Psychotherapie in Europa

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 1995
10.1007/BF03079252

Ontwikkelingen in de Psychotherapie

Psychotherapie in Europa

Jan J. DijkhuisContact Information

(1) 

Samenvatting  
In Nederland kennen we sinds de wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG) het beroep van psychotherapeut. Weliswaar moet de implementatie van dit besluit door middel van Algemene Maatregelen van Bestuur nog plaatsvinden, maar het is duidelijk dat iemand niet langer psycho– therapie binnen het officiële circuit van de gezondheidszorg kan uitoefenen als hij of zij niet gerechtigd is de titel van psychotherapeut te voeren. De titelbescherming is het belangrijkste effect van de wet BIG.

In Nederland kennen we sinds de wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG) het beroep van psychotherapeut. Weliswaar moet de implementatie van dit besluit door middel van Algemene Maatregelen van Bestuur nog plaatsvinden, maar het is duidelijk dat iemand niet langer psycho– therapie binnen het officiële circuit van de gezondheidszorg kan uitoefenen als hij of zij niet gerechtigd is de titel van psychotherapeut te voeren. De titelbescherming is het belangrijkste effect van de wet BIG.


Registratie en opleidingseisen

De titelbescherming is gebaseerd op het voltooien van een door de overheid erkende opleiding tot psychotherapeut, gevolgd door inschrijving in het overheidsregister van psychotherapeuten. De registratie van psychotherapeuten functioneerde geruime tijd voordat de wet BIG werd aangenomen door het Parlement. Deze registratie is ingesteld bij ministerieel besluit van 6 augustus 1986. Dit zogenoemde Besluit 1986 heeft geen kracht van wet, maar het heeft wel een civiel effect gekregen. Door de financiers bijvoorbeeld is honorering van psychotherapie afhankelijk gesteld van deze registratie en cliënten zijn door de registratie van hun psychotherapeut verzekerd van deskundige hulpverlening.

Aan het instellen van het overheidsregister van psychotherapeuten is een lange periode voorafgegaan van beoordeling van de opleidingen psychotherapie. De aan de opleidingen gestelde criteria zijn vermeld in het Besluit 1986. Aan de formulering ervan heeft een werkgroep gewerkt, die bestond uit vertegenwoordigers van VWS en van de beroepsgroepen, voornamelijk psychiaters en psychologen. In grote lijnen zijn de opleidingscriteria van het Besluit 1986 gelijk aan de lidmaatschapseisen van de Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie (NVP). Het ledenbestand van de NVP bestond voor ongeveer 50% uit psychologen, voor ongeveer 40% uit psychiaters en voor 10 tot 12% uit anderen, bijvoorbeeld maatschappelijk werkers met een voortgezette opleiding, theologen en juristen. Allen moesten beantwoorden aan dezelfde eisen van opleiding.

Gesteld kan worden dat het Besluit 1986 officieel maakte wat jarenlang gegolden heeft als de officieuze erkenning van uitoefening van psychotherapie, namelijk het lidmaatschap van de NVP. De NVP had weliswaar geen eigen opleiding voor psychotherapie, maar zij hanteerde bij de toelating tot het lidmaatschap een systeem van erkenning van opleidingen die werden uitgevoerd door de haar aanvaarde specialistische verenigingen voor psychotherapie. Dit systeem bepaalde de befaamde sprokkelroute voor psychotherapie. Het bestaan van deze route maakte de beoordeling van de gevolgde opleidingen bij de overheidsregistratie moeizaam en langdurig. In de toekomst gaat dit veranderen. De sprokkelroute wordt vervangen door een programma–opleiding, die vereist is voor al degenen die het basisberoep van psychotherapeut ex artikel 3 van de wet BIG willen uitoefenen.

In de geschetste ontwikkeling heeft de NVP een centrale rol gespeeld. Begonnen als een studievereniging waarvan aanvankelijk alleen psychiaters, maar later ook psychologen, en nog weer later ook anderen lid konden worden, evolueerde zij in de jaren zeventig tot een vereniging van beroepsbeoefenaren in de psychotherapie. Deze gang van zaken is in sterke mate bepaald door de financiering van psychotherapie zoals die in de achtereenvolgende stelsels werd gerealiseerd. Gegarandeerde kwaliteit van opleiding werd daarbij het criterium, en daarvoor zorgde de NVP.

Door het Besluit 1986 en vooral door de invoering van de wet BIG is de structurering van de opleiding en het toezicht daarop geen taak meer van de NVP. Deze is toegevallen aan het Centraal Orgaan Opleiding Psychotherapie (COOP). Wel zal de NVP invloed blijven uitoefenen op de inhoud van de psychotherapie–opleiding. Zij is nu de vereniging van geregistreerde psychotherapeuten en tevens de koepelorganisatie van specialistische verenigingen voor psychotherapie. In die dubbele functie bewaakt zij niet alleen de uitoefening van het basisberoep van psychotherapeut, maar bevordert zij ook de specialisatie in psychotherapie.


Europa

In eigen land kan de NVP met gepaste trots wijzen op wat zij tot stand heeft gebracht voor de kwaliteit van de beroepsuitoefening van psychotherapie. Maar wat zou er kunnen gaan gebeuren bij de opening van de grenzen in de EG, wanneer de beoefening van psychotherapie dus ook toegankelijk zou worden voor elders opgeleide psychotherapeuten; psychotherapeuten die niet voldoen aan de criteria die in Nederland gelden voor opleiding en beroepsuitoefening? De beperkingen die binnen Europa aan professionele migratie zijn gesteld, zijn minimaal. Op die manier zouden de in Nederland getroffen regelingen aan belang inboeten. Het bovenstaande maakt het begrijpelijk dat de NVP haar aandacht dan ook is gaan uitstrekken tot de omringende landen, in het bijzonder tot de landen van de Europese Gemeenschap (EG).

Er was alle reden om met gelijkgezinde verenigingen in lidstaten van de EG in contact te treden over deze bezorgdheid en te trachten tot een gemeenschappelijke oplossing te komen voor het gesignaleerde probleem. Daarbij kwam dat de Europese Commissie (EC) in het begin van de jaren negentig het voornemen had om regels te stellen aan de uitoefening van de hogere beroepen in de EG. De vele moeilijkheden die men ondervond bij het regelen van het beroep van arts hebben ertoe geleid dat voorlopig geen verdere pogingen zijn ondernomen, maar destijds was het voor de beroepsgroepen wel degelijk zaak om te zorgen bij dergelijke regelingen betrokken te worden.

De NVP nam het initiatief om binnen de EG psychotherapeuten bijeen te brengen. Zij stelde daarvoor een niet onaanzienlijk bedrag uit haar reserves ter beschikking. De moeilijkheid was echter gelegen in de vraag tot wie dit initiatief uitgestrekt moest worden. De voorkeur ging uit naar gelijkgezinde verenigingen, dat wil zeggen naar koepelorganisaties van verenigingen van psychotherapeuten. Een dergelijke organisatie bestond destijds, naast de NVP in Nederland, alleen in Engeland. Dank zij een verkenningstocht van de toenmalige penningmeester van de NVP, M.J. van Dijk, werd nagegaan hoe de situatie in de onderscheiden lidstaten van de EG was en welke personen met voldoende gezag en kennis van zaken uitgenodigd konden worden om te werken aan de voorbereiding van een psychotherapeutenorganisatie in de EG.

Deze personen werden uitgenodigd voor een symposium dat in december 1990 in Amsterdam werd gehouden. Op deze invitational conference werd besloten te gaan werken aan de ontwikkeling van een organisatie van psychotherapeuten in de EG. Een drietal opties kwam daarvoor aan de orde: een vereniging van individuele leden, een federatie van specialistische psychotherapieverenigingen en een koepel van landelijke koepels (naar het model van de NVP). Ten slotte werd gekozen voor de derde vorm.

Over de statuten van de beoogde koepelorganisatie bestond al gauw een redelijke eenstemmigheid. Langdurige discussies zijn echter gewijd aan de opleiding. Dit mag misschien enige verwondering wekken, maar het valt toch licht te begrijpen. Van meet af aan werd de opvatting gehuldigd dat het streven van de organisatie gericht moest zijn op hoge kwaliteit van deskundigheid en praktijkbeoefening. Deze werd geoperationaliseerd in de lidmaatschapseisen die voor alle leden van de aangesloten verenigingen moeten gaan gelden: het met succes voltooid hebben van een opleiding die aan door de koepelorganisatie gestelde criteria beantwoordt.

Over de noodzaak opleidingscriteria vast te stellen, verschilde men nauwelijks van mening. Wel werd er gesignaleerd dat in sommige therapierichtingen – voornamelijk gaat het daarbij om counseling – persoonlijke geschiktheid prevaleert boven theoretisch–technische kennis en vaardigheid. Wat betreft het niveau van de opleidingscriteria werd heel lang gedebatteerd over de vraag of daarvoor het specialisme met de hoogste eisen van opleiding al dan niet bepalend moest zijn. Ten slotte is gekozen voor minimale eisen waaraan elke opgeleide psychotherapeut moet voldoen. Deze zijn echter geenszins gering. Ze beantwoorden vrijwel volledig aan de criteria van het COOP in Nederland.


European association for psychotherapy

Nadat tot een akkoord gekomen was over de lidmaatschapseisen en statuten, werd de European Association for Psychotherapy (EAP) omgezet in een wettelijke vereniging. Deze werd, volgens EG–voorschriften, erkend en geregistreerd door de Belgische overheid, op 22 december 1993. Vervolgens zijn de statuten en de opleidingscriteria van de EAP bij de Europese Commissie te Brussel gedeponeerd. Van de EAPkunnen landelijke koepelorganisaties lid worden of, in de beginperiode, een landelijke psychotherapeutenvereniging die op zich neemt in de betreffende lidstaat een koepelorganisatie tot stand te brengen. Hierin ligt een moeilijkheid om de EAP volgens opzet te realiseren. Het aantal koepelorganisaties in de lidstaten van de Europese Unie is zeer beperkt. In Nederland bestaat de NVP. De voorbereiding van de EAP heeft in Spanje tot gevolg gehad dat daar in korte tijd een nationale en zeer krachtige koepel tot stand kwam: de Federacion Espanola de Associaciones de Psicoterapeutas (FEAP). In Groot–Brittannië bestaat al geruime tijd een nationaal verband van psychotherapeuten, de UKCouncil for Psychotherapy. Daarvan maken ruim zestig verenigingen deel uit. De tegenstellingen zijn echter zeer talrijk. In Ierland bestaat een vergelijkbare situatie als in Groot–Brittannië. In België bestaan verschillende verenigingen voor specialistische psychotherapie. Pogingen zijn gaande om deze zowel in Vlaanderen als in Wallonië te bundelen. Daarnaast wordt er overlegd over de mogelijkheid om in België tot een nationale koepelorganisatie te komen. Ook in Italië en in Portugal worden er pogingen ondernomen om een nationale koepelorganisatie van de specialistische verenigingen tot stand te brengen. In Frankrijk bestaan diverse specialistische verenigingen, maar die zijn overwegend regionaal georganiseerd. Van nationale verbanden is er nauwelijks sprake, laat staan van een nationale koepelorganisatie. In Denemarken bestaan vrijwel geen specialistische verenigingen. Daar zijn de psychotherapeuten veelal gegroepeerd rond instituten waar ze hun opleiding hebben genoten of hun psychotherapeutische praktijk uitoefenen. Een nationale koepelorganisatie ontbreekt daar. Dat geldt ook voor Luxemburg. Weliswaar zijn veel psychotherapeuten lid van een specialistische vereniging, maar dan in België, Frankrijk of Duitsland. Iets overeenkomstigs geldt voor Griekenland, hoewel daar de tendens heerst om zich in landelijk verband te organiseren. Een nationale koepelorganisatie ligt daar echter nog niet in het verschiet.

Duitsland is een hoofdstuk apart waar het de organisatie van psychotherapeuten betreft. Er bestaan twee hechte nationale organisaties, een van psychoanalytische psychiaters en een van psychosomatisch georiënteerde psychotherapeuten waarvan veel internisten deel uitmaken. Beide groeperingen opereren onafhankelijk van elkaar, en ook van een derde grote nationale organisatie, het Berufsverband Deutscher Psychologen (BDP). Met het oog op de vele klinische psychologen onder zijn leden heeft het BDP krachtig meegewerkt aan het tot stand brengen van het Psychotherapeutengesetz. Daarnaast bestaan er in Duitsland kleinere organisaties van specialistische psychotherapeuten. Van een nationale koepel van psychotherapeuten lijkt het echter vooralsnog niet te komen.

Over de nieuwe leden van de Europese Unie zijn nog onvoldoende gegevens beschikbaar. Naar verluidt zal in Oostenrijk de nieuwe wetgeving met betrekking tot de beoefening van de psychotherapie leiden tot een landelijke organisatie van erkende psychotherapeuten. In Zweden en in Finland is men, zoals uit voorlopige mededelingen valt op te maken, inmiddels overgegaan tot wetgeving voor de beoefening van psychotherapie. Deze informatie moet echter nog geverifieerd worden.

Het voorgaande laat zien dat het tot stand komen van koepelorganisaties in belangrijke mate bepaald wordt door de wettelijk regeling van de uitoefening van de psychotherapie. Nationale koepels komen of tot stand door het streven naar een wettelijke regeling of ten gevolge daarvan. In het laatste geval verenigen geregistreerde psychotherapeuten zich.

Een officiële registratie van psychotherapeuten bestaat in Nederland en in Oostenrijk; en binnenkort ook in Duitsland. In Italië krijgt men erkenning door inschrijving in het register van medici of van psychologen; in beide gevallen met een speciale aantekening op grond van een erkende opleiding in de psychotherapie. In Zweden en Finland zal de wetgeving ook registratie met zich brengen. Anderzijds leidt het lidmaatschap van een koepelorganisatie tot een officieuze registratie. Dit is het geval in Spanje, het Verenigd Koninkrijk en ten dele ook in Ierland. Bij dit alles speelt de financiering van psychotherapie een grote rol. Zo hebben in Duitsland tot nu toe psychologen–psychotherapeuten een officieuze status doordat zij door de Krankenkasse erkend werden.

Officiële registratie als psychotherapeut betekent echter niet dat daardoor een afzonderlijk beroep van psychotherapeut ontstaat. Dit is alleen in Nederland het geval. Die situatie wordt in de andere landen van de Europese Unie vooralsnog afgewezen, en het ziet ernaar uit dat men zich daartegen zal blijven verzetten. Psychotherapie wordt in het algemeen gezien als een gemeenschappelijke deskundigheid van enkele hoofdberoepen. In hoofdzaak gaat het daarbij om psychiaters en psychologen; in mindere mate om maatschappelijk werkers, pedagogen en nog enkele andere beroepen. Voor al die beroepen geldt wel dat het verwerven van een overeenkomstige opleiding in de deskundige beoefening van psychotherapie meer en meer als gewenst beschouwd wordt.

Dit alles zal het duidelijk maken dat bij alle overleg over een regelgeving voor de uitoefening van psychotherapie in de Europese Unie, overeenstemming over de opleidingscriteria het centrale thema zal zijn. Het gaat daarbij in het bijzonder om minimale eisen. De eisen van specialistische verenigingen doen minder ter zake omdat aan specialisatie uiteraard meer eisen gesteld worden. Minimale opleidingseisen voor psychotherapeuten, van welke denominatie dan ook, moeten garanderen dat degenen die psychotherapie behoeven, een goede vorm van hulpverlening krijgen. Daarnaast zal de uitoefening van de psychotherapeutische praktijk bewaakt moeten worden. Het ziet er niet naar uit dat het opstellen van een gedragscode voor psychotherapeuten tot heftige meningsverschillen zal leiden.

Het zijn deze taken die de EAP zich voorneemt te gaan vervullen. Naarmate de neiging van de Europese Commissie toeneemt om tot een regeling binnen de Europese Unie te komen, zal het des te belangrijker zijn dat de verzamelde beroepsgroep klaar staat om daaraan mee te werken. Van de andere kant zal dit overzicht duidelijk gemaakt hebben dat de organisatiegraad van psychotherapeuten nog zeer verschillend is. Acties om de EAP tot grotere effectiviteit te brengen zullen dan ook niet langer bij individuele personen kunnen blijven liggen. De (Spaanse) FEAP en de (Nederlandse) NVP zijn in overleg om als koepelorganisaties meer daadkracht te geven aan de EAP.


Andere europese koepelorganisaties

Er bestaat overigens nog een tweede European Association for Psychotherapy, gevestigd te Wenen. Deze is opgericht in vervolg op de zogeheten Strassbourg Declaration on Psychotherapy (1990). De belangrijkste verschillen met de Brusselse EAP zijn in drie punten samen te vatten. De Weense EAP omvat ook Europese landen buiten de lidstaten van de Europese Gemeenschap. Het initiatief tot de Weense EAP wordt bijvoorbeeld ook gedragen door Zwitserland en de voormalige Oostbloklanden. In de tweede plaats kent de Weense EAP een individuele vorm van lidmaatschap. Zij is niet bedoeld als een koepel van koepels. In de derde plaats streeft de Weense EAP wel naar opleidingseisen voor psychotherapeuten, maar vooralsnog stelt zij, met alle erkenning van de veelvuldigheid van psychotherapeutische methoden, geen minimale eisen waaraan de opleiding van alle psychotherapeuten moet voldoen. Dit laatste is uiteraard voor een vrije uitwisseling en erkenning van psychotherapeuten, over en weer in de lidstaten, van het grootste belang.

Een derde organisatie die hier genoemd moet worden is de International Federation for Psychotherapy (IFP). Deze is druk doende een Europese tak van haar organisatie te ontwikkelen, bestemd voor alle landen van Europa. De IFP is echter meer gericht op het wekken van wetenschappelijke belangstelling bij psychotherapeuten. De meest kenmerkende activiteit van de IFP is het organiseren van een tweejaarlijks internationaal congres, alternerend in Europa of in een land daarbuiten.


Tot slot

Men kan het tekenend vinden voor het psychotherapeutendom dat deze verdeeldheid bestaat. Psychotherapeuten schijnen een historisch recht te hebben op onderlinge verdeeldheid. Van de andere kant moeten we daar niet al te somber over doen. De opties zijn duidelijk verschillend: enerzijds wetenschappelijke belangstelling versus professionalisering, anderzijds regelgeving binnen de Europese Unie in engere zin versus het Europa in groter verband. Dat deze doelstellingen ooit zullen samenvloeien kan in het belang geacht worden van de beoefening van psychotherapie zowel wat haar wetenschappelijke fundering betreft als de professionele kwaliteit van psychotherapeuten in alle landen van Europa.

Naar boven