Na een lange periode van betrekkelijke stilte is de afgelopen twee jaar een aantal Nederlandstalige boeken tegelijkertijd verschenen op het gebied van de groepspsychotherapie. Dit is aan de ene kant een verheugende ontwikkeling: eindelijk is er meer keus uit Nederlandstalige literatuur over groepstherapie. Aan de andere kant is het ook vreemd: waarom is niet tot samenwerking besloten? Waarom binnen een jaar een drietal boeken die elkaar zeker op een aantal terreinen overlappen: het Handboek groepspsychotherapie, losbladige uitgave van Bohn Stafleu Van Loghum; het boek Groepspsychotherapie – basiskennis voor de praktijk van de psychotherapie, geschreven door Tom Berk, en dit Praktijkboek groepspsychotherapie. Met name is de vraag interessant naar het verschil en de overeenkomsten tussen het Praktijkboek en het Handboek, omdat sommige onderwerpen in beide boeken aan de orde komen. Bij nadere analyse blijkt dat over het algemeen zorgvuldig vermeden is om dezelfde auteurs te kiezen voor een onderwerp. Groepspsychotherapie met adolescenten bijvoorbeeld is in het Handboek beschreven door Tijhuis en in het Praktijkboek door Eykman.
Navraag bij de diverse auteurs van bovengenoemde boeken leverde op dat het deels aan toeval te wijten is dat deze boeken zo kort op elkaar zijn verschenen. Verschillende uitgeverijen hadden diverse auteurs gevraagd om een boek samen te stellen, vaak als onderdeel van een serie. Het Praktijkboek groepspsychotherapie past bijvoorbeeld in de serie die de Academische Uitgeverij Amersfoort uitgeeft op het gebied van de psychotherapie. Wellicht is ook een verklaring dat psychotherapie goed in de markt ligt. Uitgeverijen pikken hier graag een graantje van mee.
1. |
Groepspsychotherapie, basiskennis voor de praktijk van de psychotherapie, geschreven door Tom Berk en uitgegeven bij Coutinho, is een gedegen inleiding in de groepspsychotherapie. Er wordt een overzicht
gegeven van de ontwikkeling van de groepspsychotherapie van 1900 tot heden, daarna wordt uitgebreid ingegaan op de theorie
en de techniek van de groepspsychotherapie. Het boek is goed bruikbaar voor opleidingen (TTK, RINO).
|
2. |
Het losbladige Handboek, onder redactie van Tom Berk, Mart Bolten, Miel Gans en Ineke Koksma, is een naslagwerk. Het is bij uitstek geschikt voor
bibliotheken en voor groepstherapeuten die behoefte hebben aan een breed en grondig overzicht over het gehele terrein van
de groepspsychotherapie. Door de diversiteit aan onderwerpen die behandeld worden in het Handboek wordt een goed overzicht gegeven over wat er in Nederland en België bestaat op het gebied van de groepspsychotherapie.
|
Terug naar het Praktijkboek groepspsychotherapie. Het boek begint met een beschrijving van de praktijk van de groepspsychotherapie. Daarna wordt ingegaan op referentiekaders, doelgroepen en setting. Ten slotte komen in een aantal capital selecta specifieke onderwerpen aan de orde zoals groepspsychotherapie en drama, de grote groep, research en opleiding.
1. |
behandeldoel: consolidatie, verbetering of verandering;
|
2. |
indicatiestelling: behandeling gericht op gedrag, existentiële positie, interactioneel systeem of persoonlijke constellatie;
|
3. |
setting: klinisch, semi–klinisch of ambulant;
|
4. |
therapeutisch milieu: supportief, sociaal–therapeutisch of reconstructief.
Jongerius stelt dat door het samenspel van deze vier bepalende factoren de behandelingstrategie eenduiding wordt neergezet.
Dit zou een originele, boeiende wijze van ordening hebben opgeleverd, wanneer de overige hoofdstukken hieraan gerelateerd
zouden zijn; helaas is deze keuze niet gemaakt. Het Praktijkboek bestaat nu uit een bundeling van uiteenlopende bijdragen, die nogal wisselen in kwaliteit.
|
Een aantal hoofdstukken is uitstekend: helder, doorwrocht, gedegen of getuigend van nieuwe theorievorming. Voorbeelden daarvan zijn het hoofdstuk van Van Eck over psychoanalytische groepspsychotherapie, de twee hoofdstukken van Hummelen over groepspsychotherapie met patiënten met borderline– of psychotische pathologie, het hoofdstuk van Eykman over de groepspsychotherapie van adolescenten, en het hoofdstuk van Jongerius over de opleiding.
In zijn hoofdstuk over groepspsychotherapie met ‘borderline’ patiënten stelt Hummelen de vraag of de vigerende modellen voor de fases in de groepsontwikkeling ook bij borderline patiënten kunnen worden toegepast. Groepstherapie biedt een aantal voordelen bij borderline patiënten: de overdracht wordt verdund, de emotionele afstand is beter te reguleren door de patiënt, waardoor deze bij een hoog angstniveau zich langer als toeschouwer kan opstellen. Een borderline patiënt in een groep geeft echter ook specifieke problemen: door fusie–angst en angst voor autonomieverlies stelt de borderline patiënt zich anticyclisch op ten opzichte van het groepsproces: bij toenemende cohesie wordt de angst om zijn autonomie te verliezen geactualiseerd; door agerend of manipulatief gedrag kan hij een destructieve invloed uitoefenen op de groeiende cohesie. Als de cohesie als gevolg hiervan afneemt, kan de borderline patiënt juist weer oproepen tot meer onderlinge betrokkenheid. Het eindresultaat kan zijn dat groepsleden zich leeggezogen voelen, dat in de groep een sfeer ontstaat van hopeloosheid en insufficiëntie, en dat de therapeut last krijgt van sterk agressieve tegenoverdrachtsgevoelens.
Helaas zijn andere hoofdstukken van het Praktijboekminder van kwaliteit of moeilijk leesbaar. Voorbeelden hiervan zijn de hoofdstukken over client–centered groepspsychotherapie van Dierick en Lietaer, en over groepspsychotherapie en drama van Cuvelier. Enkele hoofdstukken bestaan uit een opsomming van de werkwijze en worden pas interessant als het specifieke karakter wordt uitgelegd, zoals bij groepspsychotherapie in deeltijdbehandeling (Nabarro) of met paren (Migerode, Vansteenwegen en Rober).
Doordat het boek uitgaat van de praktijk van de groepspsychotherapie, richt het zich zowel op de beginnende als de ervaren groepspsychotherapeut. De beginnende therapeut zal hierbij wellicht basale uitleg missen, bijvoorbeeld rond belangrijke theoretici als Yalom en Levine, of over een begrip als cohesie. Aan de zeer specialistische research van Kuyper wordt daarentegen uitgebreid op twee verschillende plaatsen aandacht besteed (met zelfs dezelfde tabel op p. 78 en p. 326). Het hoofdstuk over specifieke problemen is wat mager uitgevallen (11 pagina's). Als het boek bedoeld is als verdieping voor de ervaren groepspsychotherapeut, dan zijn opmerkingen over het soort stoel en de plaats van de therapeut in de groep (niet bij de deur of voor het raam) overbodig.
Hoewel in de inleiding aandacht wordt besteed aan het grensgebied tussen psychotherapeutische en psychosociale groepen, is het jammer dat in het boek hoofdstukken ontbreken over psychosociale groepen en over groepen op basis van transactionele analyse, Gestalt, Pesso en lichaamsgerichte methoden.
Wat moet de slotconclusie zijn over dit Praktijkboek? Ondanks de minpunten van het ontbreken van een consistent ordeningsprincipe, de wisselende kwaliteit van de verschillende bijdragen, de keuze om zowel beginner als gevorderde iets te bieden waardoor de tekst nu eens overbodige, dan weer te specialistische opmerkingen bevat, is mijn eindoordeel positief. Het geeft een helder en breed overzicht van wat er op het gebied van de groepspsychotherapie in Nederland te koop is. Het is een vlot geschreven introductie, waarin verschillende auteurs de lezer laten kennismaken met hun toepassing van de groepspsychotherapie. Vooral de praktizerend groepspsychotherapeut kan het boek gebruiken als steun, als bron van informatie over andere toepassingen van groepspsychotherapie en als stimulans bij de soms zo weerbarstige praktijk.
P.J. Jongerius & J.C.B. Eykman (red.) Praktijkboek groepspsychotherapie. Amersfoort: Academische Uitgeverij Amersfoort, 1993, 376 pp., prijs ƒ 75,–. |