Op 23 september 1994 hield de Vlaamse Vereniging voor Psychoanalytische Therapie haar studiedag in Gent. Eric Claes, voorzitter van deze vereniging, verwoordde in zijn verwelkoming het doel van de studiedag: het samenbrengen van verwante hulpverleners rond een actueel thema en het naar voren brengen wat de verschillende analytische benaderingen gemeenschappelijk hebben aan psychoanalytisch gedachtengoed. Het was de zesde maal dat deze vereniging een studiedag organiseerde, hetgeen aan de vlekkeloze organisatie was te merken.
Michel Thys sprak in zijn inleiding over de fascinatie voor incest. Hij bracht daarbij de psychoanalyse in dialoog met elementen uit het filosofisch en antropologisch denken. De onoverbrugbare kloof tussen woord en daad wordt bij incest overbrugd: het woord is vlees geworden. Als het woord en de daad in elkaar overvloeien, houden ze beide op te bestaan en kan er niet meer gedacht worden. Voor deze taak zien de psychoanalyse en de therapie zich nochtans geplaatst. De taak van de therapie is het onvoorstelbare voorstelbaar te maken, zonder zelf uitdagend te zijn. Dan wordt het vlees opnieuw woord. Ook de theorievorming probeert orde te scheppen. De gedachten van Freud, Lacan, Klein en Bion over de incest–problematiek werden met elkaar vergeleken. Telkens werd gewezen op de dreigende afgrond die in de praktijk kan ontstaan: hoe kunnen fantasie en realiteit tegelijk ontward en gethematiseerd worden? In hoeverre is de asymmetrische relatie een gedroomde plaats om intimiteit prijs te geven? In welke mate construeert de patiënt zijn fantasieën en herinneringen en wat is de positie van de therapeut met zijn construc– tieve waan? Hoe werkelijk zijn gedachten? Het waren werkelijk fascinerende gedachten, die de toon zetten voor de volgende sprekers.
Jacqueline Godfrind begon met een overzicht van de evolutie in het denken. Oorspronkelijk was Freud van mening dat het bij incest ging om een extern trauma; later legde hij de nadruk op de fantasie van het kind of de patiënt. Laplanche wijst op de figuur van de moeder als verleider van de baby. Via lichamelijke verzorging zou zij (genitale) lust opwekken. Het risico van de therapie is dat het trauma zich kan herhalen, wanneer de therapeut gefascineerd is en daardoor te veel doet onthullen óf meegaat in de verzwijging. Godfrind wees op het risico te stuiten op een zwaar narcistisch probleem dat dieper ligt dan het probleem van de manifeste seksuele inhouden zelf. Het is belangrijk de kwaliteit van de vroege relatie te onderzoeken. Indien het kernprobleem daar kan worden gelokaliseerd, is het doel van de therapie niet de fantasieën te analyseren maar wel het basale symbolisatieproces te herstellen. Incest is overigens altijd voor de therapeut een verwarrende aangelegenheid, omdat de patiënt voortdurend heen en weer pendelt tussen het narcistische en het neurotische, en de therapeut en diens therapeutisch kader uitdaagt. De spreker breidde het onderwerp ook uit naar de algemene seksuele ontwikkeling, waarbij tedere zorg, vergezeld van een geleidelijke invoering in het seksuele, tot een normale ontwikkeling leidt. Tegenover de gezonde verleiding door moeder, die altijd iets weldadigs heeft, staat een traumatische verleiding door een moeder die niet ‘contain–end’ is, niet tot ‘rêverie’ in staat, maar eerder opgewonden en verslavend.
Jef Dehing sprak over ‘Incest als mythe en realiteit; de paradoxen van de transgressie’. Met Sophocles als uitgangspunt belichtte hij wat de psychoanalyse van de mythe van Oedipus gebruikt en weglaat. Ook wees hij op de verschillen tussen Freud en Jung in hun opvattingen over incest en op hun eensgezindheid in de merkwaardige ontkenning van de realiteit ervan. Als een therapie stuit op incest die werkelijk heeft plaatsgehad, kan volgens deze spreker inspiratie worden gevonden bij Bion. Bij incest is er sprake van een tekort aan tederheid van de volwassene; de ziel wordt vermoord. Dit levert een hunkerend kind op met een enorm wantrouwen. Ook signaleerde Dehing het risico van verkrachting door de therapeut, en een teveel aan lust en angst.
Al deze ‘bèta’–elementen moeten door de therapeut in rêverie worden opgevangen, verdragen, verteerd en worden vertaald tot ‘alfa’–elementen. Een andere invalshoek bij de beschouwing van incest wordt geboden door een Jungiaans schema waar de archetypische tijd wordt afgezet tegen de uitwendige tijd. Bij incest wordt de ‘potential space’ vernietigd, ontstaat er een afsplitsing om wille van het geweld van buiten af en is er een overweldiging van binnen uit door opgewekte archetypen. Onder verwijzing naar Meltzer werd incest vergeleken met een omnipotente intrusie, die openheid vervangt door totaliteit, symbolisme door diabolisme.
Lut de Rijdt sprak over ‘Incest: het giftig infuus van leven en dood. De adolescentaire episode’. Er is altijd incest in de adolescentie. Met deze stelling verbreedde zij het denken van deze studiedag naar de relatie van de adolescent met andere gezinsleden. De populairste waan van de jongere is dat er geen seks bestaat tussen de ouders. Wel zijn er vragen of de ouders niet vreemd gaan en of zij wel de werkelijke ouders zijn. Verder benadrukte de spreker het belang van de adolescentie als een periode waarin een tweede kans wordt geboden om tot structurering van de persoonlijkheid te komen, waar de mogelijkheid bestaat om te kunnen vergeten en te herinneren. Het is traumatisch als er niet kan worden vergeten, als het heden verleden is en er geen mentale ruimte is om te denken. De taak in de therapie is, opnieuw tot denken te laten komen, om de incestueuze ervaring in het persoonlijk verhaal te kunnen schrijven. Spreker maakte onderscheid tussen incest in de fantasie, incest in de realiteit of incest in de verwarring. Uitgangspunt van een andere wijze van ordenen is of de incest vóór of na de puberteit plaatsvindt. De Rijdt verwerkte veel casuïstiek in haar lezing waarmee ze haar door de praktijk geschraagde ideeën levendig ondersteunde. Uit deze casussen bleek opnieuw dat de therapeut veel moet kunnen ‘containen’ en dat ‘koorddansen’ een aanbevolen vaardigheid is.
Met de bijdrage van Annelies van Hees werd het terrein verschoven van de therapieruimte naar de letterkunde. Zij sprak over ‘De dochter van de modderkoning of verhulde incest in de letterkunde’. Vertrekpunt was de parallel tussen de manier waarop in de literatuur over incest wordt geschreven met incest in de werkelijkheid, in die zin dat ook in de literatuur gepoogd wordt incest te ontkennen en er verhulling, verschuiving en verdichting ontstaat. Otto Rank heeft een overzicht gemaakt van incest in de letterkunde. Daarvan uitgaande schetste Van Hees verschillende literaire genres met als criterium de wijze waarop met incest wordt omgegaan: incest uit onwetendheid, werkelijke incest gevolgd door bestraffing, de geleidelijke ontdekking van incest en incest die niet wordt gerealiseerd door tijdige herkenning of door de dood van een van de partijen. Zij gaf van al deze genres voorbeelden.
Ten slotte besprak zij hoe het taboe in het literaire werk verschijnt en gaf zij voorbeelden van nauwkeurige tekstanalyse waarbij betekenissen werden ontsluierd. Niet alleen wordt incest verhuld; incest kan ook een ander, als erger beleefd probleem, verhullen.
Dagvoorzitter Rudi Vermote, die iedere spreker uitnodigend had ingeleid, besloot deze rijk gevulde studiedag met een originele interpretatie van een schilderij dat in de zaal hing en waarop hij een samenvatting zag afgebeeld van verschillende elementen die in de loop van de dag aan de orde waren geweest. Hij oogstte hiermee veel bijval. Deze studiedag gaf stof tot nadenken over de theorievorming: hoe kan de Medusa van incest worden geconcipieerd? Toch liet deze studiedag geen academisch gegoochel met theoretische constructies zien: de sprekers stonden midden in de realiteit van de psychotherapeutische praktijk en deelden met het publiek de wijze waarop de therapeutische relatie ervaren wordt. De theorie werd hierdoor een boeiende zienswijze, die iedereen kan inspireren die in de praktijk met deze problematiek te maken heeft.