De middelbare leeftijd. Psychoanalytische beschouwingen

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 1995
10.1007/BF03079212

Gelezen

De middelbare leeftijd. Psychoanalytische beschouwingen

Jos de KroonContact Information

(1) 

Samenvatting  
De redactie van dit blad heeft in haar onmetelijke en tevens ondoorgrondelijke wijsheid mij verzocht een recensie te schrijven over De middelbare leeftijd. Psychoanalytische beschouwingen. Zij moet geweten hebben dat ik de vijftig nader en wel een opkikkertje kan gebruiken. Het te bespreken boek kwam voor mij op het juiste moment omdat het optimisme dat het uitstraalt goed van pas kwam bij mijn involutionaire overpeinzingen. Nu was ik al eerder in de gelegenheid het psychoanalytisch optimisme over de ouder wordende mens te mogen proeven, want indertijd heb ik een deel van de lezingen bijgewoond waarop de teksten van dit boek zijn gebaseerd.
J.A.M. de Kroon is psychiater, aspirant–A–opleider in Ziekenhuis De Grote Beek te Eindhoven.

De redactie van dit blad heeft in haar onmetelijke en tevens ondoorgrondelijke wijsheid mij verzocht een recensie te schrijven over De middelbare leeftijd. Psychoanalytische beschouwingen. Zij moet geweten hebben dat ik de vijftig nader en wel een opkikkertje kan gebruiken. Het te bespreken boek kwam voor mij op het juiste moment omdat het optimisme dat het uitstraalt goed van pas kwam bij mijn involutionaire overpeinzingen. Nu was ik al eerder in de gelegenheid het psychoanalytisch optimisme over de ouder wordende mens te mogen proeven, want indertijd heb ik een deel van de lezingen bijgewoond waarop de teksten van dit boek zijn gebaseerd. In 1991 en 1992 werden in 's–Hertogenbosch de voordrachten gehouden die nu zwart op wit zijn gebundeld in dit boek en ook al eerder waren verschenen in Psychoanalytisch Forum.Deze herhaling moet het gevolg zijn van een groot verlangen. Kennelijk ben ik niet de enige die een sterke behoefte heeft hoop te putten uit een positieve visie op het ouder worden.

Ik ben blij met deze bundel omdat ik indertijd niet alleen maar een deel kon volgen van de lezingen, maar ook werd afgeleid door triviale zaken. De presentatie vond ik ronduit saai, behalve de lezing van Peter van der Zwaal. Hij maakte het voor mij op een andere manier moeilijk zijn boodschap te horen. Hij presteerde het mijn brein te overspoelen met het ene na het andere literaire citaat, waar ik licht zwevend van werd en niet meer zo goed kon letten op wat er verder werd gezegd. Ik was zo onder de indruk van zijn Italiaanse dictie dat ik werd verhinderd nog verder te luisteren. Gelukkig word ik nu in de gelegenheid gesteld te lezen wat de auteur te vertellen heeft.

Het voorwoord, door Peter van der Zwaal, maakt melding van het feit dat er tot voor kort maar weinig door psychoanalytici werd geschreven over de middelbare leeftijd. Dit is waarschijnlijk vooral te wijten aan een afwijzende houding van Sigmund Freud zelf ten aanzien van de behandelmogelijkheden bij oudere mensen. Dat daarin verandering is gekomen, lijkt te maken te hebben met de oplossing van het oedipale conflict waarmee de psychoanalyse zat opgezadeld. De zonen en dochters van Freud durven eindelijk in opstand te komen zonder hun liefde voor hem te ontkennen, waardoor zij een volwassener en onafhankelijker positie zijn gaan innemen. Een andere reden waarom de psychoanalytische belangstelling voor mensen van gevorderde leeftijd gering is geweest, heeft te maken met een fascinatie voor het traumatische verleden ter verklaring en bewerking van problemen gedurende de therapeutische zittingen. Hoe verder verwijderd van deze in de vroege jeugd gesitueerde gebeurtenissen, hoe moeilijker het was daar therapeutisch contact mee te krijgen. De psychoanalyticus hield zich vooral bezig met de interacties in het verleden waarbij de actualiteit van de overdracht en de tegenoverdracht juist in dienst stond van de bewerking van deze vroeger vastgelegde structuren. De bewustwording moest een reconstructie van het kinderlijke verleden bewerkstelligen. De actualiteit als psychische realiteit had niet zoveel belang, laat staan een uitzicht op de toekomst. De dominantie van het genetische verklaringsmodel blijft in de psychoanalyse en vooral ook in de casuïstische bijdragen aanwezig, ondanks de kritische opmerkingen van binnen en buiten de psychoanalyse die ook in dit boek met instemming naar voren worden gebracht. Met de kritiek op de drift–theorie door de objectrelatie–theorie en de zelf–psychologie ontstond meer belangstelling voor fases in de rijpingsprocessen. De voortgaande separatie en individuatie zorgen hierbij voor continue transformaties van het narcistische zelf, juist ook in de latere levensfases. De verwoorders van deze nieuwe psychoanalytische kijk op de ontwikkeling van de mens zijn Colarusso, Pollock, Nemiroff en Settlage, die bij herhaling door verschillende auteurs in dit boek worden geciteerd. Zij wijzen het fasenmodel af ten gunste van een procesmatige benadering van de emotionele ontwikkeling, ook of juist ook gedurende de volwassenheid. Het gaat bij hen om een levenslang, geleidelijk en continu proces, waarin een voortdurende dynamische wisselwerking wordt onderhouden gedurende de gehele levensloop. Deze wisselwerking brengt telkens structurele psychische veranderingen voort. Pas in tweede instantie kunnen hieraan bij de leeftijd passende perioden worden onderscheiden.

De eerste bijdrage aan dit boek is van de redacteur zelf. Onder de titel ‘De "middelbare leeftijd" als constructie’ geeft hij een theoretische beschouwing over het onderwerp. Ten aanzien van de drie voorgestelde benaderingswijzen, te weten de chronologische, de diachronische en de synchronische of narratieve, spreekt de auteur met verve zijn voorkeur uit voor de laatste. In de narratieve benaderingswijze heeft de middelbare leeftijd de structuur van een verhaal met een specifieke thematiek, waarin eindigheid, tijdelijkheid en sterfelijkheid figureren. Volgens de schrijver zou zonder levensverhaal onze identiteit verbrokkelen of verdwijnen en zouden wij bijgevolg niet kunnen leven. De indeling in levensfases is kunstmatig en zeker niet gebaseerd op een ontologie, aldus de auteur. Een stap verder zou zijn om het leven uit te drukken in getallen zoals in de psychiatrie de laatste decennia op een bijna dwangmatige manier steeds meer lijkt te gebeuren. Deze ‘travail de chiffre’ en de indeling in fases zullen echter nooit in staat zijn een psychische realiteit uit te drukken. Een verhaal zal daar beter toe in staat zijn.

Soms kreeg ik bij lezing het gevoel dat de belangwekkende boodschap van Peter van der Zwaal verloren ging in het grote aantal literaire citaten, die overigens prachtig zijn ook bij afwezigheid van de stem van de auteur.

Goos Zwanikken geeft een nuchtere uiteenzetting van biologische, psychologische en sociologische aspecten van de middenjaren. Hij bekritiseert de maturistische en biologistische visie van de psychoanalyse op de psychische ontwikkeling van de mens en beschouwt haar als deterministisch en beperkend. Volgens hem neemt de psychische ontwikkeling een leven in beslag en vindt voortdurend herstructurering van de persoonlijkheid plaats. Tijdens de middelbare leeftijd kunnen zich specifieke problemen voordoen bij nieuwe taken en rollen die samenhangen met onafgewerkte emotionele zaken uit het verleden. Wanneer dan de ontwikkeling vastloopt, is de therapie erop gericht de stagnatie op te heffen en zo het beschadigde gevoel van eigenwaarde te herstellen.

De volgende auteur, mevrouw Bruijel, beschrijft het separatie–individuatieproces als onderdeel van de totstandkoming van psychische structuren. Ook de middelbare leeftijd is volgens haar een ontwikkelingsfase die kan worden belicht vanuit de separatie–individuatie–optiek. Enkele gevalsbeschrijvingen laten zien dat mensen van middelbare leeftijd wel degelijk baat kunnen hebben bij een psychotherapeutische behandeling.

Een interessante visie op de middelbare leeftijd wordt gegeven door mevrouw Halberstadt–Freud. Met haar bijdrage aan dit boek sluit zij een serie artikelen over de emotionele ontwikkeling van de vrouw en met name over de wisselvalligheden van de moeder–dochterrelatie af. Dit afsluitende essay is om minstens twee redenen interessant. In de eerste plaats omdat het gaat over de lotgevallen van en de wisselwerking tussen drie generaties vrouwen: Martha, haar moeder en haar dochter. Ten tweede omdat de auteur in de uitzonderlijke en gelukkige omstandigheden verkeerde dat zij dertig jaar na een geslaagde analyse dezelfde vrouw weer in haar spreekkamer ontmoette voor enkele gesprekken. Daardoor kon zij haar analyse en de verwerking ervan door Martha evalueren. De psychoanalytische behandeling zou volgens de schrijfster een herhaling van een traumatiserende moeder–dochterrelatie hebben voorkomen; bovendien kon achteraf ook nog ruimte ontstaan voor een positieve herbeleving van het dochter–zijn bij Martha. In plaats van te parasiteren op haar eigen dochter, heeft een identificatie met de volgende generatie plaatsgevonden die een intrapsychische reparatie van de moeder mogelijk maakte.

De overeenkomsten met de ideeën van een gezinstherapeut als Iwan Boszormenyi–Nagy dringen zich hier naar voren.

Jan van de Sande sluit deze bundel af met de frisse titel ‘Forever young?’, ontleend aan The last Waltz van Bob Dylan, inmiddels ook in de vijftig. Hij brengt de houding van psychoanalytici tegenover de behandeling van ‘tweede–levenshelftpatiënten’ in verband met hun eigen tegenoverdrachtsgevoelens, waarin angst voor het ouder worden figureert. De auteur analyseert deze weerstanden en brengt ze in verband met technische problemen die zich tijdens de behandeling kunnen voordoen. Twee sprekende klinische vignetten completeren zijn bijdrage.

Ik kom tot een samenvatting en beoordeling. Ik heb hoop kunnen putten uit dit boek. Na je vijftigste is het nog niet helemaal met je afgelopen. Integendeel zelfs, er tekenen zich nieuwe mogelijkheden af aan de horizon. Met de in het leven opgedane ervaring kan men veel betekenen voor anderen. Men kan zelfs iets nieuws ondernemen, waarbij iets wordt afgesloten en een nieuwe fase aanbreekt waarin zich nieuwe perspectieven ontvouwen. Voor een aantal mensen zal dit waar kunnen zijn, voor weinigen zal het ook daadwerkelijk zijn weggelegd. Kijkend naar de huidige arbeidsmarkt ontwaren we weinig mogelijkheden voor verandering van beroep of arbeidsplaats. Ik kan als psychiater nog heel wat nieuwe perspectieven openen, maar wanneer ik naar mijn patiënten kijk, dan is het perspectief van de meesten toch heel wat minder rooskleurig, zeker wanneer zij ouder dan veertig zijn.

Zoals gezegd straalt het boek een groot optimisme uit, maar dat staat in schril contrast met de magere theoretische onderbouwing. Van een psychoanalytisch gezelschap had ik toch wel wat meer verwacht. Er zaten nogal wat herhalingen in het boek, die de redacteur gemakkelijk had kunnen voorkomen. Consequent werd het passieve gerundivum ‘analysand’ in plaats van het op een gerundium lijkende en daardoor meer actie suggererende ‘analysant’ gebezigd. Ik zou mijn voorkeur willen uitspreken voor ‘analysant’, zeker waar het de toch al zo voor involutionaire gevaren kwetsbare groep van veertig–plussers betreft. De keuze van één andere letter kan hen al een hart onder de riem steken.

De meeste waardering heb ik voor de bijdrage van Peter van der Zwaal. Zijn narratieve visie op het ouder worden is intelligent, literair en onderhoudend naar voren gebracht. Ten slotte is dit boek aan te bevelen voor een ieder die in de geestelijke gezondheidszorg werkzaam is. Lezing ervan kan ook heel heilzaam zijn voor gewone burgers van een zekere leeftijd.


 

P. van der Zwaal (red.) De middelbare leeftijd. Psychoanalytische beschouwingen. Amsterdam: Boom, 1993, 192 pp., prijs ƒ 34,50.
 
Naar boven