Sinds 1977 vindt in september jaarlijks een conferentie plaats, georganiseerd door ‘the Anglo–Dutch Association of Therapeutic Communities’. Aan de wieg van de Windsor–conferentie stonden Stuart Whiteley en Lout van Eck. Later hebben Melvin Rose en Peter van der Linden het roer overgenomen. Het congres wordt telkens georganiseerd rond een thema dat verband houdt met de organisatie van het behandelingsmilieu in (psycho)therapeut–ische gemeenschappen.
De doelgroep van deze conferentie bestaat uit ‘werkers’ (ook ‘denkers’ worden toegelaten) in de (psycho)therapeutische gemeenschappen. Behalve de Britten en Nederlanders zijn er tegenwoordig ook Grieken bij. Vooral psychiaters en psychologen c.q. klinisch psychotherapeuten en sociotherapeuten nemen deel aan de conferentie.
Op 14 september werden veertien Nederlanders, een Vlaming, vijf Ieren en vijf Grieken op Heathrow opgehaald en per bus overgebracht naar de vaste locatie van deze conferentie, Cumberland Lodge. Deze locatie en vooral ook de sfeer die ervan uitgaat is misschien wel het meest essentiële en bijzondere van deze jaarlijks terugkerende gebeurtenis. The Cumberland Lodge, een prachtig gelegen landgoed met vijvers en dreven, aangelegd rond 1650, was vanaf 1670 in handen van de koninklijke familie. In 1947 werd the Cumberland Lodge afgestaan en omgevormd tot een stichting met educatie– en opleidingsdoeleinden. Voor de verschafte accommodatie dient uiteraard (fors) betaald te worden omdat het óók om een commerciële onderneming gaat.
Bij aankomst krijgen de deelnemers, 42 in getal, een antiek ingerichte kamer toegewezen. Naast het Engelse ontbijt worden dagelijks twee uitermate goed verzorgde warme maaltijden aangeboden en opgediend door leerlingen van een hotelschool. Het kan moeilijk anders maar in deze context gaan de meeste deelnemers zich al gauw ‘koningskinderen’ wanen. Slechts ‘vervelende’ ochtendkranten, met in dit geval berichten over ‘Black Wednesday’ en de vrije val van het pond, kunnen voor enige desillusie zorgen.
De sfeer op deze conferentie is erg ontspannen en permissief. Behalve de Nederlanders schijnt niemand zich te bekommeren om het opgegeven thema. Ook de presentatie van de lezingen gebeurt volgens een merkwaardig ritueel: iedere spreker bezorgt zijn tekst vooraf aan alle deelnemers. Terwijl de spreker zijn verhaal naar voren brengt, lezen alle deelnemers de tekst: ‘community reading’ dus. Voor de spreker werkt het vervreemdend. Op momenten dat je contact zoekt met je toehoorders, kijk je op de kruinen van alle aandachtig meelezende deelnemers.
Na de opening van de conferentie door Melvin Rose, voorzitter van the Anglo–Dutch Association of Therapeutic Communities en directeur van de Peper Harow, kwam Norton Kingsley, psychiater en klinisch psychotherapeut werkzaam aan het Henderson Hospital (ooit de bakermat van de therapeutische gemeenschap) met een eerste lezing onder de titel ‘Caring Services in the Marketplace: Immediate Effect on Caring Relationships’.
Norton verwoordde de gevoelens van kwaadheid, ontreddering en teleurstelling over de huidige ontwikkelingen in de wereld van de therapeutische gemeenschappen in Engeland. In april 1991 heeft het Engels parlement een nieuwe wet aangenomen waardoor de eerder bestaande National Health Service (NHS) werd opgeheven. In Nortons woorden (vertaald): ‘Niettemin overleed, althans zo beleefden velen van ons het, de oude en zieke NHS. Omdat het overlijden werd ontkend, was er geen begrafenis. Rouwen over het verlies werd dus problematisch.’ De politieke besluitvorming leidde tot ernstige ontregeling van de hulpverleners en hun instrumenten. Bovendien dreigt ook de relatie tussen hulpverleners en –vragers verstoord en geperverteerd te worden, aldus Norton. Alhoewel hij het zelf principieel wel eens kan zijn met de evolutie naar een meer gelijkwaardige relatie tussen hulpverlener en –vrager, protesteert hij tegen het te plotse karakter van de omschakeling. Onder het oude NHS werd de kostprijs niet gevoeld noch door de hulpverlener, noch door de patiënt. Sterker nog: ‘professionele hulpverleners, zeker die in de publieke sector, konden een beeld van zichzelf handhaven van royale verstrekkers van zorg, die in staat waren te geven zonder op de kosten te hoeven letten.’
Norton wekt de indruk een integere professional te zijn, die woedend is over de ontregeling van zijn werk door de besluiten van de overheid.
Ik gun hem de rouwarbeid en hoop dat zijn lezenswaardige artikel ‘A Culture of Enquiry– Its Preservation or Loss?’ in het tijdschrift Therapeutic Communities niet duidt op een pathologisch rouwproces maar eerder inspirerend zal werken bij het loslaten van voorbijgestreefde paradigma's en het vinden van meer eigentijdse antwoorden. In feite schetste Norton een evolutie die zich ook in Nederland bezig is te voltrekken.
Gezien de diversiteit van de onderwerpen (weinig sprekers hielden zich aan het opgegeven thema) en de erg wisselende kwaliteit van de overige elf lezingen, heb ik ervoor gekozen in dit verslag nader in te gaan op twee Nederlandse lezingen.
Jaap Voorhoeve, psychiater/psychoanalyticus en voorzitter van het Nederlands Psychoanalytisch Genootschap, illustreerde in zijn verhaal het belang van een goed uitgekiende behandelingssetting bij reconstructieve psychotherapie van patiënten met een psychotische persoonlijkheidsorganisatie. Het gaat hier om patiënten met beperkte egosterkte, primitieve afweer en een gebrekkige realiteitstoetsing. Bij deze doelgroep is de kans op een psychotische desintegratie, zeker binnen een reconstructief psychotherapeutische behandeling, in principe groot. Spreker vertelde echter dat zich binnen de bestudeerde setting slechts zelden gevallen van ernstige psychotische desintegratie voordoen.
De kenmerken van de setting, zoals de duidelijke externe grenshantering alsook de duidelijke interne regelgeving en realiteitsconfrontatie, vormen een matrix waarin de patiënt een evenwicht kan handhaven tussen enerzijds integratie en desintegratie, anderzijds fusiewens en –angst.
De behandeling kan worden opgevat als een interactioneel proces tussen setting en patiënt. De opname is vervolgens vaak een kritisch moment. Op dat ogenblik presenteert de patiënt zich vaak symptoomvrij en zonder lijdensdruk. Hij wil bijgevolg niet langer opgenomen worden of haakt snel af. Dit afhaken in het bijzonder kan tot een volgende psychotische decompensatie of tot een suïcidepoging leiden. Dit fenomeen valt mede te verklaren vanuit het inzicht dat op het moment van opname, de bevrediging van de behoefte aan fusie ‘dreigt’, waardoor het psychisch evenwicht wordt verstoord.
Aan de hand van enkele vignetten illustreerde Voorhoeve vervolgens het behandelingsverloop in een dergelijke setting. Spreker beklemtoonde het belang van goede afstemming en samenwerking binnen het behandelingsteam.
Mariëtte Zomer, directeur behandelzaken van de Pompekliniek, was een zogenaamde ‘outsider’ op deze conferentie. Zij komt namelijk uit de wereld van de forensisch–psychiatrische kliniek waarin de primaire doelstelling is het beschermen van de maatschappij tegen de in de kliniek opgenomen patiënten. Bovendien is bekend dat de Pompekliniek de therapeutische gemeenschapsideologie, bruikbaar voor deze setting, reeds lang heeft afgezworen.
Mevrouw Zomer schetste op een heldere manier de complexe behandelingscontext van haar kliniek. In het verleden is gebleken dat het toekennen van verantwoordelijkheden aan patiënten, die gedwongen opgenomen zijn wegens het plegen van ernstige (seksuele) delicten, meteen leidde tot fors grensoverschrijdend en destructief gedrag. Bij dergelijke ernstig gestoorde patiënten, die zich uitsluitend vastklampen aan overlevingsstrategieën en die afweermechanismen als splijting, externalisatie en ‘acting out’–gedrag hanteren is er van daadwerkelijke lijdensdruk en motivatie tot verandering weinig sprake. Deze patiënten hebben structuur, duidelijke regels en grenzen nodig. Toch wordt binnen de kliniek veel belang gehecht aan de interacties tussen staf en patiënten. Veel aandacht wordt besteed aan de kwaliteit van de functionele relaties en van de communicatie onder de stafleden en tussen de verschillende hiërarchische niveaus van de organisatie.
Het moeilijke werk met deze populatie in de context van de forensisch–psychiatrische kliniek kan slechts gebeuren in een werksfeer die ook gevoelig is voor de behoeften die in de staf leven, en die de staf de ruimte geeft om, in de interactie met patiënten en collega's, zelf in contact te blijven met eigen gevoelens en emotionele reacties.
Beide sprekers kregen met hun inhoudelijk waardevolle verhaal veel reacties, hetgeen aanleiding gaf tot een uitgebreide gedachtenwisseling. De Griekse collega’s brachten hun bijdrage op een directe en ontwapenende wijze. Makis Markezinis, psychiater, kwam met een lezing onder de titel ‘A Model T.C. for Patients with Rotating Shifts’, terwijl Amalia Stamataki, psychiater, een antwoord gaf op de vraag ‘What is the Cost Participation in a Therapeutic Community?’ Poly Papageorgiou, eveneens psychiater, fungeerde als voorzitter en als tolk. Sommige vragen uit de zaal gaven aanleiding tot onderlinge discussie in het Grieks waarna vervolgens het gesprek met de andere deelnemers werd hervat. Het optreden van de Grieken werd als verfrissend ervaren; zij kregen heel wat waarderend commentaar.
In het programma was voor de dinsdag een vrije middag gepland. Sommige deelnemers wandelden naar Windsor Castle of in de prachtige omgeving van the Cumberland Lodge, anderen maakten een uitstap naar Londen om er te winkelen of een boottochtje op de Thames te maken. 's Avonds zat David Kennard, editor van het tijdschrift Therapeutic Communities. The International Journal for Therapeutic and Supportive Organizations een gesprek voor over het tijdschrift. Kennard sprak met klem de intentie uit om het tijdschrift een ‘face lift’ te geven.
Het nieuwe produkt oogt voortreffelijk en biedt goed verzorgde en inhoudelijk waardevolle artikelen.
Kortom: tijdens deze voor mij eerste deelname ontdekte ik de Windsor–conferentie als een bijzondere ontmoetingsplek waar vriendschapsbanden nauwer worden aangehaald en waar veel informele uitwisseling plaatsvindt tussen de deelnemers. Donderdagmiddag werd de conferentie afgesloten. Op het podium hadden Melvin Rose, Rodney Adams en Stefan van den Langenberg plaatsgenomen. Melvin Rose nam als voorzitter van the Anglo–Dutch Association of Therapeutic Communities afscheid. In zijn ‘farewell comment’ was Rose duidelijk geëmotioneerd. Hij pleitte er mijns inziens terecht voor dat de Windsor–conferentie geen gesloten club van ‘ouwe jongens’ wordt (of blijft).
Vervolgens, volledig in tegenspraak met zichzelf, droeg Melvin Rose in één naadloze beweging de leiding van de Windsor–conferentie over aan Rodney Adams, een Engelse kinderpsychiater, die er prat op gaat ‘an old lag’ te zijn. Zou het kunnen dat op de Windsor–conferentie wordt herhaald wat zich de laatste jaren in diverse (P)TG's afspeelt? Moeten we ons dan ook niet hardop de vraag durven stellen of óók deze formule van de Windsor–conferentie wellicht aan vernieuwing en revitalisatie toe is?
In dat verband toch ook enkele kritische opmerkingen in de marge van deze overigens zeer geslaagde ontmoeting.
Ik had soms het gevoel dat het Nederlands contingent de regie te veel in Engelse handen legt. Naar mijn gevoel hebben we te weinig stilgestaan bij Melvin Rose’s afscheid. Tot slot viel het me tegen na de conferentie te moeten vernemen dat ik tijdens de conferentie noch telefonisch, noch per fax bereikbaar was geweest. Zouden sommige ‘koningskinderen’ mede daardoor zo hard trappen tegen hun ‘idyllisch isolement’? Kortom, er is genoeg stof tot reflectie. Het thema voor de volgende Windsor–conferentie, ‘Staying Alive’, lijkt helemaal niet zo gek gekozen.