Clinical hypnosis and therapeutic suggestion in patient care.

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 1992
10.1007/BF03061759

Gelezen

Clinical hypnosis and therapeutic suggestion in patient care.

J.A. JennerContact Information

(1) 

semenvatting  
Uitgeverij Brunner–Mazel heeft in de afgelopen jaren een respectabel aantal boeken uitgegeven over hypnotherapie. De ‘neo–Ericksoniaanse’ richting, dat wil zeggen de navolgers van wijlen Milton H. Erickson, bekend vanwege zijn indirecte, permissieve suggesties en zijn paradoxale interventies, is in hun catalogus sterk vertegenwoordigd. In deze hypnotherapie–serie neemt dit boek een bijzondere plaats in. Het richt zich speciaal op de behandeling van somatisch zieke patiënten, in het bijzonder op de patiëntenpopulatie van algemene ziekenhuizen. Het boek was in eerste instantie bedoeld voor verplegend personeel, een discipline waaruit ook het merendeel van de auteurs van deze reader is gerecruteerd. Na de eerste druk in 1985 bleek het boek, althans in Amerika, evenwel ook door andere disciplines werkzaam in alle echelons van de (geestelijke) gezondheidszorg intensief te worden gebruikt. Deze tweede druk is gelijk aan de eerste, toegevoegd is de aanbeveling het woord ‘verpleegkundige’ te vervangen door ‘gezondheidswerker’.
Dr J.A. Jenner, (kinder) psychiater/hypnotherapeut, werkt als hoofd polikliniek Psychiatrie bij het Academsich Ziekenhuis Groningen en als universitair hoofddocent bij de Vakgroep Psychiatrie aan de Rijksuniversiteit aldaar.

Uitgeverij Brunner–Mazel heeft in de afgelopen jaren een respectabel aantal boeken uitgegeven over hypnotherapie. De ‘neo–Ericksoniaanse’ richting, dat wil zeggen de navolgers van wijlen Milton H. Erickson, bekend vanwege zijn indirecte, permissieve suggesties en zijn paradoxale interventies, is in hun catalogus sterk vertegenwoordigd. In deze hypnotherapie–serie neemt dit boek een bijzondere plaats in. Het richt zich speciaal op de behandeling van somatisch zieke patiënten, in het bijzonder op de patiëntenpopulatie van algemene ziekenhuizen. Het boek was in eerste instantie bedoeld voor verplegend personeel, een discipline waaruit ook het merendeel van de auteurs van deze reader is gerecruteerd. Na de eerste druk in 1985 bleek het boek, althans in Amerika, evenwel ook door andere disciplines werkzaam in alle echelons van de (geestelijke) gezondheidszorg intensief te worden gebruikt. Deze tweede druk is gelijk aan de eerste, toegevoegd is de aanbeveling het woord ‘verpleegkundige’ te vervangen door ‘gezondheidswerker’.

Met zijn nadruk op een symptoomgerichte aanpak en op het belang dat wordt gehecht aan het uniek–individuele van elke klacht, past het boek Clinical hypnosis and therapeutic suggestions in patient care, onder redactie van Zahourek, volledig in de Ericksoniaanse traditie. Conform die traditie worden diagnostische categorieën en theorieën, bijvoorbeeld gerangschikt in classificatiesystemen als ICD en DSM, ontoereikend geacht als leidraad voor het vinden van de meest geschikte behandeling. Geheel in de lijn van die traditie is ook het uitgangspunt van de eindredacteur, namelijk dat indirecte boodschappen meestal beter en gemakkelijker worden geaccepteerd dan directe. Beide vormen van hypnotische suggesties worden overigens in dit boek besproken.

Het boek is opgebouwd uit drie delen plus een appendix met een aantal verbatims van trance–inducties en een lijst met aanbevolen literatuur.

In het eerste deel zetten de auteurs hun theoretische referentiekader uiteen. Eerst bespreken zij de plaats van de klinische hypnotherapie in de gezondheidszorg, vervolgens de geschiedenis van, de theorieën over en de controverses binnen deze hypnotherapie. Na een kort, maar overzichtelijk en duidelijk hoofdstuk over soorten suggesties eindigt dit deel met twee hoofdstukken over respectievelijk juridische, religieuze en professionele aspecten, en over stress en coping. Deel twee, met 38 pagina’s het kleinste van de drie, is geheel gewijd aan pijnbestrijding. Verschillende theoretische concepten worden kort ingeleid. Hypnotische pijnbehandeling wordt toegelicht aan de hand van twee gevalsbeschrijvingen. Met ‘hypnose en anesthesie’ wordt dit deel besloten.

Deel drie is een soort caleidoscoop. Onder de titel ‘Werken met vrouwen en kinderen’ worden de volgende onderwerpen besproken: hypnose in obstetrie en gynaecologie, zelfhypnose, hypnose met kinderen, aangevuld met diverse gevalsbeschrijvingen. Deze laatste behandelen: metafoorgebruik bij de behandeling van een gestoord kind, hypnose bij overgewicht en rookverslaving, bij alcoholisme, bij hypertensiebehandeling, en bij stervensgebeleiding. De laatste paragraaf beschrijft hypnosetechnieken in de psychotherapie.

Het eerste deel is goed en biedt een degelijke inleiding. Het geeft duidelijke definities, bepaalt de positie van hypnose ten opzichte van ontspanning, slaap en verbeelding, wijst op controverses en bespreekt kort de kenmerken van trance en hypnotiseerbaarheidstests. Heel boeiend vond ik de beschrijving van de receptieve, geleide imaginatie als hulpmiddel om snel bij onderliggende gevoelens te geraken. Het hoofdstuk over wetgeving, ethiek en religie steekt hierbij schraal af. Bovendien is het zo gericht op de Amerikaanse praktijk dat het slechts in geringe mate bruikbaar is voor de Nederlandse situatie.

Deel twee, over pijn, biedt weliswaar een redelijk overzicht van theorieën en behandelvormen, maar bevat eigenlijk niets nieuws.

Dat geldt eveneens voor de beschreven behandelingen. Een positief gemeenschappelijk kenmerk van alle gevalsbeschrijvingen in dit boek is daarentegen de grote betrokkenheid bij en het inlevingsvermogen van de therapeuten in de patiënten. Een ontroerend voorbeeld hiervan is de manier waarop het verbeeldingsvermogen van een stervend kind wordt gemobiliseerd en benut om diens lijden en dat van zijn familie draaglijk te maken. Ook in andere gevalsbesprekingen proef je de verzorgende attitude van de behandelaars, een houding die evocatief wordt verwoord. Mogelijk speelt de discipline van de auteurs, voornamelijk verpleegkundigen, hierbij een rol.

De titel van deel drie, ‘Werken met vrouwen en kinderen’ is niet alleen raadselachtig, maar ook inhoudelijk onjuist. Een reden voor de keuze voor deze doelgroepen wordt niet gegeven. Geen der hoofdstukken maakt duidelijk of vrouwelijke aspecten of dito rolgedrag en rolverwachtingspatronen belangrijk zijn voor de keuze van de meest geëigende inductietechniek, voor de indicatie met betrekking tot directe of indirecte suggesties, of voor de gekozen formulering ervan. Sommige hoofdstukken gaan zowel over mannen als over vrouwen. De casuïstiek in het hoofdstuk over herstellende alcoholisten betreft zelfs niet vrouwen, maar beschrijft de behandeling van een man.

Aan het euvel van veel readers, de sterk wisselende kwaliteit van de verschillende bijdragen, gaat ook dit boek mank. Een totaalbeoordeling wordt hierdoor bemoeilijkt. Bij een eventuele derde druk zou de eindredacteur er goed aan doen meer aandacht te geven aan uniforme kwaliteit en eenheid in stijl. Hierdoor kunnen tevens storende doublures worden voorkomen. Elke volgende historische inleiding bij een nieuw hoofdstuk gaat meer irriteren, zeker na het degelijke historische overzicht in hoofdstuk drie. Ronduit storend zijn de gedateerde literatuurverwijzingen. De meeste literatuur waarnaar wordt verwezen dateert van vóór 1980, enkele werken zijn uit de jaren tachtig; verwijzingen naar werk dat is gepubliceerd na 1983 heb ik niet aangetroffen. Eindredacteur en uitgever wekken hiermee de indruk van gemakzucht.

De bijdragen verschillen niet alleen onderling sterk in kwaliteit, ook binnen eenzelfde bijdrage zijn aanzienlijke niveauwisselingen merkbaar. Zo wordt de ontroerende begeleiding van de stervende jongen voorafgegaan door een grove versimpeling waarbij ‘ongefundeerde doodsangst’ en reëele angst voor een naderende, ontluisterende en pijnlijke dood onder eenzelfde noemer worden gebracht. De interessante behandeling van twee hypertensiepatiënten wordt voorafgegaan door een oppervlakkige, weinig relevante inleiding over hypertensie. Het verslavingsmodel dat wordt gehanteerd voor alcohol–addictie is achterhaald, de bijdrage lijkt meer ideologisch getint dan realistisch. Het onvermeld laten van de problematiek van de gebrekkige therapietrouw van verslaafden, en van de lage succes– en de hoge recidiefpercentages is verregaand naïef, zo niet een grove vertekening van de stand van zaken.

Het boek is niet innoverend op theoretisch of technisch niveau, maar het is wel boeiend en instructief geschreven. Het is er een uit een lange reeks, waaruit ik liever een werk zou kiezen dat meer up–to–date is en evenwichtiger van opbouw. De waarde van het boek lijkt mij vooral gelegen in de manier waarop wordt getoond hoe hypnosetechnieken, zoals de ‘common day trance’, toepasbaar zijn in de somatische gezondheidszorg, in het bijzonder in algemene ziekenhuizen. Vooral beoefenaars van verzorgende beroepen en ook medici zullen meer van hun gading vinden in dit boek dan psychotherapeuten.


 

R.P. Zahourek (ed.) Clinical hypnosis and therapeutic suggestion in patient care. New York, Brunner–Mazel, 1990 (2nd ed.), prijs $25.
 
Naar boven