Cognitieve–gedragstherapie (CGth) beoogt cliënten te leren inzien dat bepaalde manieren van denken ziek maken, dat er ook gezonde manieren van denken zijn, dat gedrag gestuurd kan worden met bepaalde gedachten, en bovendien dat dit alles aan te leren is. Zarb heeft dit programma uitgewerkt in een boek over de behandeling van adolescenten die in de problemen zijn geraakt. Voor jongere kinderen is het vaak een moeizame operatie om langer dan tien minuten over gevoelens en gedachten te praten; voor adolescenten is dit echter wel mogelijk. Zij bevinden zich immers in een ontwikkelingsfase waarin bezinning op het eigen doen en laten en op de wereld waarin dit plaatsvindt, prominenter aanwezig is.
Typerend voor adolescenten is bovendien dat ze niet op volwassenen lijken, maar ook niet op kinderen. Ze staan nog onder invloed van hun ouders, maar vaak nog meer onder die van leeftijdgenoten en leraren. Een brede therapeutische benadering die dit uitgebreide sociale systeem van de adolescent bestrijkt, is daarom nodig. Optimale behandeling zal dan ook bestaan uit individuele sessies met de adolescent, gezinssessies, oudergesprekken, en interventies op school. Zarb schetst in dit boek de mogelijkheden voor zo'n geïntegreerde benadering.
Zarbs boek is bedoeld als een handleiding in de cognitieve–gedragstherapie bij adolescenten, waarbij een zeer ruime leeftijdscategorie wordt gehanteerd: elf tot negentien jaar. Het boek bestaat uit twee delen en een aantal bijlagen. Deel 1 bestaat uit vijf hoofdstukken en behandelt algemene kwesties als de cognitief–gedragstherapeutische visie op probleemgedrag, assessment–strategieën, en drie veel gehanteerde interventiemethoden: training in coping–vaardigheden, cognitieve herstructurering (methoden van Beck en Ellis) en gezinsinterventies op CGth–basis. Deel 2 bevat vier hoofdstukken, elk gestructureerd rond een bepaald probleemgebied: gezin, leeftijdgenoten, school, en emotionele klachten als angst en depressie. Per probleemgebied geeft Zarb een omschrijving van te veranderen cognities en gedragingen, bespreekt zij casuïstiek, en geeft zij suggesties voor individuele sessies, ouderbegeleiding en gezinsinterventie. Van deze vier hoofdstukken is dat over gezinsgerelateerde problemen niet alleen het langste, maar ook het meest informatieve en centrale. Voor de behandelaar zijn steeds alle relevante kwesties overzichtelijk weergege–ven, met veel informatieve praktijkvoorbeelden.
Het boek wordt afgesloten met enkele bijlagen die voorbeelden bevatten van assessment–instrumenten die direct in de praktijk bruikbaar zijn, zoals schaaltjes en lijsten.
Een van de assumpties van de cognitieve–gedragstherapie is dat specifieke cognitieve gebreken typerend zijn voor bepaalde psychische stoornissen. Twee bladzijden besteedt Zarb aan een typering van de cognities van adolescenten met problemen. Op zichzelf zijn deze typeringen informatief, maar het wordt niet echt duidelijk hoe specifiek die gebreken voor de adolescentie zijn en waarom ze pathologisch zouden zijn. Zarb gaat in dit verband helaas niet in op de vraag wat zij nu precies verstaat onder pathologisch denken in de adolescentie. Evenmin gaat zij in op de veronderstelde causale relatie tussen denken en doen. De meeste CGth–programma's hanteren een tamelijk eenvoudig ‘Ik denk, dus ik doe’–model. Er is echter nog maar weinig bekend over de condities waaronder dit model geldig is. Ook op deze kwestie gaat Zarb niet nader in. Zij heeft met dit boek geen wetenschappelijke pretenties, maar beoogt er alleen mee de toepassing te demonstreren van wat zij ‘klinisch getoetste CGth–assessment en –behandelingsmethoden’ noemt. Hierin is zij naar mijn mening zeker geslaagd. Deze monografie over cognitieve gedragstherapie bij jongeren voorziet in een grote behoefte aan uitge–werkte, op de klinische praktijk gebaseerde draaiboeken en behandelingsprotocollen, waarmee men direct aan het werk kan.
Literatuur
J.M. Zarb Cognitive–behavioral assessment and therapy with adolescents. New York: Brunner/Mazel, 1992. |