Eerste Vlaams–Nederlandse Gestalt–congres: Gestalt–therapie: een experiëntiële psychotherapie: psychotherapie van het gewaarzijn, 1–2 oktober 1993 te Houthalen–Helchteren

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 1994
10.1007/BF03079176

Gehoord

Eerste Vlaams–Nederlandse Gestalt–congres: Gestalt–therapie: een experiëntiële psychotherapie: psychotherapie van het gewaarzijn, 1–2 oktober 1993 te Houthalen–Helchteren

Claude MissiaenContact Information

(1) 

Samenvatting  
De Gestalt–therapie viert haar vijftigste verjaardag. Het verhaal begint bij de eerste publikatie van Fritz Perls, Ego, Hunger and Agression, waarin hij op een kritische manier afstand neemt van de psychoanalytische theorie. Sindsdien zijn de betekenis en de erkenning van de Gestalt–therapie gestaag toegenomen in de Verenigde Staten en Canada, en in Europese landen zoals Duitsland, Engeland, Frankrijk, Spanje, Nederland en België. De Europese verankering bleek onder andere uit het in 1992 te Parijs gehouden Vierde Europese Gestalt–congres, waarin een terugblik werd gewijd aan een halve eeuw Gestalt–therapie.
C. Missiaen, klinisch psycholoog, is staflid van de Faculteit voor Mens en Samenleving te Turnhout. Hij maakt daar onder meer deel uit van de opleidingsstaf van de Opleiding Experiëntiële Cliëntgerichte Psychotherapie. Tevens is hij voorzitter van de Vereniging voor Client–Centered Psychotherapie.

De Gestalt–therapie viert haar vijftigste verjaardag. Het verhaal begint bij de eerste publikatie van Fritz Perls, Ego, Hunger and Agression, waarin hij op een kritische manier afstand neemt van de psychoanalytische theorie. Sindsdien zijn de betekenis en de erkenning van de Gestalt–therapie gestaag toegenomen in de Verenigde Staten en Canada, en in Europese landen zoals Duitsland, Engeland, Frankrijk, Spanje, Nederland en België. De Europese verankering bleek onder andere uit het in 1992 te Parijs gehouden Vierde Europese Gestalt–congres, waarin een terugblik werd gewijd aan een halve eeuw Gestalt–therapie.

De Vlaamse en de Nederlandse Vereniging voor Gestalt–therapie, beide bescheiden verenigingen, sloegen voor het eerst de handen ineen voor het organiseren van een congres dat de Gestalt–therapie wil profileren als een experiëntiële psychotherapie, waarin begrippen als ervaring, gewaarzijn en contact als sleutelbegrippen naar voren komen. Opvallend was dat in het programma weinig ruimte was gemaakt voor ‘methodieken’ of ‘technieken’, aspecten waar de Gestalt–therapie nog steeds vaak mee wordt vereenzelvigd. Ook in de psychotherapiewereld zijn (voor)oordelen vaak hardnekkig en moeilijk uit te roeien.

De klemtoon lag tijdens dit congres wél op de vele manieren waarop de therapeut het ervaren en de ‘awareness’ bij zijn cliënt kan helpen exploreren en verder vorm kan helpen geven, in de therapeutische relatie én in de concrete levenssituatie van de cliënt. In verschillende workshops en presentaties merkte ik de bekommernis om de therapeutische relatie, die ook in de Gestalt–therapie gekenmerkt wordt door empathie, acceptatie, reëel nabijzijn, respect, transparantie en zorgzame confrontatie.

Het congres werd geopend door prof. dr. P. B. Bierkens, hoogleraar aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen. Zijn betoog over de ontwikkelingen in Nederland gedurende de laatste twintig jaar op het gebied van de psychotherapie was erg in de breedte uitgewerkt en bood daardoor te weinig een echte aanzet voor het thema waarvoor ik gekomen was, namelijk de experiëntiële Gestalt–therapie. Bovendien bleek de spreker zelf ook niet zo heel veel kaas gegeten te hebben van het experiëntiële gehalte van therapeutische gesprekken.

Het tweede dagdeel van de eerste congresdag werd ingevuld met verschillende kortere presentaties en/of workshops. Een aangename formule: het aanbod was niet overrompelend groot (ieder blok telde vijf alternatieven) en was toch evenwichtig uitgebouwd. Een greep uit het programma: overdracht en tegenoverdracht in de Gestalt–therapie, het individu als figuur in contact met zijn ‘familie’–achtergronden, therapie met borderline cliënten, een fenomenologische benadering in het werken met dromen, ‘awareness’ en trauma–behandeling, lichaamswerk als geïntegreerd aspect van Gestalt–therapie, Gestalt–therapie en ziekteverzuimpreventie.

Ik breng hier kort verslag uit van de work–shops die ik zelf bezocht.

Het thema ‘het lichaam in de psychotherapie’ trok mijn aandacht omdat ik ervaar dat het lichaam in therapie vaak een zeer actuele en zeer concrete gegevenheid vormt in het therapeutische gesprek, maar heel dikwijls genegeerd of doodgezwegen wordt. De workshop werd verzorgd door Daan van Praag, medewerker aan de psychotrauma–behandeling in het Jellinek Centrum, zelfstandig gevestigd psychotherapeut en opleider. Net als in de cliëntgerichte experiëntiële theorievorming over het lichaam had Van Praag het over het organisme in zijn omgeving, een twee–eenheid, die niet van elkaar te scheiden zijn als een geest en een lichaam. De klemtoon in de Gestalt–therapie ligt op het zich bewust worden (‘awareness’) van zijn lichaam als drager van betekenissen; de therapeutische relatie is een ruimte waarin de cliënt verbindingen legt tussen zijn lichamelijk gewaarworden en zijn hele bestaan. Opmerkelijk was de stellingname van de spreker omtrent aanraking in therapie. Hij stelde dat de Gestalt–therapie meer het aspect lichamelijkheid in therapie moet binnenbrengen, op een behoedzame en respectvolle manier. Fysiologie en energiehuishouding van het lichaam horen wat hem betreft thuis in (vervolg)opleidingen voor psychotherapeuten.

De tweede workshop die ik bijwoonde droeg als titel ‘Ontmoeting met beeldende kunst: een Gestalt–benadering’. Het thema van het kunstwerk als een ontmoeting tussen de kunstenaar en zijn wereld werd kort ingeleid door Luc Declercq, staflid en opleider aan het Instituut voor Communicatie te Kortrijk. Daarna werden de deelnemers uitgenodigd een dialoog aan te gaan met hedendaagse kunstwerken, als ingangspoort om zichzelf zoekend en creatief te ervaren. Ik ondervond dat dit een krachtige invalsweg kán betekenen om therapeutische processen te faciliteren of te verdiepen. Deze workshop zou echter aan kwaliteit gewonnen hebben indien de link was gelegd tussen deze werkwijze en het inpassen ervan in individuele of groepspsychotherapie.

De tweede congresdag werd geopend met een lezing van Jacques Hanouille over Gestalt–therapie met levensbedreigende ziekten. Hanouille, pastoraal begeleider van terminale patiënten en zelf kankerpatiënt, belichtte op een ontroerende en krachtige manier zijn eigen patiëntervaringen van ‘niet beluisterd worden’. Hij hield een warm pleidooi voor het als hulpverlener respecteren van het ziekteverwerkings– en rouwproces van de cliënt. Volgen, niet sturen, niet tegen weerstand van de cliënt opboksen, alle energie richten op de levensprocessen, sterke nadruk op zingevingsprocessen, de cliënt helpen de Gestalt van zijn leven tot een zinvol einde te brengen: dit zijn enkele trefwoorden uit zijn betoog over hoe als professioneel hulpverlener om te gaan met terminale patiënten. Ook hier weer de zorg voor het niet bruskeren van cliënten, het zorgvuldig omgaan met de therapeutische relatie en een uitgesproken nadruk op het belevingsniveau, stilstaan bij wat zich bij de cliënt aandient.

Na deze lezing weer een workshop in kleinere groep. Magdaleen De Bruyckere, zelfstandig gevestigd psychotherapeute, had het over het aangaan van een vertrouwensrelatie met cliënten die in hun vertrouwen diep geschonden zijn, voornamelijk mensen met incest–ervaringen. De therapeut ziet zich geconfronteerd met de zeer complexe opdracht om het vertrouwen te winnen van zijn cliënt die precies in het meeste intieme vertrouwen zwaar beschadigd is. Een boeiend gegeven, waaromheen spreekster haar eigen ideeën en ervaringen naar voren bracht en zo haar vertrouwdheid met het thema duidelijk liet voelen. Even boeiend waren haar zeer gerichte vragen naar elk van ons. Het confronteerde de aanwezigen met het eigen onvermogen in het omgaan met ‘beschadigde’ cliënten of met de wens om het irreële schuldgevoel dat de cliënt meedraagt te verzachten of weg te nemen. De Bruyckere pleitte ervoor om de cliënt in zijn gekwetst zijn helemaal te laten zijn zoals hij op dat moment verschijnt, en tegelijk in onze eigen belevingswereld als therapeut kritisch uit te zuiveren wat bij ons en wat bij de cliënt thuishoort. Het experiëntiële en fenomenologische gedachtengoed werd hier op een zeer directe en zinvolle manier tot bij de deelnemers van de workshop gebracht.

De laatste plenaire lezing werd gehouden in de namiddag van de tweede dag en sloot zo het congres af. Georges Wollants, directeur en opleider van de Faculteit voor Mens en Samenleving, belichtte de Gestalt–therapie als een symmorfoseproces: het proces waarin therapeut en cliënt samen vormen laten ontstaan om te ‘processen’ wat impliciet is, dat wil zeggen te exploreren, in beleving te laten komen wat er op dat moment is, datgene te symboliseren en uit te drukken waar de cliënt in zijn proces in het hier–en–nu mee bezig is. Wollants legde de nadruk op het sámen tot stand laten komen en zette zich hierin sterk af tegen een scheefgroei (bas–taardisering) in de Gestalt–therapie, die zeer confronterend moest zijn, catharsisgericht, therapeut–gecentreerd en directief, soms vernederend en met een dirigerende therapeut die zelf buiten schot bleef. Hij ging terug naar auteurs als Laura Perls, Goodman en Yontef om aan te tonen dat Gestalt–therapie een existentiële, experiëntiële en experimentele psychotherapievorm is. Het ‘experiment’, het vormgeven aan datgene wat er op dat moment in het therapeutisch gesprek aan de orde is, situeert zich in een proces van symmorfose. Ook hier weer een waarschuwing tegen onrijpe, eenzijdige of schadelijke vormgevingen: ‘Het beste experiment is de therapeutische relatie zelf… Experimenten zijn alleen te verantwoorden als ze een aanvulling vormen op de grondvorm, daar waar de grondvorm alléén niet zou volstaan.’

Naar mijn mening maakte dit congres waar wat het beloofde, namelijk de Gestalt–therapie naar voren te schuiven als een waardevolle psychotherapievorm die stevig is ingebed in de experiëntiële psychotherapie. Typisch aan deze vertegenwoordiger in het experiëntiële werkveld is de bekommernis om als therapeut iets actiever aanwezig te zijn bij de cliënt. Ik heb op deze bijeenkomsten gemerkt dat in deze directere (een beter woord dan directieve) aanpak ook veel aandacht is voor het respectvol omgaan met de cliënt en zijn levenssituatie.

Naar boven