Psychotherapie bij lesbische cliënten: de therapeut als ‘wetende getuige’

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 1994
10.1007/BF03079171

Serie Vrouw en psychotherapie

Psychotherapie bij lesbische cliënten: de therapeut als ‘wetende getuige’

Coby LangenkampContact Information Anne Swart

(1) 


Abstract  
In onze samenleving verinnerlijken mensen negatieve boodschappen over vrouwelijke seksualiteit, lesbische vrouwen en lesbische seksualiteit. We zijn ons meestal niet bewust hoe sterk deze boodschappen zijn en hoe onze emoties en gedrag erdoor beïnvloed worden wanneer we met lesbische vrouwen of onze eigen homoseksuele wensen geconfronteerd worden.
In dit artikel presenteren de auteurs enkele manieren van behandelen van relatieproblemen bij lesbische paren, alsmede de individuele behandeling van een ‘masculien imponerende’ lesbische vrouw. Zij focussen op de psychologische gevolgen van verinnerlijkte onderdrukking. Zowel cliënten als therapeuten hebben de neiging het ‘specifiek lesbische’ aan de gepresenteerde problemen te onder– of overschatten. Verschillende overlevingsstrategieën worden beschreven en speciale interventies en attitudes aanbevolen.
Summary  
People internalise negative messages about female sexuality, lesbians and lesbian sexuality. Often we are not aware of the impact of these messages and how they in–fluence the way we feel, think and act when confronted with lesbians or our own homosexual wishes. Clients, as well as therapists, tend either to over– or underestimate the problems that lesbians preset in therapy.
In this article the authors present ways of handling the problems of lesbian couples and individuals. They focus on the role of unconscious attitudes towards lesbian sexuality in therapy and the psychological consequences on internalised oppression. The different kinds of devensive strategies are highlighted and special interventions are recommended.


Coby Langenkamp (1950), maatschappelijk werkster VO, werkt in eigen praktijk en bij de Jhr. Mr. J.A. Schorerstichting als therapeute voor lesbische cliënten. Vanaf januari 1993 werkt zij bij de RIAGG RNW te Vlaardingen voor dezelfde doelgroep.
Anne Swart (1951), therapeutisch hulpverleenster VO, werkt in eigen praktijk met lesbische vrouwen. Zij geeft cursussen aan lesbische vrouwen en lesbische hulpverleensters in Nederland en België.
Correspondentieadres: Fregatstraat 146, 3534 RJ Utrecht.

Inleiding

In het werken met lesbische paren is het belangrijk om overlevingspatronen, oplossingsstrategieën, gedragsproblemen, communicatieproblemen en angsten of overtuigingen, te kunnen plaatsen in de geschiedenis van, en de socialisatie tot, vrouwen en lesbiennes.

Hierin is het de taak van de therapeute te weten wat onderdrukking en stigmatisering inhouden en wat de gevolgen ervan kunnen zijn voor de ontwikkeling van de persoonlijkheid. Bestudering van dit thema en zelfonderzoek zijn derhalve noodzakelijk.

De therapeute zal, in tegenstelling tot hetgeen in de meeste psychotherapie–opleidingen onderwezen wordt, actief moeten uitnodigen om over ‘het lesbische’ te praten.


Kenmerken en gevolgen van onderdrukking
Voor we tot het beschrijven van het therapieproces overgaan lijkt het zinvol om enkele kenmerken van onderdrukking op een rijtje te zetten (zie bijvoorbeeld Miller, 1990). Het is hierbij van belang zich te realiseren dat iedereen, passief of actief, bij dit mechanisme betrokken is, vaak ongewild en onbewust. De machtsmiddelen zijn in onze tijd vooral psychologisch.
1. 
Degene die onderdrukt wordt bezit niet genoeg machtsmiddelen tegenover de anderen, in dit geval de dominante heterocultuur.
2. 
Er is sprake van een stelselmatig slechte behandeling, waarbij degene die doelwit is van de onderdrukking de boodschap krijgt dat deze behandeling ‘verdiend’ is.
3. 
De onderdrukking wordt verdoezeld en ontkend, alsof er helemaal geen sprake is van een slechte behandeling.
4. 
Degene die doelwit is van de stelselmatige, maar niet openlijke, onderdrukking, gaat geloven dat de negatieve en pijnlijke ervaringen die zij heeft voortkomen uit het gegeven dat er iets met haarzelf niet in orde is.

Zowel therapeuten als cliënten onderschatten vaak de effecten die onderdrukking heeft op de psyche en het gedrag. Hier kunnen verscheidene gebeurtenissen uit de geschiedenis van een cliënte een rol spelen.


De wetende getuige

In dit artikel wordt enkele keren gesproken over de therapeute als ‘wetende getuige’. Wil je als therapeute de cliënte het gevoel geven dat ze oprecht emotioneel gesteund wordt, dan zul je onderdrukkingsmomenten, en de gevolgen daarvan, uit je eigen geschiedenis moeten (her)kennen. Om open naar een ander te kunnen kijken, moet je weten hoe je zelf geworden bent tot de man of vrouw die je nu bent.

Concreet dient de therapeute in dit geval te weten:
1. 
dat er een aantasting heeft plaatsgevonden van het fundamentele gevoel van bestaansrecht;
2. 
dat deze aantasting iedere dag bevestigd wordt (zie boven);
3. 
dat de cliënte een vaak verborgen angst heeft voor afwijzing en geweld en dat geweld in het heden niet uit te sluiten is;
4. 
dat de cliënte bepaalde belevingen niet kan traceren als voortkomend uit ondergane onderdrukking en zichzelf zal zien als degene met tekortkomingen en eigenaardigheden;
5. 
dat de cliënte overlevingspatronen en oplossingsstrategieën heeft ontwikkeld om pijn te weren.

Lesbische vrouwen laten zo'n diversiteit aan geschiedenis, persoonlijkheidsontwikkeling en zelfbeleving zien, dat hun ernstig te kort zou worden gedaan als hieraan geen aandacht werd besteed in de therapeutische benadering. Tegen de achtergrond van maatschappelijke en (sub)culturele ontwikkelingen rond gender–identiteit, mannelijkheid en vrouwelijkheid zullen we kijken naar de gevolgen voor de persoonlijkheidsbeleving van zogeheten ‘butchvrouwen’ en het therapeutisch proces van een van hen beschrijven. Deze keuze wordt ingegeven door het ervaringsgegeven dat butchvrouwen een socialisatiegeschiedenis hebben die op een aantal punten specifiek te noemen is. Veel lesbische vrouwen konden zich als meisje met geen mogelijkheid in de toegedeelde rol vinden en schikken. Maar er was weinig keus. Een gevoel ‘anders’ te zijn hebben vele meisjes aangewend om zich daadwerkelijk en/of gevoelsmatig te isoleren. Zo'n ‘muur’ om zich heen zal iemand vaak alleen af willen en kunnen breken wanneer er een ‘wetende getuige’ is.

Achtereenvolgens zullen relatietherapie en individuele therapie met lesbische cliënten besproken worden.


1. Relatieproblemen bij lesbische paren
De positie van lesbische paren in de maatschappij

Het staat buiten kijf dat de maatschappij waarin wij leven heteroseksueel georganiseerd is. Het is nog verwonderlijk dat zo veel vrouwen in contact blijven of komen met hun lesbische verlangen, aangezien de hele wereld om hen heen het heteroseksuele ideaalbeeld weerspiegelt.

Lesbische liefdes en leefstijlen ontbreken bijna geheel in de beelden die onze leefwereld representeren. Als er al eens sprake is van een lesbische liefde dan loopt het meestal snel slecht af en wordt de relatie volslagen a–seksueel getoond. Lesbische seksualiteit en relaties worden negatief gelabeld: als geperverteerd; crimineel; deviant; onnatuurlijk; ziek; zondig; vies; pathologisch; niet serieus te nemen; onderwerp van denigrerende mopjes.

Als kind nemen we de negatieve houding ten opzichte van het lesbische (ook het verzwijgen is een negatieve houding) zonder afweer in ons op, niet wetende of we later een lesbisch of hetero leven zullen gaan leiden. Derhalve komen we zelden iemand tegen, lesbisch, homo, bi of hetero, die zonder negatief oordeel over lesbische vrouwen kan denken. Omdat heteroseksualiteit als waarheid en norm wordt ervaren, zijn we ons er niet altijd van bewust hoe sterk we vanuit dát wereldbeeld reageren op de mensen om ons heen.

Zowel bij lesbische als bij hetero paren ontmoeten we problemen met distantie, nabijheid, intimiteit en macht als voornaamste zorgen. Conflicten gaan over geld, intimiteit, seks en taken. De verhouding tussen verbondenheid en autonomie is de motor van angst en hoop. Relatieproblemen hebben bijna altijd te maken met ontevredenheid over deze verhouding.

Er is ook verschil in relatieproblemen bij hetero paren en lesbische paren. Grofweg gezegd staat de ‘buitenwacht’ negatiever tegenover lesbische relaties dan tegenover hetero relaties. Daardoor ervaren lesbische paren andere problemen én beleven zij vaak ‘dezelfde’ problemen als anders. De band tussen twee vrouwen ziet er anders uit dan de band tussen man en vrouw. In de hulpverlening bestaat nog vaak een blinde vlek voor deze verschillen, en het lijkt ons belangrijk om van de verschillen tussen hetero en lesbische paren doordrongen te raken, opdat lesbische cliënten adequaat geholpen kunnen worden en zich begrepen en gesteund kunnen voelen.

Identiteitsontwikkeling

In de meeste hetero relaties zijn de verschillen tussen de partners duidelijk. In de meeste lesbische relaties springen de verschillen niet zo in het oog, al is het alleen al omdat het om twee vrouwen gaat. (Lesbische) vrouwen hebben vaak de diepgewortelde overtuiging dat het slecht en gevaarlijk is te verschillen van de andere vrouw. Het verlangen naar individuatie of autonomie is dan pijnlijk en ambivalent.

Het zoeken naar de verhouding tussen ‘ik’ en ‘wij’, individualiteit en verbonden zijn, onafhankelijkheid en afhankelijkheid ligt vaak ten grondslag aan machtsstrijd. Dit universele gegeven ziet er volkomen anders uit voor een gemiddeld lesbisch paar. Het is een valkuil voor therapeuten om de ervaring en strijd van lesbische vrouwen als negatief te beschouwen, omdat zij zo anders is dan de ‘normale’ ervaring en strijd van hetero paren.

De behandeling

In het therapeutisch werken met lesbische paren maken wij geïntegreerd gebruik van verschillende theorieën en methoden. Zo werken wij onder andere vanuit systeemtheoretische en directieve referentiekaders en werken wij bijvoorbeeld met communicatie–oefeningen, gedragsoefeningen en imaginatie. Daarbij toetsen wij deze theorieën en methoden op feministische criteria.


Casus 1

Dorien en Astrid hebben last van spanningen in de relatie. Dorien werkt bij een uitzendbureau. Alle collega's zijn hetero. Zij durft niet uit te komen voor haar relatie met Astrid, uit angst dat ze weggepest zal worden. Dit gaat zo ver, dat zij niet hand in hand met haar op straat wil lopen. Ook de familie van Dorien weet niet van haar relatie met Astrid, althans niet dat het om meer dan vriendschap gaat.

Astrid werkt in de verpleging. Zij is wel open over haar lesbische leefstijl. Aanvankelijk dacht Astrid dat Dorien wel bij zou trekken, maar na vier jaar zijn haar boosheid en teleurstelling zo hevig, dat ze steeds vaker ruzie maakt met Dorien.

Verborgen boodschappen en conflicten

Dorien geeft een duidelijke grens aan hoe openlijk zij wil/kan zijn over haar liefdesrelatie met Astrid, uit angst afgewezen te worden door collega's en familie. Ze geeft hiermee aan afwijzing niet te kunnen verdragen. Het zou erop kunnen duiden dat zij zichzelf afwijst in haar lesbische identiteit. Dorien doet een beroep op Astrids bescherming.

Astrid heeft juist behoefte aan erkenning van haar lesbische leefstijl. Het tonen van je lesbische relatie kan die erkenning bewerkstelligen. Zij is er ongetwijfeld gevoelig voor dat ze wéér moeten zwijgen, en haar gevoelens moet ontkennen. Astrid doet een beroep op Doriens strijdbaarheid.

Hun onderliggende conflict is dat zij hiermee eigenlijk elkaars tegenstandsters zijn geworden. Astrids behoefte aan openheid is bedreigend voor Doriens gevoel van veiligheid, en Doriens behoefte aan verbergen van haar lesbisch–zijn is bedreigend voor Astrids gevoel van veiligheid.

Interventies

Bij een casus als deze begin ik met relatiegesprekken. Ik zal voor beide vrouwen een ‘wetende getuige’ zijn van hun geïsoleerde en eenzame strijd. Ik zal hen uitnodigen mij (en dus ook elkaar) over zichzelf te vertellen en meer gevoelens, teleurstellingen, angsten, wensen en behoeften te onthullen. Eventueel maak ik gebruik van toekomst–imaginatie (‘Wat zou er gebeuren als…?’). Voor ik met gesprekken begin leg ik uit hoe ik werk en vanuit welke visie. In deze situatie ga ik na of Astrid het volhoudt door te gaan zonder verandering, en leg ik uit dat veranderen moeilijk is en pas kan als beiden de consequenties aanvaarden en aankunnen. Ik zal zeker niet nalaten hen te bevestigen in hun relatie en in hun moed om in therapie te gaan. Later in de therapie, als zij wat vertrouwd zijn met mij, met praten over zichzelf en met aandachtig luisteren naar elkaar, gebruik ik vaak een genogram om uit te zoeken welke mechanismen in de relatie te verklaren zijn uit ieders persoonlijke geschiedenis. Ik gebruik transactionele analyse om bepaalde interacties te verklaren en veranderen.

Het is de vraag of Dorien binnen deze setting aan haar acceptatie en coming–out–probleem kan werken. In beginsel ga ik ervan uit dat ze dat niet kan en wil. Het is aan Astrid en Dorien met dat gegeven zó om te gaan dat het voor beiden aanvaardbaar is, dan wel dat het niet oké is en de relatie verbroken wordt. Het gaat er mij in eerste instantie om hen te helpen uitzoeken óf, en hoe, zij kunnen omgaan met hun partner zoals ze is.

Het is mijn ervaring dat een vrouw als Dorien op een gegeven moment zichzelf ten doel stelt om zich als lesbische vrouw steviger te gaan voelen. Afhankelijk van de situatie kan ze dat in individuele therapie doen, of in een therapie waarbij de partner aanwezig is. De therapie met een cliënte die zichzelf als lesbische vrouw wil leren accepteren en sterk maken vergt een aparte benadering.

In de behandeling is het altijd belangrijk te weten te komen of de vrouwen in een netwerk opgenomen zijn en om, als dat niet het geval is, hen te stimuleren dat op te bouwen.

Machtsverschillen in lesbische relaties

In het bovenstaande noemde ik macht als een van de strijdpunten in elke relatie. Dat mag iedere therapeut duidelijk zijn, voor veel lesbische vrouwen is dit een schokkende en schaamtevolle ontdekking. Niet alleen hetero mannen en vrouwen groeien op met een romantisch beeld van de liefde, met irreële en te hoge verwachtingen. Ook lesbische vrouwen creëren meestal in hun fantasie een mooi sprookje. Een onderdeel van dat sprookje is dat zij, als vrouwen onder elkaar, geen last hebben van die ongelijke machtspositie, waar hetero koppels wel mee te maken hebben. Er is immers minder vaak sprake van sociaal–economisch positie– en rolverschil.

Wanneer er dan toch een machtsstrijd blijkt te zijn, wordt dit gevoeld als een persoonlijke kwestie. Meestal bestaat de overtuiging dat zij het enige lesbische paar zijn dat een machtsstrijd heeft. Dit leidt tot een gevoel van schaamte en de angst als persoon te falen.


Casus 2

Sjanet en Myrna hebben zeven jaar een relatie en wonen bijna even zo lang samen. Sjanet is maatschappelijk werkster en Myrna is huisarts. Zij komen in therapie met het schaamrood op de kaken. Er zijn bijna elke dag hooglopende ruzies. Zij schamen zich diep zo ver ‘gezonken’ te zijn als lesbische vrouwen: ‘Dat doen wij toch niet?’. Omdat beiden de overtuiging hebben dat lesbische vrouwen zich niet ‘verlagen’ tot machtsstrijd in een liefdesrelatie, zijn ze er ook beiden van overtuigd geraakt dat het de schuld van de ander is. ‘Als jij nou maar meer zus of minder zo, dan zou ik geen ruzie met je hoeven maken’.

Verborgen boodschappen en conflicten

Beide vrouwen zijn ervan overtuigd dat ruzie maken met een andere vrouw per definitie slecht is. Onderliggend conflict is in feite de strijd om de relatiedefinitie: ‘Wie bepaalt hier wát?’. Deze strijd zie ik als een gezonde zoektocht naar de verhouding tussen de behoefte aan bevestiging (herkenning, steun, warmte, aandacht, gezamenlijkheid, vriendinschap) en profilering (verschil, spanning, uitdaging, avontuur, grenzen overschrijden) en tussen de behoefte aan leiden en geleid worden. De ‘oplossing’ van deze ‘innerlijke conflicten’ wordt gedwarsboomd door bovengenoemde overtuiging. Beide vrouwen beschuldigen elkaar ervan dat zij als lesbisch liefdespaar falen en houden daarmee het conflict onoplosbaar.

Interventies

In een casus als deze is het doel het inzichtelijk maken van het onrealistische van hun verwachtingen, zodat de vrouwen gaan inzien dat machtsstrijd in een relatie een universeel gegeven is, waarmee mensen moeten leren omgaan. Maar eerst zal ik weer de ‘getuige’ zijn en het besluit in therapie te gaan positief waarderen. Hun liefde voor elkaar is zo groot, dat zij iets waarvoor zij zich mateloos schamen, aan een derde durven vertellen. Op de vraag ‘wie weten van jullie probleem?’ wordt meestal geantwoord dat niemand het weet.

Het is in de eerste plaats van belang de cliënten gerust te stellen en begrip voor de schaamte te uiten. Daarnaast wordt ruzie maken positief gelabeld. Cliënten hebben duidelijk een negatief beeld van ruzie maken. Met behulp van het genogram en van voorlichting over de ‘opdrachten’ van vrouwen (‘maak geen ruzie met een vrouw, vrouwen ondersteunen elkaar emotioneel’, ‘pas je aan’, ‘cijfer jezelf weg, laat geen geldingsdrang zien’) en de socialisatie tot lesbische vrouw (‘wij maken onze handen niet vuil aan machtsstrijd, daar staan wij boven’, ‘vrouwen zijn altijd lief voor elkaar’, ‘wij zijn gelijken’, ‘de vijand ligt buiten ons, wij zijn solidair’) probeer ik te bewerkstelligen dat de cliënten ruzie gaan zien als uitdrukking van het, tegenstrijdig aanvoelende, verlangen naar verbondenheid én autonomie.

Een belangrijke methode om een positieve werkrelatie te bewerkstelligen is het aan elkaar vertellen van de werkelijke onderliggende verlangens, grenzen en behoeften. Bijna altijd wordt dan duidelijk dat de partners elkaar proberen te veranderen (kneden) vanuit het idee dat, als de ander is zoals zij haar hebben wil, eindelijk de rust er zal zijn om autonoom te kunnen zijn. Lastige gevoelens mogen er niet zijn, op het gevaar af dat ‘leuke’ lastige gevoelens ook verdwijnen (daarover straks meer). Wanneer duidelijk wordt dat deze twee zeer verschillende behoeften aan autonomie en verbondenheid er beide mogen zijn en positief zijn, kunnen zij gemakkelijker naast elkaar bestaan en elkaar afwisselen.

Bij het onderzoeken van de onderlinge verschillen is het van belang verschillen ook te analyseren vanuit de diverse achtergrond van sociaal–economische klasse, religie en cultuur.

De uiteindelijke onderliggende behoefte van beide vrouwen is het mogen zijn zoals ze zijn, mogen doen wat ze zelf goed vinden om te doen. Daarin zitten zij zichzelf en elkaar in de weg door de moeite die beiden hebben het recht op individualiteit te accepteren. Wanneer de vrouwen hun eigen weg willen gaan, die kan verschillen van die van de partner, kan dat bij beiden angst oproepen voor afwijzing en verlies. Exploratie van de ervaringen met separatie en individuatie ten aanzien van de respectievelijke moeders en vaders, en exploratie van hun socialisatie met betrekking tot de traditionele vrouwenrol, is in deze fase van de therapie het kernthema. Vanuit de ontwikkeling van meisjes in relatie met hun moeder ontwikkelen vrouwen veel vermogen tot empathie en verbondenheid. De minder prettige kant van deze medaille is echter dat vrouwen opgroeien met een verbod op het zich van elkaar onderscheiden.

Seksuele problemen

Seksualiteit is een andere universele bron van genot en frustratie. Klachten op dit vlak van hetero en lesbische paren verschillen in presentatie weinig. Het meest voorkomende probleem is verschil in behoefte aan seks. Soms is er weinig of geen seksueel contact meer.


Casus 3

Dieneke en Ans hebben negen jaar een relatie en wonen samen. Dieneke is docente psychologie en Ans is journaliste. Zij komen in therapie omdat er al jaren geen seksueel contact is, behalve soms in de vakanties. Zij zijn dat steeds meer als een gemis en probleem gaan ervaren. Dat laatste is belangrijk, want er zijn veel paren, hetero en lesbisch, voor wie het ontbreken van seksueel contact geen probleem is.

Onderliggende boodschappen en conflicten

Meestal is er sprake van een combinatie van verschillende opvattingen over liefdesrelaties en seks. Vrouwen horen geen seks met elkaar te hebben en een relatie zonder seks is geen liefdesrelatie. Dergelijke boodschappen – of ze nu wel of niet geldig zijn – maken dat vrouwen zich te kort voelen schieten.

Een andere veel voorkomende oorzaak is de angst voor onrust en confrontatie. ‘Laten we het rustig houden, we hebben het al zo druk en er is al zoveel spanning’. Seks wordt geweerd om zichzelf en/of de ander te beschermen tegen nog meer spanning en onzekerheid.

Er kunnen ook negatieve boodschappen over en ervaringen met seks een rol spelen. Een veel voorkomend innerlijk conflict is: ‘Ik neem liever geen initiatief, want dan kan ik afgewezen worden’, én ‘Ik zou weleens mijn partners grenzen kunnen overschrijden’. Er bestaat bij veel vrouwen de angst dat ze de ander te agressief benaderen.

Interventies

Omdat een van de deelproblemen te maken kan hebben met negatieve gevoelens over seksualiteit als gevolg van verbod op seksualiteit in de kindertijd, negatieve seksuele ervaringen, verbod op lesbische seks, verkeerde informatie over seks en hoe je ‘moet’ vrijen, of rolverwarring en angst voor eigen verlangens, vraag ik de vrouwen hoe zij hun seksuele contact, als het er wel is/was, ervaren. Het blijkt vaak voor lesbische paren te moeilijk te zijn om over dit onderwerp te praten wanneer de therapeut een heteroseksuele man is.

Ook rolverwarring kan een factor zijn. Ik wil hier kort op ingaan. Vaak zie ik bij lesbische paren dat de ene partner het gehéle zorgpakket op zich neemt, zowel de traditionele mannenrol (klussen, de vuilnisbak) als de traditionele vrouwenrol (wassen, strijken) en de andere partner het gehele pakket van intimiteit (seks, emotionele huishouding). Het kan belangrijk zijn naar tevredenheid in de rolverdeling te vragen. Is er een sterke rolverdeling zoals hier beschreven en zijn de partners daar ontevreden over, dan moet geëxploreerd worden of er, en zo ja welke, belemmeringen in iedere partner aanwezig zijn om ook een andere kant van zichzelf te profileren.

In de casus springen twee gegevens in het oog. Het ene is dat beiden carrière gemaakt hebben, het andere is dat er soms wél tijdens vakanties gevrijd wordt.

Wanneer ik vraag naar de betekenis van hun carrière blijkt dat beide vrouwen zeer drukke en verantwoordelijke banen hebben. Ze werken al jaren meer dan veertig uur per week. Hoewel zij iemand hebben die het grotere schoonmaakwerk in huis doet, blijven er daarnaast thuis veel klussen. Wanneer ze een enkele keer samen zijn zonder dat de een of de ander iets speciaals hoeft te doen, zijn ze blij even uit te kunnen puffen en willen dan niet over hun werk praten. Het liefst zitten ze dan met een glaasje wijn bij de open haard naar muziek te luisteren, of in de tuin te genieten van de rust van de natuur. Zij genieten van deze rust bij elkaar, maar missen de erotische en seksuele spanning. Na exploratie blijkt dat beiden wel willen vrijen, maar bang zijn voor afwijzing of het overschrijden van de grenzen van de partner.

Mijns inziens is dit bij deze cliënten precies de kern van het probleem. Om carrière te kunnen maken en lesbisch te ‘zijn’, is thuis rust nodig. Het is hun gelukt deze rust en kameraadschap te creëren, maar ten koste van seksueel contact. Zowel emotioneel als seksueel contact brengen onrust met zich mee. In een dieper contact, waarin je je durft te laten raken door de ander, neem je het risico iets te voelen wat je in de war brengt, wat lastig is omdat je er iets mee moet, bijvoorbeeld praten over je werk en wat je bezighoudt. Welke gevoelens worden eventueel opgeroepen wanneer je met elkaar over je succes of tegenslag praat? Wat doe je wanneer je partner niet met je wil vrijen als jij dat wel wilt? Hoe ga je daarmee om? Hoe kun je, voor jezelf én je partner, het risico nemen lastige gevoelens op te roepen, als je elkaar juist rust en bescherming wilt geven? Ook bij dit paar is zelfonthulling nodig om te onderzoeken wat hen emotioneel en inhoudelijk wél verbindt en bewust uit te spreken wat zij aan gevoelens en gedachten verborgen hebben gehouden voor zichzelf en de partner.

Natuurlijk moet daarbij aandacht worden besteed aan het omzetten van irreële in reëlere verwachtingen. Om te overleven hebben veel lesbische vrouwen een stoere houding aangenomen; dit wordt nog versterkt door het functioneren in een omgeving waar veel concurrentie is. In het openbare leven functioneren ze alert en actief. In het privé–leven zijn ze soms naïef door de irrationele verwachting dat in de relatie met een vrouw alles vanzelf en gemakkelijk zal gaan. Je zou kunnen zeggen dat zich hier ook de traditionele mannelijke lijn aftekent, alleen zijn lesbische vrouwen kwetsbaarder door hun ‘afwijkende’ leefstijl. Tevens is een stoere houding als overlevingsstrategie bij de meeste vrouwen een dunner laagje omdat ze ook tot ‘vrouw’ zijn opgevoed, en dus gevoelig voor eventuele pijn in de relatie. Zij zullen zichzelf uiteindelijk dwingen daar aandacht aan te besteden. Ook zullen de vrouwen moeten experimenteren met nieuwe vormgeving. Een van de opdrachten die ik geef is, elkaar een half uur per dag te vertellen wat hen bezighoudt. Ik leg daarbij uit dat zo'n opdracht op te vatten is als een experiment en als mogelijkheid om informatie te verkrijgen over effecten van zo'n ervaring, dus over zichzelf en elkaar.

Ik werk soms met toekomst–fantasieën om te exploreren in hoeverre veranderingen in de relatie werkelijk wenselijk en mogelijk zijn.


2. Butches: vrouwen in de vuurlinie van homofobie
Inleiding

In lesbische kringen wordt een vrouw die masculien imponeert ‘butch’ genoemd, een vrouw die feminien imponeert ‘femme’. De term ‘imponeren’ impliceert meer dan gedrag en uiterlijk. Het gaat om de totaalindruk die iemand maakt, het soort energie dat men uitstraalt. Lesbische vrouwen die zichzelf in deze terminologie kunnen vinden ervaren het butch of femme zijn als een identiteit en niet als een rol.

In de lesbische cultuur is het verschijnsel ‘butch en femme’ heel betekenisvol geweest. Nestle (1982) zegt – sprekend over haar ervaringen in Amerika in de jaren vijftig – hierover: ‘Het butch–femme paar maakte de lesbische cultuur zichtbaar. Er werd uitgesproken wat anderen bedekt wilden laten: het duidelijk seksuele aspect tussen twee vrouwen. Wij waren het symbool van erotische autonomie van vrouwen. Het was een daad van politiek belang om in die tijd seksueel genot bij vrouwen te durven opwekken.’

De laatste twintig jaar is er in het gangbare vrouwbeeld wel het een en ander veranderd. Het is minder statisch; geslacht en rolgedrag zijn minder rechtlijnig met elkaar verbonden. Dit zal zeker gevolgen hebben voor de manier waarop jonge (lesbische) vrouwen zich kunnen en durven manifesteren in de wereld. De context waarin vrouwen zijn opgegroeid voor het emancipatiestreven enig effect sorteerde op opvoedingssituaties is er echter een waarin geslacht, gender–identiteit en rolgedrag onlosmakelijk met elkaar verbonden waren.

De Amerikaanse psychotherapeute Loulan (1984, 1990) beschouwt butch en femme als lesbische archetypen. Ze stelt dat homofobie een sfeer heeft gecreëerd waarin lesbische vrouwen hun eigen taal eeuwenlang hebben weggemoffeld en hun eigen (seksuele) identiteit hebben onderdrukt. Ze koppelt deze archetypen, en vooral butch/femme, aan de sterke en autonome seksualiteit en erotiek van lesbische vrouwen. Loulan keert zich tegen het wijdverbreide vooroordeel dat ‘butch en femme’ iets te maken zou hebben met hetgeen we in deze cultuur onder mannelijk en vrouwelijk verstaan. Ze stelt dat deze archetypen uniek onderdeel zijn van de lesbische cultuur.

Butches voldoen in het algemeen het meest aan de stereotiepe vooroordelen over lesbiennes. Daarmee lopen ze het meeste risico. Dit maakt ook lesbische vrouwen zelf wel eens angstig: in gezelschap van een butch loopt ieder met haar mee in de ‘vuurlinie’. Een butch is herkenbaar als lesbienne en voldoet niet aan de gangbare opvattingen over vrouwelijkheid, wat haar tot doelwit maakt van homofobische reacties. Dit heeft eveneens invloed op de houding ten aanzien van hen in lesbische kringen.

Butches worden veelvuldig gekwetst in het dagelijks leven door de reactie van mensen op hen en het is erg belangrijk dat therapeuten zich hiervan bewust zijn als ze met hen als cliënten te maken krijgen. ‘Femme’ lesbiennes voelen zich in het publiek vaak meer beschut, omdat zij niet als lesbisch worden gezien. Keerzijde hiervan is dat zij vaak ook niet als lesbische vrouw serieus worden genomen. In de hulpverlening ontmoeten deze vrouwen nogal eens de houding dat zij ‘pseudo–homoseksueel’ zijn en hun heteroseksualiteit zullen ontdekken als ze hun problematiek hebben uitgewerkt.

Aantasting van vrouwelijke waardigheid

Een predikaat dat zeer ingrijpende gevolgen heeft is dat een lesbienne en vooral een masculien imponerende lesbienne geen ‘echte vrouw’ is. Wat ben je dan wel? Geen jongen. Helaas, want een jongen kan alles doen wat je zelf ook zou willen. Het beeld van een meisje klopt helemaal niet met het zelfbeeld. Velen van hen baden in hun kindertijd hartstochtelijk tot de Lieve Heer of hij een jongetje van hen wilde maken, want dat was de enige andere mogelijkheid, meer soorten waren er eenvoudigweg niet.

Deze kinderen belandden innerlijk in een verwarrend schemergebied. Zij konden geen aanknopingspunten vinden om zich te identificeren. Vanuit een grote diversiteit in gezinsomstandigheden, gevoelens ten opzichte van de vader en de moeder en de opvattingen over deze rollen in het gezin zochten zij naar een mogelijkheid tot identificatie – en vonden deze niet zelden bij hun vader.

‘Jongensachtige’ meisjes beleefden zichzelf in toenemende mate als ‘afwijkend’ van andere meisjes. In de puberteit werden zij messcherp geconfronteerd met dit anders–zijn. Ze kwamen voor de keus te staan: of aanpassen en hun best doen om op een ‘echte vrouw’ te gaan lijken, of zich terugtrekken en zich pantseren in hun anders–zijn. In het eerste geval kwamen vrouwen er vaak pas jaren later (en vaak na een huwelijk) achter hoeveel zij van hun eigenheid hadden opgegeven. In het tweede geval kwamen vrouwen in een innerlijk en een sociaal isolement terecht. Soms namen ze een schutkleur aan en zorgden dat ze op geen enkele manier opvielen, soms bewapenden ze zich met een overmaat aan stoer gedrag, soms raakten ze zo in de war dat ze al op jonge leeftijd aan een psychiater werden voorgesteld.


Casus 4

Elsa is 35 jaar en imponeert als butch. Ze heeft bij aanmelding de volgende klachten: aanhoudende vermoeidheid; hartkloppingen waarvoor de arts geen lichamelijke oorzaak heeft kunnen vaststellen; verlies van plezier in haar werk en al haar andere bezigheden; onverklaarbare angstaanvallen als ze onder mensen is.

Elsa is de oudste dochter uit een middenstandsgezin. Ze werkt als juriste in een instelling die zich bezighoudt met arbeidszaken. Sinds enkele jaren woont ze samen met een vriendin.

Ze was een jongensachtig kind. De eerste jaren lieten haar ouders haar begaan, maar vanaf het moment dat ze naar de lagere school ging begon haar moeder druk op haar uit te oefenen om zich als een meisje te gedragen. Haar vader steunde Elsa op bedekte wijze in haar jongensachtige gedrag. Al met al bleef ze zich aardig zeker voelen tot het moment dat ze niet meer geaccepteerd werd in de jongensgroep, omstreeks haar twaalfde.

Vanaf de middelbare school werd ze definitief bij de meisjes ingedeeld en de ellende begon. Ze viel bij hen uit de toon door haar stoere gedrag, haar wijze van kleden en het feit dat ze nooit een vriendje had. Ze ontwikkelde gedrag om zich te kunnen handhaven: ze werd een luisterend oor voor de meisjes, vooral als zij op een van hen verliefd was. Ze hing de po–pulaire bink uit en ontwikkelde een humoristisch repertoire. Ze had altijd geld op zak, want de kassa in de winkel was goed gevuld en de ouders waren allang blij als ze geen beroep deed op aandacht en tijd, want die hadden ze niet. Intussen voelde ze zich zeer eenzaam.

Ze groeide op tot een vrouw die zich onopvallend kleedde, met een onzekere, wat vierkante motoriek. Ze was zeer gezien om haar behulpzaamheid, vriendelijkheid, haar harde werken en haar humor. Ze liet nooit veel zien van haar emoties en kwam ook in een baan terecht waar weinig gevraagd werd naar haar persoonlijke gevoelens en privé–zaken.

Na enkele zeer ongelukkige aanvaringen met de liefde (waarvan niemand in haar omgeving overigens iets wist) ontdekte ze de vrouwenbeweging en het COC. Dat gaf haar het lef om uit te komen voor haar lesbisch–zijn. Althans privé, op het werk liet ze dat maar wat in het midden.

Tot vorig jaar ging het prima. Toen is haar vader gestorven en daarna heeft ze zich niet meer in orde gevoeld. Ze had niet zo'n goed contact met hem, maar nu denkt ze vaak aan hem. De naam van haar vriendin mocht niet op de rouwkaart staan en dat had ze niet verwacht, ze kwam al jaren met haar vriendin thuis. Ze heeft er maar geen punt van gemaakt, iedereen was al zo verdrietig en dat kon ze haar moeder niet aandoen. Gaandeweg zijn haar klachten steeds heviger geworden en heeft ze zich ziek moeten melden.

Het therapeutisch proces

Iedere lesbische vrouw zal een oplossing moeten vinden voor het conflict tussen haar eigen gevoelens en de culturele normen. Dit conflict speelt op het niveau van verinnerlijkte onderdrukking (1) en op het niveau van verwarring rond gender–identiteit (2).

1. Lesbische verinnerlijkte onderdrukking

Stap 1: informatie verstrekken.

Vanaf het begin van de therapie geef ik informatie over de aspecten van onderdrukking die samenhangen met haar positie. Hoewel deze informatie doorgaans in eerste instantie alleen verstandelijk wordt geaccepteerd, is hiermee een toon gezet om ervaringen te ‘ontschuldigen’. Eigenlijk zeg je als therapeute: ‘Ik begrijp dat je onder deze omstandigheden zo over jezelf bent gaan denken en dat je het gedrag waar je nu hinder van hebt, ontwikkelde uit zelfbehoud’.

Stap 2: de geschiedenis inzichtelijk maken en in verband brengen met gevoelens.

Stap voor stap onderzoek ik de biografie en ontstaat er bij de cliënte inzicht in het verloop van haar leven. Hier kan samenhang aangebracht worden met verschillende andere factoren in haar leven (zoals klassepositie, vrouwensocialisatie, gezinssituatie, lesbische geschiedenis).

Zoals bij overlevingsmechanismen het geval is werd ook hier de pijn, die eraan ten grondslag lag, in eerste instantie ontkend. De cliënte wordt nu aangemoedigd de gevoelens te ervaren, ze serieus te nemen en te uiten. Hierbij kunnen alle ter beschikking staande methodieken gebruikt worden. Ter ondersteuning kan de cliënte gevraagd worden, een dagboek bij te houden.

Elsa durfde gevoelens van verdriet vrij snel onder ogen te zien, maar het heeft lang geduurd voor ze de diepgaande angstgevoelens durfde te erkennen die aan veel van haar gedrag ten grondslag lagen. Dit is het geval bij vrouwen die in ernstige mate gekwetst zijn in hun gevoel van bestaansrecht. Het uiten van boosheid wordt meestal geblokkeerd doordat de angstgevoelens de overhand hebben. Elsa kon bijvoorbeeld pas boos worden over het feit dat haar vriendin niet op de rouwkaart werd vermeld toen haar angstgevoelens erkend werden en een plaats hadden gekregen.

Stap 3: het gevoel van eigenwaarde versterken.

De therapeute vraagt de cliënte in haar dagboek iedere dag te vermelden wat ze aan zichzelf positief heeft gewaardeerd. Elsa vond dit in het begin moeilijk, maar gaandeweg ging ze ervaren hoe dit haar gevoelens en gedachten over zichzelf beïnvloedde. Precair onderdeel van het werken aan positieve zelfwaardering bij lesbische vrouwen is het op tafel krijgen van alle verinnerlijkte, onderdrukkende boodschappen over vrouwen en lesbiennes. De therapeute moet heel goed op de hoogte zijn van alle gemeenplaatsen op dit gebied en vooral ook van de impliciete boodschappen, de verborgen afwijzingen.

Stap 4: gevoel en verstand differentiëren.

Met behulp van transactionele analyse leg ik uit dat de gevoelens van angst en onveiligheid zijn ontstaan in de kinderjaren en in het hier–en–nu beleefd worden vanuit het Kind in haarzelf. Als volwassene heeft de cliënte echter informatie, inzicht en overzicht. De Volwassene als ego–staat bezit onderscheidingsvermogen en kan beoordelen of een situatie reëel onveilig is en welk risico aanvaard kan worden.

Ook boodschappen vanuit de Ouder moeten getraceerd worden. Door de ouders van Elsa werd uitgezonden: ‘Laat anderen niet merken hoe het met je is’ en ‘Er mag niets op je aan te merken zijn’. Deze boodschappen zijn in dit geval klassebepaald. Voor een middenstandsgezin is het belangrijk te vermijden dat de klanten, van wie hun bestaan afhankelijk is, kritiek op hen kunnen hebben.

De therapeute kan hier de rol van ‘advocate van het Kind’ vervullen. Om de vele gevoelens en angsten de baas te worden heeft Elsa haar rationele vermogens sterk ontwikkeld. Dit is versterkt door haar positie als oudste in een gezin, waar de ouders veel weg waren en de kinderen het zelf moesten uitzoeken. Zij kreeg zodoende te veel verantwoordelijkheid (en een sterk ontwikkelde ego–staat als volwassene). Later heeft zij deze positie voortgezet door een heel verantwoordelijke baan te nemen waarin ze (opnieuw) om die kwaliteiten werd gewaardeerd.

Het Kind en de daarbij behorende gevoelens werden verdrongen. Toen haar vader overleed is er een breuk in het bastion gekomen en was het niet langer meer mogelijk, de gevoelens eronder te houden. Ze kwamen tot uiting door middel van psychosomatische klachten en angsten, die ze niet begreep en nergens mee in verband kon brengen. Deze klachten verdwenen naarmate ze haar gevoelens serieus begon te nemen en een plaats gaf in haar zelfbeeld.

Aan de hand van actuele situaties oefende zij in nieuw gedrag, tijdens de sessies vierden wij haar successen en door de therapie wende zij eraan, op veilige plaatsen haar gevoelens te uiten.

2. Genderverwarring

Elsa paste wat karakter, voorkeuren en talenten betreft niet in het beeld van een meisje. Van haar ouders kreeg ze een gecompliceerd voorbeeld: moeder vertegenwoordigde ‘vrouwelijke’ waarden in uiterlijk en gedrag zoals volgzaamheid, zorgzaamheid, een aantrekkelijk uiterlijk, terwijl ze als meewerkend partner in een winkel iets heel anders liet zien: daar was ze doortastend, regelend, op de voorgrond tredend. Vader werd door moeder aangesproken als hoofd van het gezin, terwijl hij in feite erg op zijn vrouw leunde in de zaken. Naar buiten toe nam hij de leiding. Het overlijden van vader bracht bij Elsa gevoelens van verwarring en onzekerheid teweeg uit haar kindertijd en puberteit en ze raakte opnieuw gedesoriënteerd over haar eigen identiteit.

Stap 1: therapeutische interventies bij genderverwarring.

Ik zet een methode in om verschillende subpersoonlijkheden uitgebreider te kunnen onderzoeken. Elsa ontdekte dat ze zichzelf vroeger weliswaar graag als een jongetje zag maar ook wel wist dat ze een meisje was. We noemden dit ‘het Meisje’ en ‘het Jongetje’ in haarzelf. Gaandeweg verschenen er in haar fantasie meerdere subpersonen en er ontstond inzicht in eventuele stoorzenders en in mogelijke ondersteuners in het proces van integratie.

Door middel van visualisatie kon de cliënte gevoelsmatig contact maken met de subpersonen en vertelde ze aan de hand van tekeningen wat ze over die subpersonen wist.

Stap 2: het mannelijk en het vrouwelijk principe uitwerken.

‘Het Meisje’ en ‘het Jongetje’ vormen de hoofdlijn. ‘Het Jongetje’ is meestal omgeven met ambivalente gevoelens, bijvoorbeeld: heimelijk verlangen naar deze status, de onmogelijkheid dit te zijn, het verbod om zich zo te gedragen, verwarring betreffende gedragscodes. Maar ‘het Jongetje’ is in de gefantaseerde kinderidentiteit wel het sterkst gewenst en vanuit zichzelf positief gewaardeerd, dus als subpersoon heel hard nodig om in het innerlijke proces moeilijke stappen te kunnen zetten. Het is een valkuil om eerst en vooral aandacht te besteden aan de ontwikkeling van de vrouwelijke kant.

‘Het Meisje’ zag er bij Elsa uit als een klein, zwak, tenger kind dat passief in een hoekje zat. We hebben ruim tijd genomen om de gevoelens ten aanzien van dit meisje te onderzoeken, waarbij veel te herleiden was tot verinnerlijkte vrouwenonderdrukking. Ook de kwaliteit ‘passief’ hebben we onderzocht en uiteindelijk begon Elsa de positieve kwaliteit van dit begrip te ontdekken.

Stap 3: integratie van de verschillende kanten van de persoonlijkheid.

Door middel van visualisatie en (voorzichtig en maar ten dele) geleide fantasie kunnen de subpersonen met elkaar in contact worden gebracht worden. In de beeldvorming over mannelijkheid en vrouwelijkheid worden kernkwaliteiten van vervormingen onderscheiden.

Gedurende verschillende sessies volgden wij de ontwikkeling van ‘het Jongetje’ en ‘het Meisje’ en onderzochten we hun onderlinge gevoelens. Gaandeweg ontwikkelde zich op deze manier een innerlijke dialoog, waarbij de functie en betekenis van alle subpersonen duidelijk werden en een plaats kregen.

De verschillende kwaliteiten werden gaandeweg door Elsa als gelijkwaardig beleefd.

Stap 4: de butch–identiteit positief waarderen.

In het therapeutisch proces kunnen de krenkingen die de cliënte heeft ondergaan als butch–vrouw benoemd en verwerkt worden. Het is daarbij absoluut noodzakelijk dat de therapeute in het contact een waarderende en liefdevolle houding laat zien met betrekking tot het type vrouw dat ze is. Veel effect heeft het samen grapjes maken over ‘de manier waarop een butch iets aanpakt’, daarmee wordt – al lachend – een heleboel schaamte ontladen en wordt tegelijk ook de functie van zelfspot duidelijk als bescherming tegen krenkingen.

Als therapeute is het heel bijzonder om de specifieke spanning tussen mannelijkheid en vrouwelijkheid in een butch–vrouw te ontdekken en in de loop van het proces te zien hoe de cliënte bezit neemt van deze zeer eigen charme en kracht.

Stap 5: een basisgevoel en verbondenheid met het leven hervinden.

Toen eenmaal het contact met haar angstgevoelens was gelegd verdwenen de psychosomatische klachten, maar was het omgaan hiermee tevens een van de zwaarste aspecten in de therapie voor Elsa. In de loop van haar leven was ze met veel stoerheid en flinkheid deze gevoelens de baas gebleven. Gaandeweg besprak ze haar angstgevoelens met de mensen die dicht bij haar stonden en leerde ze irreële angst te onderscheiden van de angst als signaal voor reële bedreiging.

Tijdens de sessies bracht ik haar, via de gebeurtenissen die angst opriepen, consequent terug naar de basis waaruit ze voortkwamen en werkten we samen aan een herstellend besef dat haar recht van bestaan onvervreemdbaar is.

Het is in dit geval belangrijk met de cliënte zowel interne als externe bronnen op te sporen die voor haar het gevoel van verbondenheid met het leven herstellen en versterken.


Tot slot: aandachtspunten bij relatie– en individuele therapie

Het werken als heteroseksuele therapeut met een lesbische vrouw of paar, is te vergelijken met transcultureel werken.

Er zullen ongetwijfeld waarden, normen, overtuigingen en gevoelige punten zijn, die verschillend zijn voor therapeut(e) en cliënte. Om als therapeut(e) rapport te krijgen en te behouden met je cliënte, zal je achter het wereldbeeld van je cliënte moeten zien te komen en alert moeten zijn op verschillen met je eigen wereldbeeld. Tevens is het nodig je te verdiepen in de effecten van stigmatisering en discriminatie én van socialisatie tot hetero vrouw. Gelukkig is werken met gender–issues ook in de reguliere hulpverlening een terrein waaraan meer aandacht wordt besteed.

Voor ons als lesbische vrouwen is het in het algemeen gemakkelijker het vertrouwen van lesbiennes te winnen in het normaliseren van de machtsstrijd dan voor een hetero therapeut. Wanneer we bijvoorbeeld in functionele zelfonthulling zeggen onszelf te herkennen in het beeld van de romantische machtsstrijdloze lesbische liefde en onze teleurstelling daarin en strijd ermee, is dat geruststellender dan wanneer een hetero therapeut zoiets doet. Het wantrouwen waarmee veel lesbische cliënten naar hetero therapeuten kijken moet niet onderschat worden, en erkenning daarvan doet meestal meer goed dan pogingen de cliënte van het tegendeel te overtuigen.

Aan te bevelen is om in principe zowel individuele als lesbische relatieproblemen te laten behandelen door een lesbische therapeute. Een uitzondering op deze regel zou kunnen zijn wanneer de cliënten erbij gebaat zijn toestemming, steun enzovoort te krijgen van een hetero therapeut(e). Deze behoort in staat te zijn die te geven en zich verdiept te hebben in lesbische identiteit en leefstijlen en het effect van stigmatisering en socialisatie.

Een valkuil voor een lesbische therapeute die werkt met lesbische cliënten, kan een te grote identificatie zijn. De therapeute kan bijvoorbeeld te veel gaan zorgen en redden, in een machtsstrijd terechtkomen, te veel afstand nemen en te zakelijk worden, of zich machteloos en incapabel gaan voelen. Net als in de verschillende patronen in lesbische relaties die mogelijk zijn geldt ook hier dat het empathisch vermogen van vrouwen zowel een krachtbron als een obstakel kan zijn.

De kunst voor de therapeute is om haar eigen (tegenoverdrachts)reacties als informatiebron te gebruiken, als middel om te helpen uitzoeken welke patronen er spelen. Om dat te kunnen moet je eigen reacties herkennen en kunnen duiden, én ze kunnen vertalen in een interventie.


Literatuur

Boston Lesbian Psychologies Collective (1988). Lesbian psychologies . Boston: Alyson Publications.
 
Cluniss and Green (1988). Lesbian couples. Washington: Seal Press.
 
Colgrave S. (1981). Androgyny. Rotterdam: Lemniscaat.
 
Costera Meijer, Irene, Duyvendak, Jan Willem, en Kerkhof, Marty P.N. van (1991). Over normaal gesproken. Amsterdam: Schorer/Van Gennep.
 
Hansen, Dixi, en Meulenbelt, Anja (1992). Werken met liefde . Amsterdam: Schorer/Van Gennep.
 
Langenkamp, Coby, & Swart, Anne (1991). Voor een liefde lang. Amsterdam: Schorer/Van Gennep.
 
Loulan, J.G. (1984). Lesbian sex. San Francisco: Spinsters book company.
 
Loulan, J.G. (1987). Lesbian passion. San Francisco: Spinsters book company.
 
Loulan, J.G. (1990). The lesbian erotic dance; butch, femme, androgyny and other rhythms. San Francisco: Spinsters book company.
 
Miller, A. (1990). De muur van zwijgen. Houten: Het Wereldvenster.
 
Nestle, J. (1982). Butch–femme relaties, Diva, 1.
 
Schreurs, Karlein (1990). Vrouwen in lesbische relaties. Utrecht: Homostudies. Universiteit Utrecht.
 
Swart, Anne (1990). Butch/femme, geschiedenis of actualiteit? Tijdschrift voor feministische hulpverlening ViaVia, 6.
 
Naar boven