud groeit als meisje van haar vader. Als jongste mag ze vaak nog niet mee met het gezin. Als oudere vrouw vertelt ze aan haar vriendin dat twee kinderherinneringen in haar geheugen gegrift staan. Eén ervan is dat alle anderen met de boot vertrekken terwijl zij achterblijft, omdat zij nog te klein is. Maar ze klaagt niet en haar vader die het tafereel gadeslaat, prijst haar en troost haar. ‘Dat maakte mij [Anna Freud] zo gelukkig dat niets anders nog belangrijk was.’ (p. 31)

In 1904 gaat Freud met zijn broer Alexander naar Athene. Zoals Anna Freud later aan Ernest Jones vertelt, stuurt hij haar, acht jaar oud, een ansichtkaart met daarop de woorden: “Möcht” auch nach Athens!'. Een kleine toespeling op de vele wensen die de kleine Anna had, maar natuurlijk ook op de cultuur van Freud.

Zij concurreert met haar zus Sophie. Volgens de biografe vertegenwoordigt Sophie de schoonheid en Anna de hersens. Anna vindt haar voornaam maar gewoon, die van Sophie heeft iets moois en geraffineerds. Haar vader probeert haar te troosten door te vertellen dat Anna een palindroom is, een woord dat van links naar rechts gelezen hetzelfde luidt als van rechts naar links. Dit blijkt uit Anna Freud's jarenlange correspondentie met Lou Adreas–Salomé. Hier voegt de biografe het volgende onnozele commentaar aan toe: ‘Het was echter het kind in hem (Sigmund Freud) en niet zijn kind (Anna Freud) dat hield van dit soort spellingsgrapjes’ (p. 39).


Puberteit en adolescentie

In 1908 (Anna is dan dertien) ondergaat zij een operatie aan haar blindedarm. Anna is woedend want haar moeder heeft haar niet van tevoren op de hoogte gesteld van de operatie. In de zomer die volgt op het behalen van haar lyceumdiploma verblijft Anna Freud maandenlang in Merano ‘om aan te sterken’. Freud haalt zijn achttienjarige dochter met Pasen op en samen reizen zij terug via Verona, Venetië en Triëst. Eindelijk een ‘Italiaanse reis’ met haar vader. Over haar vermoeidheid, die volgens haarzelf geen ziekte is, spreekt ze als ‘het’. Freud schrijft haar dat ze ‘weggelopen was van vele dingen waarvoor een volwassen meisje niet bang zou zijn.’ (p. 50). De biografe speculeert in dit verband over conflicten in Anna Freud over masturbatie, afgeweerd met dagdromen waarover ze tien jaar later een mooi stuk zou schrijven: ‘Schlagephantasie und Tagtraum’.

In hetzelfde jaar dat Anna haar lyceumdiploma behaalt en in Merano verblijft, worden in Wenen, in de psychoanalytische vereniging, de beroemde discussies over masturbatie gevoerd. De visie van Freud op masturbatie uit die tijd zou Anna Freud haar leven lang verdedigen als hoeksteen van de neurose: de strijd tegen masturbatie is het fundament van de latentiestructuur. Later zou ze tegen Joseph Sandler zeggen, dat dit het grote verschil is tussen de kinderen van vroeger en de kinderen van heden. Bij zo vele hedendaagse kinderen mis je een hechte latentiestructuur in hun karakter.

Overigens mag Anna Freud als jonge adolescente al, gezeten op een tree van een bibliotheekladdertje, de lezingen van haar vader en de zijnen aanhoren op de legendarische vergaderingen van de woensdagavondkring, een gezelschap van analytici van het eerste uur. In 1909 (zij is dus veertien) smeekt de jongedame om met haar vader, Jung en Ferenczi mee te mogen naar Amerika.

En terwijl Freud zijn prachtige essay schrijft ‘Das Motiv der Kästchenwahl’, over de drie onvermijdelijke relaties van de man tot de vrouw (de moeder, de levenspartner, en de zwijgende godin van de dood die hem in zijn armen neemt) en zich oud begint te voelen, terwijl alle kinderen op Anna na het huis uit zijn, schrijft deze laatste: ‘Hoe kan ik in mijn eentje kind zijn voor zes?’ (p. 54).

In de jaren van de Eerste Wereldoorlog studeert Anna Freud voor onderwijzeres. Oorlog en ontbering vreten aan haar gestel. Ze krijgt tuberculose en moet zich jarenlang ontzien. In die tijd evolueert zij geleidelijk in de richting van de (kinder)analyse. Van de toekomstdroom die haar vader geschilderd had in zijn fabuleuze rede ‘Wege der Psychoanalytischen Therapie’, zou zij belangrijke facetten realiseren in de decennia die volgden. In diezelfde periode (1918) gaat zij bij haar vader in analyse. Niet om te verzanden in een oeverloze regressie, integendeel: in de eerste maanden van haar analyse schrijft zij al gedichten waarin zij zichzelf verwoordt. Analytisch werk dus, gericht op creativiteit en sublimatie.


Een grote decade: de jaren twintig

In de jaren twintig vormt Anna Freud samen met Willi Hoffer, Siegfried Bernfeld en August Aichhorn een informele studiegroep waarin over onderwijs en kinderen gesproken wordt. In april 1922 schrijft Anna Freud aan Eitingon die in Berlijn verblijft, dat ze graag lid van een psychoanalytisch genootschap zou willen zijn voor het congres in Berlijn van september. Zij is bang dat zij voor de vereniging van Wenen nog niet genoeg gepresteerd heeft. Men spreekt af dat ze een lezing voor Wenen voorbereidt en zes weken later is ze klaar. Op 31 mei wordt ze lid, onder voorzitterschap van haar vader die zich vergelijkt met Lucius Junius Brutus, grondlegger van de Romeinse republiek en rechter, die zich uitsprak tegen zijn eigen zoon, zodat die ter dood veroordeeld werd.

Echter, Anna Freud doet het goed, zij krijgt een goede, maar jaloerse ontvangst en haar vader verdedigt haar op het juiste moment (p. 94). In 1925 wordt ze al bestuurslid van het Weense psychoanalytisch instituut. Twee jaar later, in 1927, verschijnt haar Einleitung zur Technik der Kinderanalyse . Dit leidt tot een controverse met Melanie Klein, die uitkristalliseert in een nummer van de International Journal of Psychoanalysis . Hierin staan de voordrachten van een aan die tegenstelling gewijd symposium in Londen, gesponsord door Ernest Jones. Ook Joan Rivière neemt stelling tegen Anna Freud's techniek.

Als modern lezer ben je zeer geïnteresseerd als je leest wat de centrale controverse was tussen de twee grote dames: de origine van het Über–Ich en de implicatie voor de kinderanalytische techniek. Huiveringwekkend is het, te zien dat zo'n belangrijke discussie wordt gevoerd met een argumentatio ad hominem. Onder anderen Joan Rivière en Jones brengen Anna Freud's visie in verband met ‘onvolledig geanalyseerde weerstanden’ (p. 147).

Deze grote controverse gaat hand in hand met een ander punt dat voor Freud fundamenteel was, namelijk dat leken (dat wil zeggen niet–medici) analyticus moeten kunnen worden. Dit in tegenstelling tot de visie van de Angelsaksische analytici. Freud is bang dat Jones van plan is een Anglo–Amerikaans rijk te stichten, waarin de medici het voor het zeggen zouden hebben. Later zou Anna Freud in haar inleiding tot de Studienausgabe van Freud's werk schrijven, dat zijn stuk over ‘Het probleem van de lekenanalyse’ de mooiste inleiding in de psychoanalyse is die ze kent. Ze beveelt deze dan ook van harte aan.

Intense vriendschappen, in die jaren met Dorothy Burlingham, Lou An–dreas–Salomé en Kata Levy, dragen bij tot de rijping van Anna Freud's persoonlijkheid. Lou Andreas–Salomé schrijft haar dat ze haar zó snel vindt veranderen en groeien, dat ze haar als een zuster beschouwt.


De jackson–crèche

Het jaar 1936, waarin Anna haar vader fêteert met haar boek over de afweermechanismen en Thomas Mann hetzelfde doet met zijn lezing ‘Freud und die Zukunft’, brengt ook een pijnlijk recidief van Freud's kaakkanker. Anna Freud start een nieuw project, ter beheersing van haar eigen psychische pijn om de ziekte van haar vader. Edith Jackson schenkt een deel van haar familiefortuin uit dankbaarheid voor de genoten analyse bij Freud en voor de kinderanalytische opleiding bij Anna Freud. Met dit geld richt Anna Freud de Jackson–crèche op, waarin peuters uit de armste gezinnen van Wenen worden opgenomen, ‘waarvan de vaders bedelen op straat en de moeders op zijn best schoonmaakwerk doen’. ‘De ouders waren verrukt over de goede zorgen, de kinderen gedijden uitstekend en beloonden ons door ons kennis te verschaffen over de eerste stappen die een kind zet buiten de biologische eenheid van zuigeling en moeder’, aldus Anna Freud in 1980. Al de gedragingen van die ‘kinderen van het volk’ worden op steekkaarten gezet. Hiermee wordt het begin gemaakt van de latere Hampstead Index.

Zoals bekend verplichten de Nazi's de familie Freud amper twee jaar later om naar Londen te vluchten. Daar zouden Anna Freud en Dorothy Burlingham hun werk in de Hampstead War Nursery voortzetten. Er worden 120 heel jonge kinderen verzorgd. Ilse Helmann en Liselotte Frankl, leerlingen van Charlotte Bühler, zijn van de partij als deskundige ontwikkelingspsychologen en James Robertson is de maatschappelijk werker. Op de achtergrond is August Aichhorn, die in Wenen is gebleven, als grote inspirator aanwezig.

Met tegenzin lees je, na zoveel hartverwarmend psychoanalytisch werk in dienst van de kinderen van het volk, over de controverse tussen de Freudianen en de Kleinianen, die de Britse vereniging geteisterd heeft.


Londen, de naoorlogse jaren

Met de steun van Ernst Kris, wiens devies was: ‘Ophouden met discussiëren, publiceren!’, werkt Anna Freud aan de totstandkoming van een jaarboek. Dat wordt The Psychoanalytic Study of the Child. ‘Een breuk’, schrijft Anna Freud aan Kris, ‘met de traditie van de internationale vereniging’. Een langdurige, ernstige longontsteking geeft haar tijd en ruimte om haar dromen te noteren en haar interpretaties aan Marie Bonaparte te sturen. Dat is in 1945–1946. Aichhorn schrijft haar dat hij de Weense vereniging weer gaat oprichten. Gelaten wenst ze hem veel moed. Haar tweede artikel voor de nieuwe Psychoanalytic Study of the Child, ‘The psychoanalytic study of infantile feed–ing disturbances’, is een vrucht van de inzichten die zij heeft opgedaan in de Jackson–crèche in Wenen en de War Nursery in Londen.

Zij schrijft over Wenen aan de haar adorerende August Aichhorn. Hij schrijft haar dat hij zo vaak gaat dolen in de Berggasse omdat hij haar zo mist. Het verlies van haar vader en het verlies van het contact met haar geboortestad wordt het fundament van een prachtig essay van Anna Freud, ‘About losing and being lost’. Het mooiste en meest pregnante wat ik ooit van haar heb gelezen. Al in 1942 heeft ze boven een reeks Duitse aantekeningen deze Engelse titel gezet. In 1953 houdt ze een lezing over dit thema. In 1967 verschijnt het in een bundel opstellen ter gelegenheid van de zeventigste verjaardag van mevrouw Lampl–de Groot (Freud, 1967).

Terug naar Young–Bruehl. In hoofdstuk 8, getiteld Creativiteit en wetenschap, komen nog meer terreinen aan de orde waarover Anna Freud zo mooi spreekt en schrijft:
1. 
De theorie van de agressie: het belang van fusie van libido en agressie voor de ontwikkeling van het kind.
2. 
De mannelijke passiviteit: de betekenis van impotentie, homoseksualiteit en emotioneel negativisme.
3. 
Het diagnostisch proces en de Hampstead Index met materiaal uit vele kinderanalyses.

Een tijdperk van triomfen, nederlagen en ‘deconstructie’, 1950–1980

In 1950 krijgt Anna Freud een eredoctoraat aan de Clark University. Vanaf dat moment worden haar contacten met de Verenigde Staten intens en dit brengt veel sponsorgeld in het laatje van haar kliniek. In 1965 resulteert dit alles in een nieuw monumentaal werk: Normality and Pathology in Childhood . ‘Een uniek boek en nog steeds actueel’, schrijft Sanders–Woudstra (1993) in dit tijdschrift.

Intussen wordt in het jaar 1956 Freud's eeuwfeest gevierd, een triomf voor de Amerikaanse analyse. Anna Freud feliciteert vanuit de verte de Amerikaanse vereniging.

In Europa is er onderwijl verdeeldheid, onder meer in Parijs, waar de groep rond Jacques Lacan geen toegang krijgt tot de Internationale Psychoanalytische Associatie (IPA). Over zijn eigenzinnige opleidingsmethoden beklaagt Anna Freud zich in een schrijven aan Hartmann. In de jaren zestig begint de groep van oude vertrouwden uit te dunnen. Ernst Kris, Edward Bibring en Marie Bonaparte komen te overlijden. Er ontstaat een nieuwe club van vrienden rond Anna Freud: een groep met onder anderen Solnit van Yale en Greenson in Los Angeles, door de biografe Anna Freud's hovelingen genoemd.

In dat decennium speelt ook een moeizaam proces, waarin gestreefd wordt naar erkenning van de kinderpsychoanalyse als zelfstandige opleidingsvorm, die ook tot het lidmaatschap van de IPA zou moeten leiden. De groepen rond Anna Freud in Londen, rond mevrouw Lampl–de Groot in Amsterdam en rond Solnit in Yale doen hun best. Het congres in Rome (1969) wikt en weegt, en stelt uit. Ook het congres in Wenen in 1971 werkt frustrerend: weer wordt de erkenning van de kinderanalytische opleiding naar een commissie verwezen. Met de Britse vereniging komt Anna Freud tot een compromis. De Hampstead–opleiding wordt door de Britse vereniging erkend. Overigens is het nog steeds zo dat men via de kinderopleiding geen lid van de IPA kan worden.

In de jaren zeventig verschijnen de publikaties, in co–auteurschap met Solnit en Goldstein, over kinderen en familierecht. Het denkniveau, de gerichtheid op het kwalitatieve en de identificatie met het grootse humanisme van Sigmund Freud beginnen te tanen in de psychoanalytische wereld. Na het internationale congres van Londen (1975) zegt Anna Freud tegen Harold Blum over de presentaties op dat congres: ‘Ik geloof dat er in plaats van een verdere ontwikkeling van het psychoanalytisch denken een definitieve tendens bestaat om te vernietigen wat al gewonnen en bereikt is en dit te vervangen door iets minder waardevols.’

Als klap op de vuurpijl beginnen in dit decennium de internationale hyena's via hun geschriften aan wat met een parafrase op het woord van Van Agt genoemd kan worden: actie beschadiging Sigmund Freud. Grote tenoren in dit drama: Masson en Swales. De internationale, progressieve pers opent met gretigheid haar opiniepagina's voor deze riooljournalistieke benadering.

Dat Young–Bruehl's biografie Amerikaans is, geschreven door een sociale–wetenschapper, blijkt wel uit het feit dat erudiete analytici als Jacques Lacan (p. 311), André Green (p. 376) en Heinz Kohut (p. 387) wel genoemd worden als opponenten van Anna Freud's orthodoxie, maar de vele analytici uit de mediocre instituten uit de Verenigde Staten niet.

In 1979 start men met een nieuwe reeks thematische symposia in de Hampstead–kliniek. Het eerste is gewijd aan inzicht als voornaamste doel van de psychoanalyse. Een concept dat in recente jaren was onttroond door de overdracht. Het blijkt een uitstekend symposium te zijn. Anna Freud, Dorothy Burlingham, Marianne Kris, Anny Katan, Jeanne Lampl–de Groot, Anna Maenchen en Muriel Gardiner zijn aanwezig en tevreden. Enkele dagen later sterft Anna Freud's vriendin en huisgenoot Dorothy Burlingham. Tijdens het volgende symposium over de vroege ontwikkeling van het Über–Ich sterft Marianne Kris. Het wordt stil en koud in Anna Freud's leven. In 1982 overlijdt Anna Freud zelf, geïnvalideerd door een attaque.


Persoonlijkheid en creativiteit

Het boek eindigt met een poging tot karakterbeschrijving van een van de waardigste vertegenwoordigers van de tweede generatie analytici. Een constant streven naar sublimatie is een hoofdkenmerk van haar persoon. Biseksuele identificatie vormt het fundament van haar werkattitude. Die dubbele identificatie wordt belichaamd in twee grote voorbeelden: de man Sigmund Freud en de vrouw Lou Andreas–Salomé. Nog twee andere attitudes, die volgens haar vader zo belangrijk waren voor creativiteit, kenmerken Anna Freud: een fantasie, die zich beweegt op zwerversvoeten, en daarnaast een meedogenloos realistische, kritische zin. Terwijl de grootheid van haar vader ligt in een formidabele visie met als bouwsteen de metafoor, is Anna Freud groot in de personificatie. Wanneer je haar werk leest, kom je daar steeds weer prachtige voorbeelden van tegen. Haar begaafdheid als verhalenverteller om met klinische vignetten de analytische theorie te illustreren, wordt door Solnit (1984) geprezen.

Ter afsluiting twee staaltjes van haar kunnen, over identificatie met de agressor bij kinderen in oorlogstijd.

Kijk, toen wij in de oorlog over de kinderen van de Hampstead–crèches praatten, vroegen wij ons heel dikwijls af hoe wij hun konden leren agressie te beheersen, wanneer zij iedereen om zich heen agressief zagen doen […]

Kinderen maken geen echt onderscheid tussen de grote agressie in de buitenwereld en de kleine agressie in hen. Ik herinner me hoe een van onze kinderen een huis passeerde in een van de straten, die compleet platgebombardeerd waren. Hij keek naar het gebombardeerde huis en zei: ‘Stout, stout’. Er was voor hem geen verschil tussen wat hij kapotmaakt, en wat zij kapotmaakten.

Zo'n helder stukje metapsychologisch profiel, direct toegepast op concreet menselijk gedrag, daarin was Anna Freud een meester. De representante van een generatie aan wie één ding zeker niet gelukt is: hun overtuiging en hun gevoel voor het essentiële overdragen aan de kinderen van deze tijd.


Literatuur

Elisabeth Young–Bruehl, Anna Freud: Biografie. Baarn: Anthos/Bosch & Keuning, 1989.
 
Freud, A. (1967). Über verlieren und verlorengehen. In P.J. van der Leeuw, E.C.M. Frijling–Schreuder & P.C. Kuiper (red.), Hoofdstukken uit de hedendaagse Psychoanalyse (pp. 91–100). Arnhem: Van Loghum Slaterus.
 
Newman, L. (1977). Anna Freud. In B.B. Wolman (Ed.), International Encyclopedia of Psychiatry, Psychology, Psychoanalysis and Neurology(vol. 5) (pp. 90–94). New York: Aesculapius Publishers.
 
Solnit, A.J. (1984). In memoriam Anna Freud. Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 23, 233–236.
CrossRef ChemPort
 
Sanders–Woudstra, J.A.R. (1993). Weerzien met. Anna Freud. Tijdschrift voor Psychotherapie, 19, 105–115.
 
Naar boven