Uit de ban van je fobie. Zelfhulpboek om fobieën te overwinnen.

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 1992
10.1007/BF03061758

Gelezen

Uit de ban van je fobie. Zelfhulpboek om fobieën te overwinnen.

J.P.C. Jaspers

(1) 

semenvatting  
De eerste auteur van dit zelfhulpboek over fobieën is psycholoog–gedragstherapeut, de tweede is journalist en ex–fobicus, zo vermeldt de flaptekst. Alle gewenste deskundigheid lijkt dan ook aanwezig. In het ‘Woord vooraf’ stellen de schrijvers dat dit boek een uitweg biedt voor fobici die op dit moment geen therapeutische hulp krijgen, hoewel ze die dringend nodig hebben. Zij hopen vurig dat dit boek de lezer een definitieve oplossing biedt, want – zo vervolgen zij – de zelfhulpprogramma's uit de gedragstherapie zijn voor iedereen toegankelijk.
J.P.C. Jaspers, klinisch psycholoog/gedragstherapeut, is werkzaam bij de afdeling Medische Psychologie van het Academisch Ziekenhuis Groningen.

De eerste auteur van dit zelfhulpboek over fobieën is psycholoog–gedragstherapeut, de tweede is journalist en ex–fobicus, zo vermeldt de flaptekst. Alle gewenste deskundigheid lijkt dan ook aanwezig. In het ‘Woord vooraf’ stellen de schrijvers dat dit boek een uitweg biedt voor fobici die op dit moment geen therapeutische hulp krijgen, hoewel ze die dringend nodig hebben. Zij hopen vurig dat dit boek de lezer een definitieve oplossing biedt, want – zo vervolgen zij – de zelfhulpprogramma's uit de gedragstherapie zijn voor iedereen toegankelijk.

Enigszins in tegenspraak met bovengenoemde pretenties beschrijft Tino Pol vervolgens zijn persoonlijke ervaringen met fobische klachten. Immers, wat blijkt? Gedragstherapie heeft bijgedragen aan een aanzienlijke verbetering, maar helemaal klachtenvrij kan hij zichzelf zeker niet noemen.

Uit de ban van je fobie valt uiteen in drie delen. Deel één, getiteld ‘De theorie’, is met elf bladzijden opmerkelijk kort in vergelijking met deel twee, ‘De praktijk’, dat 119 bladzijden bestrijkt. Deel drie, ‘Adviezen en richtlijnen’ beslaat slechts vijf pagina's. Het boek besluit met een lijst geraadpleegde literatuur (waarin geen scheiding is aangebracht tussen wetenschappelijk en populair), een verklarende woordenlijst, enkele adressen en een register.

In het theoretische hoofdstuk wordt een definitie van het begrip ‘fobie’ gegeven en worden enkele cijfermatige gegevens vermeld over het voorkomen ervan, de verdeling naar sekse en dergelijke. Ook aspecten van het klinisch beeld, mogelijke aanleidingen voor het ontstaan en mogelijke gevolgen worden geschetst.

‘De praktijk’ bestaat uit een tiental ‘programma's’. Het eerste gaat over zelfregistratie. In de programma’s twee tot en met zes komen achtereenvolgens aan bod: het formuleren van doelstellingen, het opstellen van een angsthiërarchie, ontspannings– en ademhalingsoefeningen, systematische desensitisatie en rationeel denken. De programma’s zeven tot en met tien zijn oefeningen in de gevreesde situatie (exposure in vivo), waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen straatvrees, winkelvrees, reisangst en sociale angst. De auteurs gaan ervan uit dat de lezer bij het uitvoeren van het programma een helper nodig heeft. Aan de rol en activiteiten van de helper wordt systematisch aandacht geschonken.

‘Eindelijk een echt zelfhulpboek voor fobische mensen’, zo verzekert ons de flaptekst. Had hier niet ‘opnieuw’ moeten staan of klinkt dat niet wervend genoeg? Misschien verdienen eerder verschenen zelfhulpboeken op dit gebied in de ogen van de auteurs niet het predikaat ‘echt’. Hoe is het anders te verklaren dat in de lijst van geraadpleegde literatuur wel titels van populaire boeken over aanverwante onderwerpen, zoals hyperventilatie, assertiviteit en medicijnverslaving, zijn vermeld, terwijl concurrerende titels ontbreken?

In het ‘Woord vooraf’ lijken de auteurs wel erg overtuigd van de werkzaamheid en het succes van hun ‘bibliotherapie’. Hoewel een zeker optimisme in dienst van het wekken van therapeutische hoop en verwachting te rechtvaardigen valt, zou wat meer bescheidenheid hier op zijn plaats zijn geweest. Dit betekent niet dat een zelfhulpprogramma bij fobieën niet effectief zou kunnen zijn. Emmelkamp, Bouman en Scholing (1989) wijzen erop dat onderzoek naar de effecten van behandeling van agorafobie heeft uitgewezen dat de gedragstherapeutische behandeling in de vorm van exposure in vivo ook als een zelfhulpprogramma kan worden uitgevoerd. Maar verbetering betekent niet altijd ‘totale genezing’, zoals de tweede auteur in de beschrijving van zijn eigen ervaringen laat zien.

In deel één, ‘De theorie’, ontbreekt elke systematiek. De auteurs springen van de hak op de tak. Tal van onderwerpen worden in willekeurige volgorde aangeroerd en nergens uitgediept. Wat nog het meest verbaast is het ontbreken van een leertheoretische uiteenzetting; van een gedragstherapeut mag deze toch verwacht worden. Dat het goed mogelijk is in begrijpelijke bewoordingen een theoretische achtergrond te geven, laten IJzermans en Heffels (1985) in hun zelfhulpboekje over angsten en fobieën zien. Een dergelijke uiteenzetting kan de lezer niet alleen inzicht verschaffen in het onstaan en in stand blijven van zijn klachten, maar vormt ook de rationale voor de aanpak ervan. De lezer van dit boek blijft hiervan verstoken. Hij wordt slechts bij herhaling gemaand zich nauwgezet aan alle instructies en opdrachten te houden.

Deel twee van het boek, ‘De praktijk’, bevat een aantal duidelijk geschreven hoofdstukken, met veel oefenstof bij de verschillende onderdelen en concrete praktische aanwijzingen. Er is sprake van een verantwoorde opbouw van het gehele programma. Hoogstens kan men vraagtekens plaatsen bij de uitvoerige en langdurige voorbereiding op de exposure in vivo–oefeningen. Van verschillende onderdelen uit de programma's twee tot en met zes, die door de auteurs als noodzakelijke voorbereidingen worden gepresenteerd, is immers gebleken dat deze niet onmisbaar zijn. Daar staat tegenover dat het succesvol uitvoeren van deze oefeningen de fobische lezer de nodige motivatie en het gewenste zelfvertrouwen kan geven voor de exposure in vivo.

Bij het beschrijven van de oefeningen streven de auteurs naar volledigheid. Zo worden voor zelfregistratie verschillende formulieren aangeraden, bij de ontspanningsoefeningen zowel progressieve spierontspanning als autogene training uitgelegd en bij de ademhalingsoefeningen verschillende varianten gepresenteerd. Enige beperking zou op zijn plaats zijn geweest. De beschrijving is nu soms erg kort en onduidelijk, bijvoorbeeld bij autogene training. Dit kan de lezer in verwarring brengen: wat bijvoorbeeld te doen als binnen enkele bladzijden drie verschillende instructies over het aantal tellen bij uit– en inademing worden gegeven?

Eerder is reeds het gemis aan theoretische uiteenzettingen genoemd. Dit wreekt zich ook in het praktische gedeelte.

Aan het verstrekken van informatie, het geven van voorlichting over verschillende aspecten van de klachten is te weinig aandacht besteed. Bij de opbouw van het boek is hiervoor geen duidelijke plaats ingeruimd. Waar informatie wordt gegeven, gebeurt dit bij de beschrijving van de oefeningen. Wellicht is dit de reden dat de informatie soms onvolledig is. Zo wordt bij de uitleg over hyperventilatie niet duidelijk gemaakt waarom het te veel uitademen van koolzuurgas aanleiding geeft tot de uiteenlopende lichamelijke klachten. Ook de hyperventilatie–provocatietest wordt onvoldoende toegelicht, en waarom het ademen in een plastic zakje nuttig kan zijn wordt zelfs helemaal niet duidelijk gemaakt.

Het laatste programma in het boek gaat over sociale angst. De voorafgaande hoofdstukken betreffen vooral agorafobie. Dit betekent dat relatief weinig plaats is ingeruimd voor de meer specifieke aspecten van sociale angst. Zij die op dit gebied een zelfhulpboek zoeken zijn dan ook misschien meer gebaat bij een boek dat geheel aan dit onderwerp is gewijd, bijvoorbeeld dat van Schouten en IJzermans (1985).

Samenvattend kan worden gezegd dat aan dit zelfhulpboek te veel bezwaren kleven om het zonder meer aan fobici aan te raden. Aangevuld met andere zelfhulpboekjes zijn onderdelen van het praktische deel van het boek wellicht bruikbaar voor gedragstherapeuten, die hun cliënten ter ondersteuning van de therapie iets te lezen willen bieden.


Literatuur

Cor Anneese en Tino Pol, Uit de ban van je fobie. Zelfhulpboek om fobieën te overwinnen. Ede, Zomer & Keuning, 1991, 157 pp, prijs ƒ 26,90.
 
Emmelkamp, P.M.G., Bouman, T.K., & Scholing, H.A. (1989). Angst, fobieën en dwang: diagnostiek en behandeling. Deventer: Van Loghum Slaterus.
 
Schouten, J., & IJzermans, Th. (1985). Ik kon wel door de grond zakken. Over verlegenheid en sociale angst. Meppel: Boom.
 
IJzermans, Th., & Heffels, A. (1985). Dat durf ik niet. Over angst en fobieën. Meppel: Boom.
 
Naar boven