Gaat al beter, hè! Nu toch alweer drie weken. Je taalt er niet eens naar! Natuurlijk weet ik wel dat het ieder moment mis kan gaan, maar tot nu gaat ie goed. Hoe het precies mis gaat? Dat weet ik eigenlijk niet, het begint, geloof ik, met iets onbeduidends. Noemen gedragstherapeuten dat geen cue? Herinneringen, beelden. Een foto in de krant van een vent met een senoritas, iemand zien inhaleren, het gerammel van lucifers in een doosje. Gewone dingen, die ineens iets anders betekenen. Net als met seks: als dat in je bloed rondzingt zie je het ook overal. Soort samenwerking: je lichaam is er klaar voor en zoekt in de omgeving. Wat? Ja, natuurlijk zag ik dat. Gewoon reclame. Het heeft inderdaad wel iets. En kijk die vent daar, die zo'n diepe trek neemt. Gulzig, en zo openlijk. Hij mag blijkbaar. Hij wel. Maar je hebt gelijk, van dichtbij is het geen gezicht, dat zuigen aan zo'n ding. Niet het beste deel der natie, hoor, dat nog rookt, dat er niet van af kan blijven. Wat doet dat pakje lucifers in mijn zak? Je kunt natuurlijk. Het tintelt, hè? De gedachte alleen al. Wat een genot. Lekker, het toch doen. Tegen alles in. Niemand die je tegenhoudt! Je eigen genot maken! Van niemand afhankelijk. Kom, je hebt er recht op! Het zalige tegemoet zien. Tegoed hebben: dat gaat niemand je meer afpakken. Het is van jou. Nee, wat je ook tegen me zegt. Ik weet heus wel wat ik mezelf beloofd heb. Het is nou toch al drie weken! Ik heb bewezen dat ik zonder kan. Straks stop ik weer gewoon. Het kan geen kwaad, als je het maar zo weinig doet. Ik ben geen echte roker. Die roken zonder nadenken! Ik heb het in de hand, dat heb ik toch laten zien? Wat bedoel je nou met ‘Het is al mis, jongen?’ Dat ik niet meer terug kan, dat het met me op de loop is? Goed, het is met me op de loop, en wat dan nog? Je kunt er dus niet van afblijven. Één vlaag door je heen, en je moet er aan toegeven. Onder controle, laat me niet lachen. Alleen maar woorden. Koeiereet, slappeling. Je bent er aan toe, vind je? Een keertje kan geen kwaad? Smoezen, zielepoot, waar heb ik die eerder gehoord? Je voelt het al, die tinteling, hè. Zo'n goed gevoel. Dat krijg je niet op een andere manier, ik weet het wel. Je wist niet eens dat het bestond, zonder nicotine. Nu wel. Dank zij de therapie. Daardoor kan je je nu ook af en toe zo intens goed voelen. Het lijkt er op. Ook een tinteling, in je bloed, in je ledematen. Dat het goed is dat je er bent of zoiets. Dat het mag. Soort toestemming. Grappig, als je het zo formuleert. Want toestemming is precies wat die therapeut me gaf. Wat ik toen voor het eerst in mijn leven ervaarde (denk ik). Als dat gevoel er is, als die gedachte in je lijf zit, zal ik maar zeggen, dan is het goed. Geen tekort, geen gemis, geen hunkeren, niets nodig hebben. Geen ongrijpbaar verdriet en geen vooral–niks–laten–merken zelfmedelijden. Op een houtje bijten! Zo noemde hij het toch? Leegte. Geen gevoel. Helemaal niks. Dat is het ergste. Er niet bij kunnen. Gek, met hem heb ik het nooit over roken gehad. Terwijl het toch zo sterk met elkaar verbonden is. ‘Je moet het jezelf leren gunnen’ zei–ie dan. Maar hoe doe je dat? Daar baal ik van, dat ik er niet bij kan, dat ik het niet kan vasthouden. Dat het er niet is als ik het nodig heb. Daar kan ik zo ongelooflijk kwaad over worden. Weerzin, verzet, dat is het. Nee, straks weer, nu niet. Nu de tinteling, niet laten wegglippen. Je baalt er van als je hart zo gaat bonzen, hè. Je schijnt je hart elke keer een opdonder te geven. O, je bent niet echt bang? Maar toch. Hoe krijg je je longen ooit nog schoon. Komt toch al zo'n troep in. En jij zuigt het bewust en opzettelijk in grote concentratie naar binnen. Waarom doe je dat jezelf aan? Het voelt veel prettiger als je lang niet gerookt hebt. Maar ik merk het al, het is al te laat. De beslissing is genomen, je kunt niet meer terug. Voelt wel rustiger nu als je dat punt gepasseerd bent. Toch akelig. Net of je eraan vast zit. Of het onontkoombaar is. Nou ja, straks maar weer de draad oppakken. Nu hoef je even niet. Laat het nu maar gaan. Gun het jezelf maar. Per slot, als het zo belangrijk is, waarom moet je het je dan ontzeggen? Vooruit, je merkt toch wat voor betekenis, welke functie het heeft, dan is het toch niet zo gek als je daar aan tegemoet komt. Blijkbaar is het erg belangrijk nu. Of ik weet op welke momenten? Nou, eh, die momenten dat ik iets nodig heb, troost, of zo. Zal nu ook wel zo zijn. Daarom schrijf ik het toch op? Het kan me ook eigenlijk niet schelen. Ik weet toch niet hoe ik het kwijt moet raken. Schrijven helpt ook maar even. Nee, natuurlijk denk ik er niet al die tijd aan. Het zeurt alleen op de achtergrond, dat wel. Opwinding. Net alsof je een afspraakje hebt waarvan je weet dat het wel op vrijen zal uitdraaien. Alweer zo'n seksuele associatie. Wat zit ik mezelf nou wijs te maken? Het gaat toch gebeuren. Daar, bij die kiosk. Vergeet niet er lucifers bij te vragen. Ach nee, die heb je nog. Verrek, die dingen zijn alweer duurder geworden. Waar? Daar? Nee, loop nog maar even door, niet bij die mensen daar. Daar in die hoek, bij de deur, kunnen ze je niet zien, en dicht bij de open lucht. Wat, valt het tegen? Ach, dat zijn de eerste trekjes. Wacht maar, het komt zo. Niet zo bijzonder? Vies zelfs? Ja, wat had je dan gedacht, het is toch ook troep. Onzin, rook nou maar door. Voel je wel, ergens tintelt het al. Duizel er maar in weg, stort je er maar in, niet tegenhouden, loslaten. Daar. Nu stroomt het! Waarom baal je nu? Terugval, zeker, zo heet dat. Schaam je maar. Je baalt eigenlijk nog het meest van het idee dat je er blijkbaar de rest van je leven aan vast zit, hè. Of je er nu aan toegeeft of niet, het laat je blijkbaar niet meer los. Dat is dan jouw gevecht, jongen, ieder zijn worsteling. Dat zeg je toch ook tegen je eigen cliënten: dat ze geen recht hebben op gemak en geluk, dat ze er hooguit voor kunt vechten? Pas dat dan ook op jezelf toe. Hoezo makkelijk praten? Het gaat maar om nicotine hoor, het is geen heroïne of coke. Houd hem nog eens zo in je mond, kijk eens, in die spiegelruit. Het staat niet gek, hoor. Ook om die reden jammer dat het niet meer kan. Ja, dat weet ik, dat je dat altijd wel gevonden hebt dat het je goed stond. Grappig. Vertrouwd voelt dat ook, hè, het vasthouden, inzuigen, uitblazen. Met de rook spelen. Ogen dichtknijpen als je de krant omslaat. Ik zie vader nog voor me. Genoeglijk. Maar wat doe je nou, dat kan toch niet meer. Iemand met een beetje zelfrespect rookt niet meer. Jij baalt nou toch ook van jezelf, zeg nou zelf. Ze zouden je eens moeten zien. Weet je trouwens wel dat het niet eens zeker is dat ze er niks van merken. Je kleren stinken een uur in de wind. Ja, houd vooral die rook van je vingers vandaan. Zijn die straks nog bruin ook, zeg. Is het er nou eindelijk, dat volle gevoel? Houd het vast. Lekker ook, zo'n doosje beschikbaar, zo voor het grijpen. Maar voorlopig maar geen tweede, hè. Toch? Hemel, hoe kun je, vier in zo'n korte tijd achter mekaar! Wat ben je toch een grenzeloze zwakkeling. Natuurlijk heb je een leren mond nou. En kuchen, de komende dagen, weet je wel, vooral bij het joggen. Kun je alles weer omhoog rochelen. Je weet toch dat het je trilhaartjes stillegt? Viespeuk. Zelfbevlekker. Wat? Ga je nou nog een vijfde? Gedver, ze lijken wel een eigen leven te leiden. Ik word er bang van, het gaat helemaal met je op de loop. Hoe heette dat ook al weer? Abstinence Violation Effect. Als je eenmaal begonnen bent, doorgaan omdat het toch te laat is. Ja, zoiets speelt wel. Weet je nog, Anita Jansen, die gelooft daar niet in. Nou, mooi wel. En er speelt nog iets fraais, als ik eerlijk ben. Zoiets van, hoe eerder ik ervan af ben, hoe beter. Mooie zelfcontrole. Het lijkt wel of je opgelucht zult zijn als je alles hebt weggerookt, is het niet? Maar dat snap ik dan niet, je hoeft het toch helemaal niet te doen? Je zou nu een daad kunnen stellen. De laatste paar weggooien bijvoorbeeld. Neem nou die, die je net uitmaakte. Die heb je tegen je zin zitten oproken, of niet? Er was geen pest aan, geef toe. Die rookte je alleen uit een soort kwaadheid op jezelf lijkt het wel. O, bewaar je de rest tot morgen, heb je dan ook nog wat? Hoef je niet meteen weer af te kicken, nietwaar. Hoeveel heb je er nog precies? Gelukkig heb je van die ontwenningsverschijnselen niet zo'n last. Of wel? Nee, toch. O, alsjeblieft, niet dat zeurende trekken in je bloed. Kun je je gedachten er helemaal niet meer van afhouden. Als ik nog aan die eerste keer terugdenk. Toen had ik dat, die vlagen onrust, die steeds opnieuw de kop opstaken, zodat je er doodmoe van werd ze te corrigeren, als een domme, ongehoorzame hond die je honderd keer op zijn neus moet tikken. Toch had het stoppen toen niet eens zoveel met tabak te maken. Ik baalde natuurlijk wel, van het afhankelijke. Wat schreef De Swaan laatst ook weer over straatalcoholisten? O ja, dat ze aan hun flesjes bier vastzitten als patiënten aan een infuus. Treffend. Nee, wat me toen deed stoppen was de kick, de kick van het bewijzen dat ik het kon. Tegenover mezelf, maar vooral tegenover de anderen. Kijk mij eens. Het gaf me de kans me superieur te voelen, met tegelijk iets denigrerends. Daar trok ik mezelf aan op. Kijk mij eens, ik niet, hoor, ik ben boven dat soort dingen verheven. Jullie, stumpers, zitten er nog aan vast, maar ik ben er vrij van. Kijk eens hoe goed, interessant ik ben. Dat was het, dat werkte toen voor mij. Misschien toch nog iets diepers ook, maar daar kan ik moeilijker bij, dat ik iets goeds deed voor mezelf, dat ik mezelf toestemming gaf, dat ik mezelf belangrijk mocht vinden. Grappig, ik denk dat ik dat toen nog niet in woorden kon uitdrukken. De therapie, meneer, zoveel heb je toch wel geleerd. En dat gevoel, ja dat is er nu ook nog. Daarom wil je beslist ook niet meer dagelijks, uit sleur. Nee, dat zeker niet meer. Hè, dat voelt sterk, dat heeft iets gevoeligs. Goed, daar gaan we dus van uit. Maar wat moet ik dan hiermee, met deze terugval? Maak jezelf nou ook maar niks wijs, het kan er zo weer van komen. Het wordt langzaam meer, gewoonte, repeterend, dwingend. Net als de zuigerstangen van een stoomlocomotief, de eerste slagen traag, met veel misbaar (en veel rook!), maar allengs sneller, gemakkelijker, tot ie denderend over de rails gaat. De tunnel in. De pijp uit. Nou, zo kan die wel weer. Bedenk liever wat je morgen doet. Je hebt er nog twee! Nee, nou smaken ze niet meer, wat wil je. Maar morgen, na het ontbijt. Mmmm. Hoe deden die gedragstherapeuten dat ook weer? Terugvalpreventie. Risicosituaties opzoeken herinner ik me, en zelfbeloning. Ik kan een CD kopen, als ik niet.! Ach, flauwekul, die CD koop ik toch wel. Zelfbestraffing dan? Heeft me altijd zo tegengestaan. Ik weet niet of ik dat wel kan opbrengen. Die stomme Amerikanen laten je geld overmaken naar een onsympathieke organisatie. Wat moet ik daar nou mee. Bovendien, ik word al genoeg gestraft als ik me laat gaan. Een functionele analyse maken? Daar ben ik de hele tijd al mee bezig, me dunkt. Duidelijke limieten stellen. Ja, dat doe ik. Is ook niet zo moeilijk, een nieuw pakje koop ik echt niet, zoveel vertrouw ik mezelf wel. Dit, dit pakje zit me dwars. De laatste paar weggooien? Daar vraag je me wat. Dat is moeilijk. Zomaar kapot breken? Of in het water! Nog erger. Goed, het heeft iets aantrekkelijks, een heroïsch gebaar. En nou kost het mijn lijf ook geen moeite. Ik ben doortrokken van de nicotine. Alleen heb ik dan morgen niks meer. Rotgedachte: weer dat kale, lege, gewone. Niks aan. Onrustig gevoel, geen houvast meer. Nee, als je dat doet is het van jezelf afpakken! Terwijl het nu kan, nu heb je toestemming, straks als het doosje leeg is heb je niks meer. Dan is het feest over. Want als je dan doorgaat, ga je echt voor de bijl. Nee, ik weet wel dat je dat niet doet, maar toch. Dat was het dan dus, morgen niks meer. Weet je het zeker? Vooruit, in de wc ermee. In de wc nog wel. Kijk eerst nog maar eens goed. Mooi gemaakt toch wel. Zelfs hier ruiken ze nog lekker. Allez dan maar. Kijk, ze blijven drijven. Net poepjes. Trek nou maar door en kijk niet zo zielig. Weg, verdwenen. Goed zo, dat heb je goed gedaan, jochie. Dank je, jij ook.