Intersubjectiviteit. Wederzijdse begrenzing van de psychoanalyse en de fenomenologie van Levinas

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 1993
10.1007/BF03061815

Gelezen

Intersubjectiviteit. Wederzijdse begrenzing van de psychoanalyse en de fenomenologie van Levinas

A. MooijContact Information

(1) 

Samenvatting  
Dit boek werd als proefschrift verdedigd aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, en is uiting van de voortgaande interesse van de auteur voor Levinas en zijn betekenis voor de psychoanalyse. Eerder verscheen van zijn hand een kortere publikatie ‘Doorlichting van de psychotherapeutische relatie vanuit de ethische stellingname van Emmanuel Levinas’. Levinas (geboren 1905) is een filosoof die elementen uit de fenomenologie (Husserl) en dialogische filosofie (Buber, Rosenzweig) in zijn denken heeft verwerkt.
A.W.M. Mooij, psychiater–psychoanalyticus, is hoogleraar forensische psychiatrie aan de Universiteit van Groningen.

Dit boek werd als proefschrift verdedigd aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, en is uiting van de voortgaande interesse van de auteur voor Levinas en zijn betekenis voor de psychoanalyse. Eerder verscheen van zijn hand een kortere publikatie ‘Doorlichting van de psychotherapeutische relatie vanuit de ethische stellingname van Emmanuel Levinas’. Levinas (geboren 1905) is een filosoof die elementen uit de fenomenologie (Husserl) en dialogische filosofie (Buber, Rosenzweig) in zijn denken heeft verwerkt. Dit vindt zijn weerslag in een fundamenteel onderscheid in zijn wijsbegeerte tussen wat hij noemt een ontologische en metafysische relatie. De ontologische relatie benoemt de instelling, waarbij de mens (het ego) de wereld en zijn elementen geniet en goed voor zichzelf zorgt. De metafysische relatie benoemt de wijze waarop de mens door de ander, met name het gelaat van de ander, wordt opgeroepen zijn verantwoordelijkheid voor de ander en de wereld op zich te nemen.

De centrale these van het boek van Rouppe van der Voort is, dat de veronderstellingen van de psychoanalyse geboden worden door de wijsbegeerte van Levinas. Als scharnier–begrip fungeert de notie van ‘intersubjectiviteit’, dat in beide disciplines – bij Levinas is dat de wijsgerige antropologie, bij Freud de eigensoortige ervaringswetenschap van de psychoanalyse – volgens de auteur een sleutelrol vervult. Bij de psychoanalyse gaat het daarbij niet om een theorie die de psychoanalyse van zichzelf reeds biedt (de metapsychologie), maar over de psychotherapeutische praktijk en de ervaringen die daar opgeld doen. Deze verhouding wordt uitgediept, doordat de auteur wil laten zien hoe begrippen waarmee de psychoanalytische ervaring gearticuleerd wordt, opgevat kunnen worden als even zovele noties, die fundamentele kenmerken van de mens als intersubjectief wezen aangeven. Op deze wijze worden vijf thema's onderzocht. Dit onderzoek vormt het hoofdbestanddeel van dit boek. De vijf thema's zijn: identificatie, abstinentie, empathie, overdracht en vrije associatie.

Bij dit proces van identificatie gaat het volgens de auteur om een opgeven van de on–tologische, egocentrische positie, waarbij het subject omgevormd wordt door de plaatsing van het idee van de ander in hem. Hij noemt dit een ideële identificatie (in tegenstelling tot een narcistische identificatie). De abstinentie van de zijde van de psychoanalyticus belichaamt het afzien van de ontologische positie door het openstaan voor (de ellende van) de ander. Ook in de empathie van de zijde van de psychoanalyticus, maakt de egocentrische gerichtheid plaats voor de gerichtheid op de ander. In de overdracht is de ontologische positie dominant. De ander – de therapeut – wordt hierdoor egocentrisch vervormd, maar in de correctie van de overdracht ontstaat de ruimte voor de waardering van de ander als totaal ander. In de vrije associatie ten slotte, is sprake van een communicatieproces waarin beide partners hun beperkende veronderstellingen prijs geven en daarmee het eigen egocentrisme overschrijden.

De verhouding tussen de psychoanalyse en Levinas is volgens de auteur dan deze, dat de psychoanalyse een concretisatie biedt van de abstracte wezensbepalingen die Levinas geeft. Levinas geeft primair een ab–stract schema met het fundamentele onderscheid tussen een ontologische en metafysische relatie. De psychoanalyse biedt een concrete invulling van dit abstracte schema. Zo gesteld, biedt de filosofie van Levinas aan de psychoanalyse een wijsgerig–antropologische grondslag. Het doel van het proefschrift is deze stelling aannemelijk te maken. De ideële identificatie, de empathie, abstinentie zijn even zovele belichamingen van de metafysische dimensie. Daarnaast leidt een psychoanalytische behandeling tot een beperking van de narcistische relatievorm en opent zij, of vergroot zij de mogelijkheid tot een metafysische relatie.

Twee vragen kunnen bij de schets, die de auteur geeft van de verhouding psychoanalyse en Levinas, gesteld worden. De ontologische relatie krijgt, in de typering van Rouppe van der Voort, door de connectie met narcisme dan wel egocentrisme, een sterk negatieve lading die zij bij Levinas niet heeft. De ontologie heeft weliswaar geen oog voor de noden van ander, maar de ontologische relatie van genieten, goed voor jezelf zorgen, heeft bij Levinas zeker geen negatieve, maar juist een positieve kleur. De precieze verhouding tussen het ontologische (goed voor jezelf zorgen) en het metafysische (verantwoordelijkheid dragen voor de ander) is een punt van uitvoerige discussie in de Levinas–interpretatie. Maar het ontologische is zeker een onmisbare dimensie in het bestaan, en is ook noodzakelijk wil men open kunnen staan voor de verantwoordelijkheid voor de ander. Een tweede punt betreft de vraag of de houding van de analyticus (getypeerd door abstinentie en empathie) echt gezien kan worden als een uitdrukking van de metafysische relatie. De abstinentie wordt beschreven als het openstaan voor de ellende van de ander, maar in de psycho–analytische praktijk gaat het wel om een openstaan à raison van ƒ 114,– per zitting. De psychoanalyse is een contractuele onderneming en dat maakt dat het aspect van belangeloze verantwoordelijkheid in ethische zin voor de ander, in de zin van Levinas, eraan juist ontbreekt. Het ethische domein in de zin van Levinas overstijgt nu juist het veld van contractuele, wederkerige verplichtingen.

Deze kritische vragen ten aanzien van de typering van de verhouding tussen Levinas en de psychoanalyse, nemen niet weg dat het goed is dat deze studie is verschenen. Levinas is een belangrijk intrigerend en weerbarstig denker, die in Nederland vooral in theologische kring wordt gerecipieerd. Het is goed dat de discussie tussen Levinas en de menswetenschappen op gang komt, juist omdat Levinas ook een inspirerende antropologie biedt, waarbij het ethisch voorteken kenmerkend is, aangezien de antropologie opgebouwd wordt met de verantwoordelijkheid als centraal referentiepunt. Dit ethisch voorteken is niet beperkend voor de discussie, omdat het de gangbare omschrijvingen van ethiek (ook op het gebied van de psychotherapie) verbreedt en verdiept. Het maakt echter wel, dat de samenvoeging tussen psychoanalyse en Levinas niet zo naadloos kan verlopen als in deze publikatie wordt geschetst, gezien de bovenstaande twee punten van kritiek. Het belang van dit boek is erin gelegen, dat deze problematiek is gesteld en uitgewerkt.


Literatuur

F.J.M. Rouppe van der Voort Intersubjectiviteit. Wederzijdse begrenzing van de psychoanalyse en de fenomenologie van Levinas. Delft, Eburon, 1991.
 
Naar boven