De Amerikaanse gezinstherapeut van Italiaanse afkomst, James L. Framo wilde aanvankelijk – zo schrijft hij in het voorwoord – het ultieme boek schrijven over gezinstherapie. Een werktitel was reeds voorhanden: ‘An intergenerational approach to marital and family therapy’. Later werd deze titel gewijzigd in het ambitieuzere: ‘An intergenerational approach to marital and family therapy: marriage, divorce and family of origin’.
Gecorrigeerd door uitgever en echtgenote koos Framo uiteindelijk voor een bescheidener opzet door een boek te schrijven over dat deel van zijn werk dat hem het meest aan het hart ligt: de intergenerationele benadering van therapieën. Het boek is geheel gewijd aan de ‘family of origin consultation’. Dit is een door Framo veel gebruikte strategie waarin in de loop van een individuele of echtpaar–behandeling een tussensessie van 2 × 2 uur wordt ingelast met de leden van het oorspronkelijke gezin van (een van de) patiënten. Deze sessie wordt geleid door Framo en zijn echtgenote die als co–therapeut optreedt.
Framo had, naar hij zegt, twee motieven voor het schrijven van dit boek. Een handleiding geven voor de procedure die hij als de meest werkzame van zijn therapeutisch werk beschouwt en stelling nemen tegen de in de Amerikaanse GGZ opkomende beweging waarin mensen voor hun eigen bestwil worden geadviseerd hun familiebanden (voor zover die er nog zijn) geheel door te snijden. Framo benadrukt door het hele boek de onverbrekelijkheid van de familieband. Breuken zijn schijn–breuken. Ze leveren meer schade dan voordelen.
1. |
Inleiding (hoofdstuk 1).
|
2. |
Therapeutisch proces (hoofdstuk 2 t/m 6).
|
3. |
Theoretische en klinische implicaties (hoofdstuk 7 t/m 8).
|
4. |
Gevalsbeschrijvingen (hoofdstuk 9).
|
Het boek eindigt met een openhartige beschrijving van de familiebiografie van Framo, in de geest van het boek.
De inleiding (hoofdstuk 1) start met Framo's centrale stelling: Verborgen (onbewuste) transgenerationele krachten oefenen een bepalende invloed uit op actuele intieme relaties. Relatie–, huwelijks– en persoonlijke problemen worden primair gezien als pogingen om verstoorde verhoudingen uit de oorspronkelijke familieverbanden (c.q. vroegkinderlijke periode van de patiënt) op te lossen. Framo's stelling is verwant aan het objectrelatie–theoretische paradigma uit de psychodynamische theorie. Het grote verschil, en daarover gaat het boek, zit in hoe je ermee omgaat. In plaats van via overdachts–ontwikkeling, duiding en afwikkeling het probleem te kanaliseren, nodigt Framo de ouders en zo mogelijk alle broers en zussen van de patiënt uit. Immers, niet alleen de patiënt heeft door vroegkinderlijke gebeurtenissen en beperkingen vertekende beelden; de andere familieleden hebben dat ook. In de twee sessies met de familie van herkomst worden dergelijke beelden bespreekbaar gemaakt, uitgewerkt en opgelost of anderszins tot reële proporties teruggebracht. Vanwege de soms grote afstanden die familieleden voor het bijwonen van de sessies moeten afleggen, vinden de sessies meestal plaats op vrijdagavond en zaterdag.
1. |
ze duurt korter en staat toch garant voor ingrijpende veranderingen;
|
2. |
het risico van vervreemding van de oorspronkelijke familie is kleiner;
|
3. |
familieverbanden worden hersteld/ versterkt;
|
4. |
de leden van de familie van herkomst worden er ook beter van.
|
De behandeling is het meest geschikt voor patiënten die reeds in individuele of partner–behandeling zijn en bij wie verstoorde vroegkinderlijke relaties een rol in het klachtenpatroon lijken te spelen.
1. |
beschrijving in termen van fasen en de belangrijkste items en technische problemen die per fase aan de orde kunnen komen;
|
2. |
beschrijving van door de therapeut in acht te nemen regels;
|
3. |
beschrijving van verschijnselen die zich per fase kunnen aanbieden (boosheid over aangedaan onrecht; realisering dat ouders
ook maar mensen zijn; onthullingen; rechtvaardiging over boosheid, begrip/vergiffenis);
|
4. |
beschrijving van valkuilen en contra–indicaties;
|
5. |
technieken en procedures.
|
Veel nadruk wordt gelegd op het hanteren van weerstand en het reduceren van de angst die zich in de verschillende fasen bij alle participanten voordoet. Van de therapeut wordt een actieve, steunende houding verwacht. Enerzijds ferm: ‘We gaan door op de ingeslagen weg’; ‘Herstel van familiebanden is van levensbelang’. Anderzijds helpend en toelichtend.
Belangrijke technieken zijn: uitleg geven, herdefiniëren en psycho–educatie.
Nadrukkelijk wordt beschreven dat de familieleden niet als patiënten dienen te worden beschouwd en hoe daar in de verschillende stadia mee moet worden omgegaan. (Bespreking vooraf met patiënt in kwestie; toelichting en explicatie bij de start van de zittingen met het gezin van oorsprong.)
Naast het bespreken van angst en weerstand wordt veel zorg besteed aan het opstellen van een agenda en het selecteren van thema's die tijdens de sessies ter sprake moeten komen. In dit (voorbereidende) stadium speelt de partner een belangrijke rol als co–referent. De partner is overigens bij de familiesessies niet aanwezig. Wel krijgt hij/zij later de banden die tijdens de sessies worden opgenomen te zien of te horen.
De procedure eindigt met een de–briefing waarin in het bijzijn van de partner wordt nabeschouwd. Thema's voor de toekomst worden gesignaleerd en besproken wordt hoe verder zal worden gehandeld.
In hoofdstuk 7, getiteld ‘Theoretische implicaties’, zet Framo zijn theoretische ideeën uiteen: mensen kiezen volgens hem niet de partner die ze willen. Partners worden gekozen om in een dyadisch frame (huwelijk) niet gerealiseerde vroegkinderlijke behoeften alsnog te bevredigen.
De ‘gezin–van–oorsprong’–methode biedt de gelegenheid om terug te gaan naar de bron. In directe confrontatie met belangrijke personen uit het verleden kunnen de geïnternaliseerde objecten worden ontdaan van hun rigide, eenzijdige connotaties. De geïnternaliseerde objecten krijgen in de directe confrontatie nieuwe contouren. Ze moeten minder bevochten, gevreesd of genoegen gedaan worden. De primitieve al dan niet in anderen geprojecteerde innerlijke objecten kunnen losser worden gemaakt. Hierdoor kunnen ambivalentie en agressie constructiever worden gehanteerd.
In hoofdstuk 8, getiteld ‘Clinical implications’, vraagt Framo zich af in hoeverre bij de ‘gezin–van–oorsprong’–methode van therapie in klassieke zin kan worden gesproken. Immers, de deelnemers nemen op verzoek tijdelijk deel aan de therapie van een ander. Ze zijn geen patiënt in strikte zin. Anderzijds blijkt de procedure ook op hen een heilzaam/therapeutisch effect te hebben.
In dit hoofdstuk wordt verder ingegaan op indicaties en contra–indicaties. In beide gevallen somt Framo lange rijen met al dan niet geschikte situaties op. Mijns inziens komt het vooral neer op de vraag of patiënten in staat zijn een relatie te leggen tussen gebeurtenissen in hun jeugd en huidige gedragsfenomenen. Men moet over een relativerende kijk op zichzelf en zijn vroegere en huidige functioneren beschikken. Tevens moet vooraf duidelijk zijn dat ook ouders over deze eigenschappen beschikken. Als ouders bankroet zijn (niet in staat tot inleving en reflectie), moet je er volgens Framo niet aan beginnen.
Framo lijkt zich hiermee te beperken tot de middle–class groep, die tevens beschikt over een behoorlijk leervermogen, een redelijke frustratie– en angsttolerantie en een intacte familie.
Ik heb dit boek met gemengde gevoelens gelezen. Aan de ene kant is het boek in zijn opbouw en theoretische onderbouwing slordig. Er zit niet de lijn, orde en degelijkheid in die ik van een leerboek – en dat was Framo's opzet – verwacht.
Aan de andere kant is het vooral in de praktische stukken concreet en gedetailleerd. In die zin is het zeker geen onbruikbare handleiding. De vraag is of het verwijt in eerste instantie voor Framo geldt, die enthousiast en met kennis van zaken over zijn ‘gezin–van–oorsprong’–methode vertelt (maar die al vertellend zich herhaalt, stukken vergeet, wisselt van grote lijn naar detail enz.) of dat de uitgever moet worden verweten te weinig ordenend te zijn opgetreden.
De basishypothese die Framo hanteert: vroegkinderlijke intieme relaties zijn bepalend voor de verdere ontwikkeling van mensen, wordt als een absolute regel gehanteerd. In het licht van recent onderzoek, bijvoorbeeld op het gebied van de gedragsgenetica, zou enige relativering op zijn plaats zijn.
Het boek beschrijft een techniek die de moeite waard lijkt, maar die in zijn vorm het meeste weg heeft van een handleiding bij een cursus. Tijdens een cursus is er echter de mogelijkheid om vragen te stellen en onduidelijkheden uit de weg te ruimen.
Framo heeft, als emigrant van de tweede generatie uit Italië, nog sterke banden met zijn verleden. In zijn biografie komt dit tot uiting in het matriarchale accent op de familietraditie; taal– en eetgewoonten. Tegelijkertijd is hij degene van zijn familie die het meest is geïntegreerd in de nieuwe samenleving. De breuk met het verleden wordt daardoor mogelijk juist door hem het sterkst gevoeld. De ‘gezin–van–oorsprong’–strategie is naast een creatieve oplossing voor Framo's eigen intergenerationele probleem een methodiek die behulpzaam kan zijn bij het op constructieve wijze omgaan met faseveranderingen. Potentiële breuken, met alle destructieve gevolgen van dien, kunnen daardoor worden voorkomen.
Voor migranten van de tweede en derde generaties kan de ‘gezin–van–oorsprong’–strategie een vruchtbare methodiek zijn, een aanvulling van het gezinstherapeutische arsenaal. Ik denk hierbij aan fase–, overgangs– en culturatieproblemen, die zonder explicitering voor de nodige persoonlijke en sociale valkuilen zorgen.
Literatuur
James L. Framo Family of Origin Therapy; an intergenerational approach. New York: Brunner/Mazel, 1992. |