Psychoanalyse nu. Symposium onder auspiciën van de Psychoanalytische Kern van de RIAGG's Noord–Brabant en Zeeland op 25 november 1994 te Den Bosch

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 1995
10.1007/BF03079235

Gehoord

Psychoanalyse nu. Symposium onder auspiciën van de Psychoanalytische Kern van de RIAGG's Noord–Brabant en Zeeland op 25 november 1994 te Den Bosch

A. de WitContact Information

(1) 

Samenvatting  
Dit symposium vond plaats in een sfeervolle zaal aan de Parade te Den Bosch. De symposiumbezoeker zag direct bij binnenkomst levensgroot een dia geprojecteerd van een Zwitsers berglandschap, wat meteen al bijdroeg aan een beeldende invulling van het thema van de dag: psychoanalyse tóen en nô. Jung en Freud ontmoetten elkaar op grote hoogte, zo vertelde ons dagvoorzitter Van de Lande met de nodige humor, en ook nu nog schijnen de Zwitserse bergen druk bezocht te worden door analytici.
A. de Wit is psycholoog–psychotherapeut, werkzaam op de afdeling psychotherapie van de RIAGG te Den Bosch.

Dit symposium vond plaats in een sfeervolle zaal aan de Parade te Den Bosch. De symposiumbezoeker zag direct bij binnenkomst levensgroot een dia geprojecteerd van een Zwitsers berglandschap, wat meteen al bijdroeg aan een beeldende invulling van het thema van de dag: psychoanalyse tóen en nô. Jung en Freud ontmoetten elkaar op grote hoogte, zo vertelde ons dagvoorzitter Van de Lande met de nodige humor, en ook nu nog schijnen de Zwitserse bergen druk bezocht te worden door analytici.

Er waren ongeveer 125 deelnemers, die op deze manier tevens het heuglijke feit konden vieren dat de Psychoanalytische Kern inmiddels vijf jaar bestaat.

De dag kreeg een extra ‘historische’ dimensie door de aanwezigheid van een achtenzeventigjarige nicht van Sabina Spielrein uit Moskou, die zich nog actief bezighoudt met de geschiedenis van haar tante en speciaal voor dit symposium was uitgenodigd. De rol van Sabina Spielrein, miskend pionierster van de psychoanalyse en een belangrijke patiënte van Jung, zou nog uitvoerig worden besproken tijdens dit symposium.

Tweede eregast was Bernard Minder uit Zürich, die over Sabina Spielrein en haar behandeling door Jung gepubliceerd heeft, waarbij hij de beschikking had over haar complete dossier met werkaantekeningen van Jung. Jammer dat hij niet tot de sprekers behoorde.

Na een openingswoord door de voorzitter van het Beleidsorgaan van de Psychoanalytische Kern, De Waal, beet Jan van de Sande, coördinator van de Psychoanalytische Kern en organisator van het symposium, het spits af met de lezing ‘Psychoanalyse in Nederland, nu’, waarmee hij zich in een krachtig pleidooi richtte tot ‘de beleidsmaker’ en het publiek. Kort ging hij in op de ontwikkeling van de theorievorming in de psychoanalyse, met speciale aandacht voor de theorie van het onbewuste en de manifestatie van het onbewuste in beleving en gedrag. Met een voorbeeld uit de analytische praktijk illustreerde hij dat juist door en dank zij de overdracht het onbewuste kan worden beleefd. Hiermee ontstaat niet alleen intellectueel inzicht, maar vindt ook een emotionele heroriëntatie plaats, waardoor inadequate gedragspatronen kunnen veranderen. Vervolgens gaf hij een overzicht van de huidige psychoanalytische behandelingsmogelijkheden in Nederland. Psychoanalyse vormt een zó gering percentage in het totaal van de psychotherapie, nog geen tiende procent, dat hij concludeerde dat de waarde van de psychoanalyse natuurlijk niet ligt in het aantal patiënten dat behandeld wordt. De psycho–analyse is als theorie echter onmisbaar, zeker nu ook bij de zwaardere psychopathologie wordt gezocht naar mogelijkheden van psychotherapeutisch handelen. Het is toch een opvallende paradox dat de psychoanalyse als behandelvorm weinig beoefend wordt, terwijl de psychoanalytische concepten juist actueel zijn. Van de Sande liet aan de hand van een voorbeeld zien dat psychoanalyse bij ernstige karakterneurotische problemen geïndiceerd is, dat het dan geenszins om YAVIS –patiënten gaat en dat het een fabeltje is dat een kortdurende focale therapie hier afdoende zou zijn. Zijdelings maakte hij daarbij duidelijk dat onderscheid moet worden gemaakt tussen een zorgvuldige, op de individuele patiënt toegesneden diagnostiek, en het gebruik van een classificatiesysteem als de DSM–IV, waarbij de neu–rotische karakterpathologie verhuld kan blijven.

Ter illustratie van Freuds uitspraak dat in de kunst en de poëzie allang bekend is en beschreven wordt waar de psychoanalytische theorie over gaat, droeg Van de Sande het gedicht ‘De spreekkamer’ voor uit de prachtige bundel Soldatenliederen van Anna Enquist. Bij haar zijn dichtkunst en analytisch denken – zij is psychoanalytica – verstrengeld geraakt. Van de Sande benadrukte in zijn lezing, zoals meer sprekers na hem, de vernieuwingsdrift en het enthousiasme van psychoanalytici uit het verleden, die patiënten behandelden bij wie nu zeker de indicatie psychoanalyse niet meer gesteld zou worden. Of dat terecht is, zou, bijvoorbeeld naar aanleiding van de geschiedenis van Sabina Spielrein, een interessante discussie kunnen opleveren.

Vervolgens kwam Harrie Stroeken aan de beurt met zijn lezing ‘Ziektebeelden toen’, waarin hij aan de hand van de hysterie en dwangneurose liet zien dat de patiënten van tóen en nô dezelfde zijn, maar dat de labels zijn veranderd. Een ander verschil is dat we nu bij behandelingen over psychofarmaca kunnen beschikken.

Eerst ging hij in op de hysterie. Hysterie kon in die tijd even vaak een neurose als een psychose zijn. Sabina Spielrein kreeg de diagnose hysterische psychose mee en Stroeken vroeg zich af hoe nô de diagnose geluid zou hebben. Wat toen als symptomatologie van de hysterie werd gezien, zou nu waarschijnlijk in een aantal gevallen worden beschouwd als kenmerkend voor een borderline–persoonlijkheidsstoornis of psychose. Het label hysterie betrof bepaald geen oedipale neurose, zoals het geval Anna O. duidelijk illustreert.

Hetzelfde gold voor het label dwangneurose bij Freud, zo stelde Stroeken. Hij haalde daarbij een nog vrij Bohn Stafleu van Loghume patiënte aan, Elfriede Hirschfield, die op veertigjarige leeftijd bij Freud in analyse kwam en aan een ernstige dwangneurose leed. Zij is pas later herkend als een en dezelfde patiënte, doordat Freud in zijn geschriften telkens een andere letteraanduiding gebruikte. Er was geen sprake van een succesvolle behandeling, maar Freud leerde veel over overdracht en tegenoverdracht. Deze vrouw kon fantasie en realiteit niet voldoende scheiden, zodat de positieve overdracht onhanteerbaar werd, volgens Stroeken. Freud: ‘Bij deze personen staat men voor de keus: óf de liefde beantwoorden óf zich de volle vijandigheid van de versmade vrouw op de hals halen. In geen van beide gevallen kan men de belangen van de kuur behartigen.’

Dit probleem, zo preludeerde Stroeken, speelde tevens een rol in de relatie tussen Sabina Spielrein en Jung. Stroeken verhaalde op boeiende en heldere manier, waardoor ‘toen’ heel dichtbij kwam.

Bij Van de Lande leken heimwee en verlangen op te wellen, gezien zijn roep: ‘Hoe moet ’t nu verder met die eentiende procent? Er duikt nog steeds nieuw materiaal op. Hopelijk zijn analytici geen uitstervende dynosauriërs, waar dan nu druppeltjes bloed van bewaard moeten blijven.'

Nuchter reageerde de volgende spreker, Wim Trijsburg, hierop: hij wenste geen bloed te vergieten. Zijn verhaal ging over de ‘ziektebeelden nô’ en leek aanvankelijk in tegenspraak met de stellingname van zijn voorganger. Hij stelde namelijk dat het vroeger ging om de hysterie, de fobie en de dwangneurose: bij uitstek neurotische problemen waarvan de kern een oedipaal conflict is, afgeweerd door een pregenitale afweerorganisatie en in de overdrachtsneurose behandelbaar. Trijsburg besprak naar aanleiding van de gevalsbeschrijvingen van Freud de vragen of de indicatie juist was, of de diagnose correct was en of de techniek correct werd toegepast. Met betrekking tot de indicatiestelling liet hij Kleine Hans, de Rattenman, Dora en de Wolvenman de revue passeren en plaatste hij bij elk geval kanttekeningen bij de psychoanalyse als behandelingsmethode. Hij noemde twee belangrijke veranderingen ten opzichte van vroeger, namelijk in de diagnostiek en in de techniek van de psychoanalyse.

De diagnostiek. Steeds meer is men in latere jaren in gaan zien dat neurotische, dus oedipale problematiek, ernstiger persoonlijkheidsproblematiek kan verhullen, zoals uit de gevallen van Freud ook was gebleken. Men is meer rekening gaan houden met de invloed van vroege traumatisering op de structurering van de persoonlijkheid. Als illustratie van deze ontwikkeling in het denken gaf Trijsburg een aantal analytische interpretaties van de Oedipus–figuur door de jaren heen, beginnend bij Freud die de Oedipus–figuur gebruikte als metafoor voor een intrapsychisch conflict en eindigend met auteurs die de vroege, pre–oedipale traumatisering van Oedipus en de gevolgen daarvan benadrukken, waarbij de Oedipus–figuur niet zozeer als symbool wordt opgevat, maar als realiteit.

De techniek. Trijsburg stelde dat meer nadruk is komen te liggen op de overdracht en tegenoverdracht en het hier en nu, en dat een actiever opstelling van de analyticus noodzakelijk is, zeker wanneer er sprake is van borderline– en narcistische persoonlijkheidsstoornissen.

Al met al een erg compacte lezing, die bepaald tot nadenken stemde, bijvoorbeeld over de vraag of niet het risico bestaat dat we nu zó de werkelijke pre–oedipale traumatiseringen benadrukken dat het intrapsychische oedipale conflict naar de achtergrond wordt gedrongen.

Adeline van Waning, psychoanalytica, trad als laatste op met de voordracht: ‘Sabina Spielrein, miskend pionierster’. Zij behandelde hierin de geschiedenis en het werk van Sabina Spielrein.

Geschiedenis. Sabina Spielrein groeide op in een welgestelde Joodse familie in Rusland. We zouden niet veel over haar geweten hebben als niet een toevallige vondst haar dagboek en briefwisseling aan het licht had gebracht. Dit was voor Carotenuto, Italiaans Jungiaans analyticus, aanleiding om een boek over haar te schrijven: A secret symmetry. The untold story of the woman who changed the early history of psychoanalysis.

Vanaf haar veertiende jaar, wanneer haar zusje overlijdt, nemen haar psychische problemen zulke ernstige vormen aan dat ze vijf jaar later, in 1904, naar het Bürghölzli ziekenhuis te Zürich gaat om in behandeling te komen bij Jung. De diagnose luidt: hysterische psychose, hysterie. Nog tijdens haar behandeling gaat zij medicijnen studeren en stimuleert Jung haar om psychiater te worden. In deze periode krijgen Jung en zij een liefdesrelatie, die door Jung grof beëindigd wordt. Sabina zoekt steun bij Freud, die achter Jung blijft staan, maar zich later teleurgesteld in hem toont omdat deze hem niet de ware toedracht heeft verteld. Deze teleurstelling over Jungs oneerlijkheid zou hebben bijgedragen aan de latere breuk in 1913. Sabina Spielrein gaat echter steeds meer tot Freuds kring behoren. In 1923 gaat zij, met man en dochters, terug naar Rusland, om daar de psychoanalyse verder tot ontwikkeling te brengen. Volgens haar nicht, Menicha Spielrein, deed zij dit op aanraden van Freud om de psychoanalytische theorieën over de wereld te verspreiden.

Onder de stalinistische terreur werden in 1937 haar drie broers vermoord. Spielrein kon later de verhalen over wat de Duitsers deden tegen de Joden niet geloven, vluchtte daarom niet uit Rostow en werd in 1941 wegens haar Joodse afkomst vermoord.

Haar werk. Met voorbeelden maakte Adeline van Waning duidelijk hoe Spielrein, indirect en direct, waarschijnlijk een fundamentele bijdrage heeft geleverd aan de theorievorming over overdracht en tegenoverdracht. Spielreins belangrijkste artikel, ‘Die Destruktion als Ursache des Werdens’, verscheen in 1912. Hierin beschreef zij de wisselwerking binnen het individu tussen destructieve en opbouwende krachten. Spielrein stelde een samenhang vast van doods– met wordingsvoorstellingen, van voortplantingsdrift met doodswensen, van ik–bevestiging met het verlangen in een groter geheel op te gaan. Pas jaren later, in 1920, introduceert Freud in Jenseits des Lustprinzips het begrip doodsdrift, waarbij hij in een voetnoot naar Spielrein verwijst.

Spielrein benadrukte al naar aanleiding van haar talrijke kinderobservaties, hoe belangrijk het is om geen suggestieve vragen te stellen. Gezien de volgorde van de inhoud van voordrachten en publikaties mag worden verondersteld dat zij van invloed is geweest op Melanie Klein. Ook hield zij zich bezig met het ontwikkelen van de concepten ruimte, causaliteit en tijd bij kinderen. Bij Jean Piaget, die in 1921 bij haar in analyse was, komen we deze onderwerpen uitgebreid tegen.

Spielrein heeft veel betekend voor de ontwikkeling van de kinderanalyse. Zo begon zij in Moskou een kinderseminar, drie jaar vóór het kinderseminar van Anna Freud in Wenen.

Tot slot ging Adeline van Waning nog in op de vraag waarom Spielrein zo weinig bekend was en is, waarbij zij als een van de redenen noemde dat zij niet koos voor Jung óf Freud, maar beiden trouw bleef.

Wonderlijk overigens, zo bedacht ik, dat een analytica als Spielrein de verhalen over de nazi's niet wilde geloven en zo ten onder ging, hoewel zij uit eigen ervaring – uit het lot van haar familie en uit haar professionele ervaring – zo bekend was met het menselijk driftleven.

Na deze met veel bezieling voor haar onderwerp gebrachte lezing kregen we dan eindelijk koffie, waarna wij in de vorm van de toneeluitvoering Siegfreud! op indringende en stormachtige wijze de geschiedenis van Sabina Spielrein, Jung en Freud konden aanschouwen.

Helaas was inmiddels de duisternis gevallen en was het te laat om nog aan een forumdiscussie toe te komen. Gelukkig kon die éne belangrijke vraag nog gesteld worden: ‘Hóe zit het nu met de diagnose van Spielrein?’ Er is nogal een discrepantie tussen een hysterische psychose en daarna zo'n produktief leven zonder tekenen van grote psychische problemen. Genoemd werden nu: een ernstige adolescentiecrisis met psychotische momenten, dan wel een kortdurende psychotische fase in een adolescentiecrisis, dan wel ‘een uit de hand gelopen hysterie’. Nô zou er geen analyse–indicatie meer gesteld worden, zo dacht men. Helaas, dacht ik, want als ze daar nu kortdurend, steunend analytisch of directief voor behandeld zou zijn, zou er dan ook niet een schat aan waardevolle gedachten, zowel voor Sabina zelf als voor ons, verloren zijn gegaan?

Naar boven